Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6323

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710549-08 en 08/710671-06 (tul)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een aantal weken samen met een ander gedeald in verschillende drugs. Daarnaast heeft verdachte gedurende dezelfde periode gehandeld in een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt. Verdachte heeft bovendien twee gaspistolen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Tevens wordt verdachte verweten dat hij een laptop voorhanden heeft gehad, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een gestolen goed was. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Ter zake feit 3 primair heeft de rechtbank, nu dit feit een overtreding betreft, verdachte hiervoor veroordeeld tot een geldboete van € 500,=. Ook heeft de rechtbank tenuitvoerlegging gelast van de tegen verdachte, onder parketnummer 710671-06, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector strafrecht parketnummer: 08/710549-08 en 08/710671-06 (tul) datum vonnis: 9 december 2008. Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen: [VERDACHTE], geboren op [1976] in [GEBOORTEPLAATS], wonende in [WOONPLAATS], nu verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem. 1. Het onderzoek op de terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2008. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadvrouw mr. D. Beuving, advocaat te Wierden, naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging De tenlastelegging is ter terechtzitting van 25 november 2008 gewijzigd. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende een langere periode, al dan niet samen met een ander, heeft gehandeld in verdovende middelen (feit 1). In feit 2 wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met een ander, 26 XTC-pillen en/of amfetamine en/of cocaïne voorhanden had. In feit 3 primair en subsidiair wordt verdachte verweten dat hij gedurende een langere periode, al dan niet samen met een ander, illegaal geneesmiddelen in voorraad heeft gehad en hierin heeft gehandeld. Ook wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met een ander, twee al dan niet gewijzigde gaspistolen en knalpatronen en 6 scherpe patronen voorhanden had (feit 4). In feit 5 wordt verdachte verweten dat hij een laptop voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat het een gestolen goed was. Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 11 augustus 2008, althans in of omstreeks de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, op een of meerdere tijdstip(pen), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende: - MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA), en/of metamfetamine, en/of amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op of omstreeks 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - 26 pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA), en/of metamfetamine, en/of, - ((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende) amfetamine, en/of, - ((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende) cocaine, (telkens) zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3 primair. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (een) geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) pil(len) bevattende metachloorfenylpiperazine (mCCP), in voorraad heeft/hebben gehad, heeft/hebben verkocht, afgeleverd, ter hand gesteld en/of ingevoerd; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (een) (genees)middel(en) bevattende metachloorphenylpiperazine (mCPP), - niet zijnde (een) geneesmiddel(en) voor onderzoek - heeft/hebben bereid, ingevoerd, afgeleverd en/of uitgevoerd; 4. hij op of omstreeks 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, een of meer wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten - twee gewijzigde gaspistolen (merk: Rohm; caliber: 9 mm), althans twee gaspistolen, welke beiden, althans waarvan er één, geschikt was/is waren zijn voor het afvuren van scherpe patronen, althans twee gaspistolen (merk: Rohm; caliber: 9 mm) en/of - een hoeveelheid (doosje) knalpatronen (caliber: 9mm) en/of zes scherpe patronen (caliber: 7.65), althans een hoeveelheid scherpe patronen, voorhanden heeft gehad; 5. hij op of omstreeks 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, een laptop (Dell) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. 3. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 (schuldheling) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door de reclassering, ook als dat een poliklinische behandeling inhoudt. De officier van justitie vordert vrijspraak voor de onder 2 tenlastegelegde cocaïne. Voor feit 1 en feit 3 beperkt de officier de duur van het strafbare handelen tot een periode van 24 juni 2008 tot 11 augustus 2008. Ook vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 08/710671-06 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. 4. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 5. De beoordeling van het bewijs 5.1 De vaststaande feiten De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen . 1. Verdachte heeft in de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo, opzettelijk een hoeveelheid MDMA en amfetamine verkocht, afgeleverd, verstrekt en aanwezig gehad . 2. Verdachte heeft op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, opzettelijk 26 pillen bevattende MDMA en een hoeveelheid amfetamine aanwezig gehad . 3 primair. In de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, heeft verdachte, in de gemeente Almelo, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten mCPP, in voorraad gehad, verkocht en ter hand gesteld . 