
Jurisprudentie
BG6249
Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers151164 / KG ZA 08-612
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers151164 / KG ZA 08-612
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toewijzing ligplaatsen. Zijkanaal B te Velsen Zuid, lotingprocedure, contractsvrijheid overheid.
Eisers vorderen de Staat te veroordelen tot het aanbieden van een huurovereenkomst met bijbehorende ligplaats ten behoeve van een woonboot in het Zijkanaal-B te Velsen Zuid. De voorzienigenrechter overweegt dat het enkele feit dat eisers een periode zonder recht of titel met hun woonschip in Zijkanaal B hebben gelegen, eisers niet meer recht op een ligplaats in het Zijkanaal B geeft dan andere gegadigden.
De vraag of de door de Staat gevoerde lotingprocedure in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan in het midden blijven, nu eisers geen belang hebben bij de uitkomst op deze vraag. De Staat kan niet gedwongen worden tegen haar wil een overeenkomst aan te gaan, behalve als dat strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur op zou leveren
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 151164 / KG ZA 08-612
Vonnis in kort geding van 17 november 2008
in de zaak van
[Eiser],
wonende te Alkmaar,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. M.B. Koetser te Amstelveen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. T.M. van Dijk te ’s-Gravenhage,
en
1. [Eiser 1 in het incident],
2. [Eiseres 1 in het incident],
beiden wonende te Velserbroek, gemeente Velsen,
3. [Eiser 2 in het incident],
4. [Eiseres 2 in het incident],
beiden wonende te Haarlem,
5. [Eiser 3 in het incident],
6. [Eiseres 3 in het incident],
beiden wonende te Spaarndam, gemeente Haarlem,
7. [Eiser 4 in het incident],
8. [Eiseres 4 in het incident],
beiden wonende te Bloemendaal,
eisers in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. C.H. Norde te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser], de Staat en [eisers in het incident] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot tussenkomst
- de mondelinge behandeling, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met zaaknummer/ rolnummer 150319/ KG ZA 08-548.
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Staat
- de pleitnota van [eisers in het incident]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van een woonschip, […] genaamd. Het woonschip van [eiser] is ruim 30 meter lang.
2.2. In het voorjaar van 1998 heeft [eiser] zijn woonschip afgemeerd in het Zijkanaal B te Velsen Zuid, […]. [eiser] is van 1998 tot september 2006 woonachtig geweest op dit woonschip.
2.3. Van officiële ligplaatsen in Zijkanaal B, in de zin van ligplaatsen voorzien van een ontheffing van het ter plaatse geldende invaar- en aanlegverbod en van een huurcontract voor de aan de Staat toebehorende walkant, was destijds geen sprake.
2.4. Eind jaren negentig is in een samenwerkingsverband met diverse betrokken overheden een eerste aanzet gegeven om te komen tot het legaliseren van ligplaatsen in Zijkanaal B. Dit heeft in 2002 geresulteerd in het Eindconcept Ligplaatsen- en Inrichtingsplan Zijkanaal B, waarin aan de beoogde legalisering een aantal randvoorwaarden wordt verbonden. Bij het bepalen van de schepen die voor ligplaats in aanmerking komen is onder meer groot belang gehecht aan het invaarverbod d.d. 13 oktober 1997. Indien een woonschip op het moment van instellen van het invaarverbod aanwezig was, dan werd het opgenomen in het plan en zou het bij uitvoering van dat plan in beginsel ook in aanmerking komen om ter plaatse ligplaats in te nemen. Alle schepen die na 13 oktober 1997 ligplaats hebben ingenomen in Zijkanaal B werden niet opgenomen in het plan en kwamen niet voor een ontheffing om ter plaatse ligplaats in te nemen in aanmerking.
2.5. Bij brief van 23 april 2004 heeft [eiser] een verzoek ingediend bij de Staat tot het verlenen van ontheffing van het verbod tot ligplaats nemen in het Zijkanaal B.
