Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6308

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3198 Wajong
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAJONG-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen aanleiding voor het aannemen van een urenbeperking. De ingebrachte medische stukken bevatten geen nieuwe gezichtspunten.


Uitspraak

07/3198 Wajong Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 mei 2007, 06/4155 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 19 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. B.L.I.M. van Overloop, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft desgevraagd een rapportage overgelegd. Namens appellante zijn bij schrijven van 19 september 2008 stukken in geding gebracht, waarop door het Uwv bij schrijven van 23 september 2008 is gereageerd. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 8 oktober 2008, waar beide partijen - met bericht - niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante, die sinds zeer jonge leeftijd bekend is met een ernstige gehoorstoornis beiderzijds, ontvangt van het Uwv een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Het Uwv heeft de Wajong-uitkering van appellante bij besluit van 7 november 2005, gehandhaafd bij het thans bestreden besluit van 28 juni 2006, herzien en per 26 december 2005 vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. 2.1. Appellante heeft zich niet kunnen vinden in het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van het Uwv en heeft in beroep gesteld dat zij maatschappelijk doof is, dat zij rugklachten heeft en dat er sprake is van versnelde vermoeidheid met verlies van aandacht en concentratie en vergeetachtigheid. Appellante acht zich als gevolg hiervan zwaarder beperkt dan is aangenomen door het Uwv en ongeschikt de haar voorgehouden functies te verrichten. Appellante heeft verder gesteld ongeschikt te zijn voor arbeid op de vrije arbeidsmarkt. 2.2. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De verzekeringsartsen hebben, naar het oordeel van de rechtbank, bij appellante niet te geringe beperkingen vastgesteld en hebben daarbij rekening gehouden met de door appellante geclaimde klachten. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden dat appellante vanwege haar gehoorstoornis niet over duurzaam benutbare mogelijkheden zou beschikken of dat zij aangewezen is op arbeid in WSW-verband. Verder oordeelde de rechtbank in navolging van de verzekeringsartsen dat er geen aanleiding bestaat voor het aannemen van een urenbeperking omdat in de Functionele Mogelijkheden Lijst in voldoende mate rekening is gehouden met de energetische beperkingen van appellante. Wat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betreft, heeft de rechtbank overwogen dat eerst in beroep een toereikende arbeidskundige toelichting is gegeven voor de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht is vastgesteld naar de klasse 45 tot 55%. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep van appellante gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Verder heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding afgewezen en bepalingen gegeven over proceskosten en griffierecht. 3. Appellante heeft in hoger beroep haar in beroep aangevoerde medische en arbeidskundige grieven in essentie herhaald evenals haar verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. De Raad heeft, evenals de rechtbank, in hetgeen is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist zijn. De Raad onderschrijft de ter zake in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De namens appellante bij schrijven van 19 september 2008 in geding gebrachte (medische) stukken bevatten geen nieuwe gezichtspunten. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante ingevolge de Wajong ingaande 26 december 2005 terecht vastgesteld naar de klasse van 45 tot 55%. 5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. Smit-de Moor, als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) M.D.F. Smit-de Moor. JL