4. Verdachte heeft op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, wapens en munitie van categorie III, te weten twee gewijzigde gaspistolen (merk Rohm; kaliber 9 mm) en een hoeveelheid knalpatronen (kaliber 9 mm) en 6 scherpe patronen (kaliber 7.65) voorhanden gehad . 5. Op 12 augustus 2008 heeft verdachte in de gemeente Almelo, een laptop (Dell) voorhanden gehad. Deze laptop is van diefstal afkomstig . 5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging 5.2.1 Het medeplegen. De officier van justitie is van oordeel dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feit heeft gepleegd samen met een ander. De raadsvrouw heeft betoogd dat geen sprake is van medeplegen, nu geen enkele samenwerking heeft plaatsgevonden tussen haar cliënt en de medeverdachte. 5.2.2 De geschiktheid om met scherp te schieten. De officier van justitie is van oordeel dat het tenlastegelegde feit onder 4 bewezen kan worden, met dien verstande dat van de twee gaspistolen slechts één gaspistool geschikt is gemaakt voor het afvuren van scherpe patronen. De raadsvrouw heeft betoogd dat de gaspistolen niet geschikt zijn voor het afvuren van scherpe patronen, omdat in het expertise onderzoek naar de vuurwapens slechts is komen vast te staan dat deze wapens “vermoedelijk” geschikt zijn voor het afvuren van scherpe munitie. Daarom verzoekt de raadsvrouw vrijspraak van feit 4. 5.2.3 Het vermoeden dat het goed door een misdrijf was verkregen. De officier van justitie is van oordeel dat feit 5 bewezen kan worden en dat sprake is van schuldheling. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte de laptop weliswaar voorhanden had, doch dat verdachte de laptop niet als zijn eigendom heeft beschouwd en steeds het doel voor ogen had, deze laptop terug te geven aan zijn kennis. Zij betwist dat verdachte de wetenschap had dat de laptop gestolen was en concludeert tot vrijspraak. 5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank 5.3.1 Het medeplegen. De raadsvrouw heeft betoogd dat geen sprake is geweest van medeplegen van de sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde feiten. De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [VERDACHTE 2] heeft verklaard dat hij, sinds [VERDACHTE] bij hem in huis woonde, wel eens pillen van [VERDACHTE] heeft meegenomen en dat hij deze pillen en speed heeft verkocht. Ook heeft [VERDACHTE 2] verklaard dat hij over het meenemen van de drugs en het mee terug nemen van het geld dat hij ervoor kreeg met [VERDACHTE] een afspraak had gemaakt. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [VERDACHTE 2] wederom verklaard dat hij in pillen heeft gedeald . De rechtbank leidt uit de verklaringen van [VERDACHTE 2] af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [VERDACHTE] en [VERDACHTE 2]. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden van oordeel dat medeplegen wel bewezen kan worden verklaard. 5.3.2 De periode. De rechtbank is, net als de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat de in feit 1,2, en 3 genoemde periode korter is dan in de telastelegging staat, te weten vanaf 24 januari 2008. [VERDACHTE 2] verklaart immers dat hij pas is gaan handelen in pillen toen verdachte bij hem in huis kwam wonen, terwijl verdachte ter terechtzitting verklaart dat hij 24 juni 2008 bij [VERDACHTE 2] in huis is komen wonen. 5.3.3 De cocaïne. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook cocaïne voorhanden had, nu uit het dossier niet blijkt dat dit is aangetroffen bij verdachte of in de woning. 5.3.4 De geschiktheid om met scherp te schieten. Zoals hiervoor weergegeven onder 5.2.4 bepleit de raadsvrouw, anders dan door de officier van justitie gesteld, dat niet vaststaat dat de twee gaspistolen geschikt zijn voor het afvuren van scherpe munitie. Het verslag van de expertise vuurwapen en munitie geeft weer dat de gaspistolen zijn gewijzigd en dat zij vermoedelijk geschikt zijn voor het afvuren van scherpe munitie. In de expertise wordt geen absolute zekerheid gegeven dat de gaspistolen scherpe patronen kunnen afvuren. Evenmin is tijdens het onderzoek feitelijk met de gaspistolen scherpe munitie afgevuurd . Nu niet onomstotelijk is vast te stellen dat één of beide gaspistolen daadwerkelijk geschikt zijn voor het afvuren van scherpe patronen, komt de rechtbank tot het oordeel dat dit bestanddeel niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. 5.3.5 Het vermoeden dat het goed door een misdrijf was verkregen. De rechtbank overweegt met betrekking tot de stelling van de raadsvrouw, uiteengezet onder 5.2.5, dat verdachte niet wist dat de laptop was gestolen en dat zijn doel voortdurend was de laptop terug te geven, het volgende. Verdachte verklaart dat hij een met een code beveiligde laptop (Dell) heeft gekregen van een man, van wie verdachte alleen de voornaam weet. Deze man, genaamd [NAAM], kende volgens de verklaring van verdachte de code niet. De laptop is bij de spullen van verdachte aangetroffen . De rechtbank concludeert dat verdachte de laptop heeft verkregen van een persoon die geen verklaring gaf voor het bezit van een lap top waartoe hij zelf geen toegang had. Verdachte had daarom redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze laptop een door misdrijf verkregen goed was. 5.4 De conclusie. De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende: - MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad - 26 pillen, van een materiaal bevattende MDMA en - een hoeveelheid van een materiaal, bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3 primair. hij in de periode van 24 juni 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten pillen bevattende metachloorfenylpiperazine (mCPP), in voorraad heeft gehad, heeft verkocht en ter hand gesteld; 4. hij op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, wapens en munitie van categorie III, te weten - twee gewijzigde gaspistolen (merk: Rohm; caliber: 9 mm) en - een hoeveelheid knalpatronen (caliber: 9 mm) en zes scherpe patronen (caliber: 7.65), voorhanden heeft gehad; 5. hij op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, een laptop (Dell) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die laptop redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. 