2.6. Bij besluit van 25 juni 2004 heeft de Staat het verzoek van [eiser] tot het verlenen van ontheffing van het verbod tot ligplaats nemen afgewezen.
2.7. Bij besluit van 10 mei 2005 heeft de Staat [eiser] aangezegd tot de toepassing van bestuursdwang over te gaan, indien [eiser] niet vrijwillig aan de lastgeving (het verwijderen van zijn woonschip uit Zijkanaal B en deze verwijderd te houden) zou voldoen. Dit besluit is na een uitspraak van de Raad van State op 30 augustus 2006 onherroepelijk geworden.
2.8. Op 5 september 2006 is door de Staat daadwerkelijk bestuursdwang toegepast en is het woonschip van [eiser] uit het Zijkanaal B verwijderd.
2.9. In 2006 is door de Staat voor Zijkanaal B het Ligplaatsenplan vastgesteld, waarbij dezelfde randvoorwaarden en uitgangspunten worden gehanteerd als in het Eindconcept Ligplaatsen- en Inrichtingsplan Zijkanaal B.
2.10. De Staat is onlangs gestart met het uitgeven van ontheffingen van het verbod tot ligplaats nemen in het Zijkanaal B en het uitgeven van ontheffingen van het geldende invaarverbod van Zijkanaal B. Aansluitend zal de Staat (Dienst der Domeinen) huurovereenkomsten aanbieden aan de rechthebbenden op een ligplaats.
2.11. Om uiteenlopende redenen zijn vijf ligplaatsen vrijgekomen. Begin dit jaar heeft de Staat een keuze gemaakt om deze vrijgekomen vijf ligplaatsen door middel van een lotingprocedure uit te geven aan geïnteresseerden.
2.12. De lotingprocedure is vervolgens als volgt uitgevoerd. De Staat heeft, mede naar aanleiding van een bericht van de vereniging Wonen, Varen, Werken op de website www.zijkanaalb.nl, waarbij melding werd gemaakt van de loting, 49 verzoeken om ligplaats in te nemen in Zijkanaal B ontvangen. Uit deze 49 verzoeken heeft de Staat vervolgens willekeurig 15 gegadigden getrokken. Deze 15 gegadigden zijn vervolgens, eveneens willekeurig, verdeeld in drie stapels over drie verschillende kavels, voor vijf - niet naast elkaar gelegen - ligplaatsen. Tot slot heeft binnen deze drie stapels nogmaals een loting plaatsgevonden om de volgorde binnen de stapels te bepalen. Daarna heeft de Staat gesprekken gevoerd met de gegadigden die het hoogste nummer toebedeeld hadden gekregen. De gesprekken met de geselecteerde gegadigden hebben ertoe geleid, dat overeenstemming is bereikt met vier gegadigden voor vier ligplaatsen. De gegadigde voor de vijfde ligplaats heeft zich teruggetrokken.
2.13. Bij brief van 28 mei 2008 heeft de Staat [eisers in het incident] bericht dat zij zijn ingeloot voor een ligplaats in Zijkanaal B.
2.14. Bij brief van 30 juni 2008 heeft de Staat [eisers in het incident] bericht over de volgorde waarin zij, door middel van loting, zijn geplaatst.
2.15. Namens de Staat heeft vervolgens mr. drs. H. van Gellekom (hierna: Van Gellekom) [eisers in het incident] een concepthuurovereenkomst, een concept ontheffing van het invaarverbod en ontheffing voor het nemen van een ligplaats met een woonschip in het Zijkanaal B, een aanvraagformulier huurovereenkomst alsmede een aanvraagformulier ontheffing invaarverbod Zijkanaal B overhandigd.
2.16. Bij rondschrijven d.d. 25 augustus 2008 heeft de Staat [eisers in het incident] onder meer als volgt laten weten:
RWS [bedoeld is Rijkswaterstaat] heeft de aanvraagformulieren voor de af te sluiten huurovereenkomst doorgestuurd naar Domeinen. De huurovereenkomst zal rechtstreeks door Domeinen Leiden toegestuurd worden. […] Zoals aangegeven gaat de huur in per 1 juli 2008.
