Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6174

Datum uitspraak2008-12-08
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/842007-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis Verkeersongeval te Schaijk. Geen artikel 6 maar 5 WVW 1994. Niet is vast te stellen wat aan het ongeval vooraf ging. Geldboete 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/842007-08 Datum uitspraak: 08 december 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [adres] . Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 november 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 21 juni 2008 te Schaijk, gemeente Landerd, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, A 50 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt: hij heeft, rijdende op die A-50 met een snelheid van ongeveer 120 km/h, althans met een aanmerkelijke snelheid, een voertuig ingehaald en/of naar de linkerrijstrook gestuurd en/of is (vervolgens) in de linkerberm van die autoweg geraakt, vervolgens heeft hij zijn voertuig onvoldoende onder controle gehouden en/of is (vervolgens) rechts in de berm geraakt waardoor een ander (een inzittende genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde/open) beenbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; [artikel 6 Wegenverkeerswet 1994] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 21 juni 2008 te Schaijk, gemeente Landerd, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, A 50, heeft gehandeld als volgt: hij heeft, rijdende op die A-50 met een snelheid van ongeveer 120 km/h, althans met een aanmerkelijke snelheid, een voertuig ingehaald en/of naar de linkerrijstrook gestuurd en/of is (vervolgens) in de linkerberm van die autoweg geraakt, vervolgens heeft hij zijn voertuig onvoldoende onder controle gehouden en/of is (vervolgens) rechts in de berm geraakt door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; [artikel 5 Wegenverkeerswet 1994] De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De vaststaande feiten Op 21 juni 2008 reed verdachte in de personenauto van zijn moeder, een groene Audi met het [kenteken], over de A50 te Schaijk, gemeente Landerd.2 Zijn vriendin, [slachtoffer 1], zat op dat moment naast hem op de bijrijdersstoel.3 Terwijl verdachte tijdens het inhalen op de linkerrijstrook van de A50 reed, geraakte hij met zijn linker wielen van de weg af in de berm bij de vangrail. Verdachte heeft een abrupte stuurbeweging gemaakt en verloor vervolgens de controle over zijn voertuig. Hij schoot de weg over naar rechts – vóór twee personenauto’s langs4 5 – en geraakte aan de rechterkant wederom in de berm. Aldaar kwam de auto uiteindelijk tot stilstand. Zowel verdachte als zijn vriendin raakten gewond.6 7 De bewijsbeslissing ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat verdachte van het hem primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank acht – gelijk de officier van justitie en de verdediging – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat – gelet op de omstandigheden dat zowel verdachte als zijn vriendin zich van het ongeval niets meer kunnen herinneren en dat ook uit de overige bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid wat aan het ongeval vooraf is gegaan – niet kan worden vastgesteld dat het ongeval is veroorzaakt doordat verdachte dermate onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld, dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank. Gelet op hetgeen onder het kopje ‘vaststaande feiten’ is opgemerkt ten aanzien van de gang van zaken op 21 juni 2008 en mede gelet op de verklaring van de getuige [getuige 1] – zij geeft aan dat zij ineens een vlek aan de linkerkant bij de vangrail zag en dat zij en haar vriendin meteen remden, waarna bleek dat de vlek een personenauto betrof die ineens dwars de weg over vloog8 – kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zodanig heeft gereden, dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd. De bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte vaststaande feiten en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: op 21 juni 2008 te Schaijk, gemeente Landerd, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, A 50, heeft gehandeld als volgt: hij heeft, rijdende op die A-50 een voertuig ingehaald en naar de linkerrijstrook gestuurd en is vervolgens in de linkerberm van die autoweg geraakt, vervolgens heeft hij zijn voertuig onvoldoende onder controle gehouden en is vervolgens rechts in de berm geraakt door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit zal vrijspreken en de verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft zich ten aanzien van de strafmaat – mede gelet op de eis van de officier van justitie – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is, terwijl hij temidden van ander verkeer op de snelweg reed, de controle over zijn voertuig verloren en heeft daarbij gevaar en hinder veroorzaakt voor het overige verkeer op de weg. De rechtbank acht dit gelet op de gevaarzetting een ernstig feit en de rechtbank zal dit bij de strafoplegging meewegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. Derhalve zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Ten voordele van verdachte zal de rechtbank echter bij de strafoplegging wel rekening houden met de hieronder vermelde, uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen, omstandigheden, te weten: - verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan het door hem gepleegde strafbare feit niet eerder tot straf veroordeeld; - verdachte en zijn vriendin zijn zelf getroffen door de gevolgen van het ongeval. Zij zijn beiden gewond geraakt, de vriendin van het slachtoffer zelfs zo ernstig dat zij heden, ruim vijf maanden na dato, nog steeds aan het revalideren is; - verdachte heeft na het ongeval grote zorgvuldigheid betracht in de richting van zijn vriendin, als slachtoffer van het ongeval. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van EUR 350,-- passend en geboden. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. DE UITSPRAAK Spreekt verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit vrij. Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het subsidiair bewezenverklaarde levert op het misdrijf: subsidiair Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. T.a.v. subsidiair: Geldboete van EUR 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is gewezen door: mr. S. van Lokven, voorzitter, mr. K. Visser en mr. J.H.P.G. Wielders, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op 8 december 2008. 1 Het proces-verbaal PL2131/08-017322 d.d. 8 september 2008 (hierna: het proces-verbaal), pag. 17, inhoudende de verklaring van verdachte. 2 Het proces-verbaal, pag. 23, inhoudende het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse. 3 Het proces-verbaal, pag. 3, inhoudende het relaas van verbalisanten. 4 Het proces-verbaal, pag. 14, inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1] 5 Het proces-verbaal, pag. 15, inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 2] 6 Het proces-verbaal, pag. 12, inhoudende de verklaring van de getuige [slachtoffer 1]. 7 Het proces-verbaal, pag. 17, inhoudende de verklaring van verdachte. 8 Het proces-verbaal, pag. 14, inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1] ?? ?? 6 Parketnummer: 01/842007-08 [verdachte]