2.17. Bij e-mail van 2 september 2008 heeft Van Gellekom [eisers in het incident] medegedeeld dat zij zich genoodzaakt ziet de procedure voor uitgifte van de ligplaatsen op te schorten en wellicht te staken.
2.18. Bij brief van 23 september 2008 heeft [eiser] de Staat (opnieuw) verzocht hem ontheffing te verlenen voor het innemen van een ligplaats in Zijkanaal B. Tot op heden heeft [eiser] nog geen reactie op dit verzoek ontvangen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert:
Primair:
De Staat te veroordelen tot het aanbieden van een huurovereenkomst aan [eiser] voor een kavel ten behoeve van een ligplaats geschikt voor het schip van [eiser] in of bij Zijkanaal-B, binnen vier weken na de betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag of deel daarvan dat de Staat na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan de inhoud daarvan te voldoen;
Subsidiair:
De Staat te veroordelen om één of meer kavels ten behoeve van een ligplaats geschikt voor het schip van [eiser] in of bij Zijkanaal-B, voor [eiser] te reserveren totdat onherroepelijk op zijn verzoek van 23 september 2008 is beslist, en te verbieden de toewijzing van ligplaatsen aan derden voort te zetten, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag of deel daarvan dat de Staat na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan de inhoud daarvan te voldoen;
dan wel een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de door de Staat toegepaste selectieprocedure met betrekking tot de verdeling van de nog beschikbare ligplaatsen met bijbehorende oeverkavels in het Zijkanaal B in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met name het verbod van willekeur, het verbod van detournement de pouvoir en het zorgvuldigheidsbeginsel.
3.3. De Staat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.4. [eisers in het incident] vordert:
In het incident:
in het incident te worden toegelaten als tussenkomende partij;
In de hoofdzaak:
het de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem behage, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vorderingen van eiser in hoofdzaak af te wijzen;
II. - gedaagde in hoofdzaak te gebieden ongewijzigd uitvoering te geven aan de uitgifte van de ligplaatsen conform de selectieprocedure, althand gedaagde te verbieden deze uitgifte aan eisers tot tussenkomst definitief te staken;
- gedaagde in hoofdzaak te verbieden met anderen dan eisers tot tussenkomst een huurovereenkomst voor de ligplaatsen die een rol hebben gespeeld in de selectieprocedure aan te gaan;
- elke andere voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van eiseres tot tussenkomst;
III. Voorgaande met veroordeling van eiser in hoofdzaak en/of gedaagde in hoofdzaak in de kosten van deze procedure, een tegemoetkoming in de kosten van juridische bijstand daaronder begrepen.
3.5. [eisers in het incident] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van de gevoerde selectieprocedure recht heeft op de aan haar toegekende ligplaatsen.
3.6. [eiser] voert verweer. De Staat heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [eisers in het incident] Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In het incident
4.1. Nu tegen de verzochte tussenkomst geen verweer is gevoerd, zal deze worden toegestaan.
In de hoofdzaak
De vorderingen van [eiser]
4.2. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de door de Staat gevoerde procedure met betrekking tot de verdeling van de nog beschikbare ligplaatsen in Zijkanaal B in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, heeft [eiser] primair gesteld dat hij meer recht heeft op de huur van een ligplaats in of bij Zijkanaal B dan de personen aan wie thans een huurovereenkomst met bijbehorende ligplaats is aangeboden. [eiser] ontleent dit recht op voorrang aan het feit dat hij reeds van 1998 tot september 2006 met zijn woonschip in het Zijkanaal B heeft gelegen en op dat woonschip woonachtig is geweest. Voorts heeft [eiser] gesteld dat hij een bijzonder belang heeft bij toewijzing van een ligplaats gelet op de bij zijn aan de Staat bekende medische problematiek alsmede gelet op de historische waarde van zijn schip.
4.3. De Staat heeft betwist dat [eiser] meer recht zou hebben op de huur van een kavel met bijbehorende ligplaats dan andere belangstellenden. De Staat heeft aangevoerd dat zij, door voor een lotingprocedure te kiezen, juist alle gegadigden gelijk heeft behandeld. Indien de Staat rekening zou hebben gehouden met de voormalige bewoning in het Zijkanaal B door [eiser], zou zij in strijd met het gelijkheidsbeginsel hebben gehandeld.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft enkele jaren zonder de benodigde ontheffing van het ter plaatse geldende invaar- en aanlegverbod en zonder een huurcontract voor de aan de Staat toebehorende walkant met zijn woonschip in het Zijkanaal B gelegen. Nadat het besluit van de Staat waarbij [eiser] onder aanzegging van bestuursdwang werd gelast zijn schip uit Zijkanaal B te verwijderen en verwijderd te houden, door de hoogste bestuursrechter was bekrachtigd, is [eiser] onder toepassing van bestuursdwang door de Staat uit het Zijkanaal B verwijderd. Het enkele feit dat [eiser] een periode zonder recht of titel met zijn woonschip in Zijkanaal B heeft gelegen, geeft [eiser] niet meer recht op een ligplaats in Zijkanaal B dan andere gegadigden. Daarbij heeft [eiser] geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] op medische gronden dan wel op grond van het feit dat zijn schip een bijzondere historische waarde heeft, wel meer recht dan andere gegadigden zou hebben op een ligplaats in Zijkanaal B. Dit leidt tot de conclusie dat niet op grond van de primaire stellingen van [eiser] gezegd kan worden dat de door de Staat gevoerde procedure in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is.
4.5. De door [eiser] aangehaalde uitspraak d.d. 22 augustus 2008 van de bestuursrechter van deze Rechtbank in de zaak met zaaknummer AWB 08-2476 van [A] tegen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (hierna: de zaak [A]) leidt niet tot een ander oordeel. De situatie van [eiser] is immers niet vergelijkbaar met die zaak. Anders dan de onderhavige zaak betrof de zaak van [A] een beroep tegen een besluit zijn schip uit het Zijkanaal B te verwijderen, lag [A] tijdens die procedure nog met zijn woonboot in het Zijkanaal B en had [A] reeds voor het invaarverbod d.d. 13 oktober 1997 ligplaats ingenomen en had hij uitdrukkelijk zijn wens om die ligplaats te behouden aan de Staat kenbaar gemaakt. Nu de situatie van [eiser] een andere is, kan ook op grond van de uitspraak in de zaak [A] niet geoordeeld worden dat de Staat bij het uitgeven van de vrijgekomen ligplaatsen heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.6. Subsidiair heeft [eiser] gesteld dat de door de Staat gevoerde toewijzingsprocedure met betrekking tot de verdeling van de vijf overgebleven ligplaatsen in Zijkanaal B in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, omdat de toegepaste lotingprocedure onzorgvuldig is geweest. [eiser] stelt dat hij door de Staat niet in kennis is gesteld van deze procedure.
4.7. De Staat heeft betwist dat de door haar gevolgde lotingprocedure onzorgvuldig is geweest. Daarbij heeft de Staat aangevoerd dat [eiser] geen belang bij zijn vordering heeft, nu [eiser] niet aan de voorwaarden voor het aangaan van een huurovereenkomst voldoet, en daaraan ook niet wenst te voldoen. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op de afmetingen van het aan te meren schip, uitgangspunten op het gebied van veiligheid alsmede de onderlinge afstand tussen de schepen.
4.8. De voorzieningenrechter oordeelt wat dit betreft als volgt. In het midden kan blijven of de door de Staat gevolgde procedure met betrekking tot de verdeling van de nog beschikbare ligplaatsen in Zijkanaal B onzorgvuldig is geweest. Daartoe is het volgende redengevend. [eiser] heeft weliswaar niet kunnen deelnemen aan de lotingprocedure omdat hij niet van deze procedure op de hoogte is gesteld, maar [eiser] is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Immers, het staat vast dat [eiser] met zijn huidige schip niet in aanmerking komt voor een van de vijf overgebleven liglaatsen, nu dit schip door zijn afmetingen niet voldoet aan de voorwaarden die gelden om voor een van deze ligplaatsen in aanmerking te komen. Nu [eiser] te kennen heeft gegeven dat hij alleen met zijn huidige schip ligplaats wil innemen in Zijkanaal B, zou geen overeenstemming tussen de Staat en [eiser] bereikt zijn. Voor wat betreft het systeem van loting zelf overweegt de voorzieningenrechter dat dit, gelijk door de Staat aangevoerd, een objectieve manier van verdeling is, waarbij het eindresultaat volstrekt arbitrair is en het bestuursorgaan geen enkele invloed kan uitoefenen op de inhoud van de belissing die uit de loting volgt. Dat dit laatste in het onderhavige geval anders is geweest, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
4.9. [eiser] heeft nog aangevoerd dat hij met zijn huidige woonschip wel ligplaats in het Zijkanaal B zou kunnen innemen indien de Staat de vrijgekomen ligplaatsen anders zou indelen, bijvoorbeeld door twee ligplaatsen samen te voegen of door een van de ligplaatsen te vergroten door daar een kavel bij te trekken.
4.10. De Staat heeft betwist dat het mogelijk is de ligplaatsen anders in te delen. Allereerst heeft de Staat aangevoerd dat het samenvoegen van ligplaatsen niet mogelijk is nu de ligplaatsen niet naast elkaar liggen. Ook het vergroten van een ligplaats behoort niet tot de mogelijkheden, nu in het kavel naast de bedoelde ligplaats kabels zijn gelegen.
4.11. Ook deze stelling van [eiser] wordt verworpen. Het indelen van de ligplaatsen door de Staat is een bestuursrechtelijke beslissing geweest, die in deze civiele procedure niet aan de orde kan komen. Daarbij gaat het niet aan de Staat te dwingen een kavel als ligplaats aan te merken, indien zij redelijke gronden heeft aangevoerd om deze plek niet als ligplaats aan te merken; in dit geval de aanwezigheid van kabels. Dit leidt tot de conclusie dat ook niet op grond van de subsidiaire stellingen van [eiser] gezegd kan worden dat de door de Staat gevoerde procedure in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.12. Nu ook de Staat, behalve als dat strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur op zou leveren, niet gedwongen kan worden tegen haar wil een overeenkomst aan te gaan, zullen, nu die strijd zich niet voordoet, de door [eiser] gevraagde voorzieningen geweigerd worden.
4.13. Gelet op het vorenstaande en de conclusie van de Staat tot toewijzing van de vorderingen van [eisers in het incident], zullen die vorderingen, voor zover tegen de Staat gericht, worden toegewezen.
4.14. [eiser] en de Staat zullen als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten worden veroordeeld, in die zin dat [eiser] volledig de kosten van de Staat zal hebben te voldoen en de helft van de kosten van [eisers in het incident] en dat de Staat de andere helft van de kosten van [eisers in het incident] zal hebben te voldoen.
De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.070,00
De kosten aan de zijde van [eisers in het incident] worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
In het incident
5.1. staat de tussenkomst toe,
In de hoofdzaak ten aanzien van [eiser]
5.2. weigert de gevraagde voorzieningen,
In de hoofdzaak ten aanzien van [eisers in het incident]
5.3. veroordeelt de Staat om ongewijzigd uitvoering te geven aan de uitgifte van de ligplaatsen conform de selectieprocedure,
5.4. verbiedt de Staat met anderen dan [eisers in het incident] een huurovereenkomst voor de ligplaatsen die een rol hebben gespeeld in de selectieprocedure aan te gaan,
Voor wat betreft de proceskosten.
5.5. veroordeelt [eiser] en de Staat in de proceskosten op de wijze als hiervoor onder 4.14 bepaald.
5.6. verklaart dit vonnis, voor zover de beslissing zich naar zijn aard voor tenuitvoerlegging leent, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2008.?