6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 10 van de Opiumwet, artikel 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op: 1. Het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 2. Het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 3. De overtreding: overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. 4. Het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. 5. Het misdrijf: schuldheling. 7. De strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. 8. De op te leggen straf of maatregel 8.1 De gronden voor een straf of maatregel Verdachte heeft zich gedurende enige weken met zijn mededader schuldig gemaakt aan handel in speed en XTC-pillen. Deze harddrugs zijn zeer schadelijke stoffen en het in omloop brengen van deze middelen vormt een ernstig gevaar voor de volksgezondheid. Het wordt verdachte ook aangerekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handel in een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt. Het, buiten de reguliere en gecontroleerde verkoop om en zonder in het bezit te zijn van enige medische kennis, in omloop brengen van geneesmiddelen kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers hiervan. Het voorhanden hebben van een tweetal bewerkte gaspistolen, knalpatronen en scherpe munitie en het aanwezig hebben van een hoeveelheid pillen en speed zijn, evenals het voorhanden hebben van een gestolen laptop, van belang geweest voor het bepalen van de strafmaat. De officier van justitie gaat er bij zijn vordering vanuit dat [VERDACHTE] een hoeveelheid van 400 tot 700 pillen had, waarbij de officier zich met name heeft gebaseerd op de verklaring van de ex-vriendin van verdachte. Nu uit het dossier niet is gebleken van een vastgesteld aantal verhandelde pillen en in de tenlastelegging onder 1 evenmin een specifiek aantal pillen is weergegeven, vindt de rechtbank onvoldoende steun voor de visie van de officier van justitie en neemt zij als uitgangspunt bij haar overwegingen betreffende de strafmaat dat gedurende een relatief korte periode van ongeveer 6 weken in een geringe hoeveelheid pillen is gedeald. Gelet op de aard en de ernst van de feiten en rekening houdend met de omstandigheid dat [VERDACHTE] een initiërende rol vervulde bij de sub 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten hoeft het geen nader betoog dat aan verdachte een vrijheidsbenemende straf behoort te worden opgelegd. De rechtbank legt in het nadeel van de verdachte uit dat hij zich, na een veroordeling voor onder meer geweldsdelicten en het meermalen overtreden van de Opiumwet, gedurende de proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke delicten. De rechtbank zal, naast een onvoorwaardelijk deel, ook een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, om verdachte er van te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven aan als uitgangspunt voor met enige regelmaat dealen vanuit een pand of op straat, gedurende meer dan één en minder dan drie maanden, een vrijheidsstraf van 6 maanden. Bij haar overwegingen over het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie (feit 4) heeft de rechtbank betrokken dat zij een vrijheidsstraf van 3 maanden voor een dergelijk feit op zichzelf passend acht. Handelen in strijd met artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, zoals onder 3 tenlastegelegd en bewezenverklaard, is een overtreding, waarvoor de rechtbank aan verdachte een aparte straf zal opleggen. Deze straf zal, gelet op de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, een geldboete van na te melden hoogte zijn. Over de verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht door [MEDEWERKER] van de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen. Op grond van hetgeen in dit voorlichtingsrapport over verdachte naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf een bijzondere voorwaarde dient te worden gekoppeld. De reclassering acht de kans dat verdachte na detentie terugvalt in middelengebruik namelijk groot. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden zal de rechtbank bepalen dat de verdachte zich moet houden aan de door de reclassering gestelde voorschriften en aanwijzingen, ook indien dat het meewerken aan een poliklinische behandeling zal inhouden. 9. De vordering tenuitvoerlegging De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf van 200 dagen die de politierechter in Almelo bij vonnis van 3 mei 2007 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. 10. De toegepaste wettelijke voorschriften De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust het op de artikelen 27, 47, 55, 57, 62 en 91 Sr. 11. De beslissing De rechtbank, vrijspraak/bewezenverklaring - verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven; - verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij; strafbaarheid - verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten opleveren; - verklaart verdachte strafbaar; straf - veroordeelt verdachte ter zake sub 1, sub 2, sub 4 en sub 5 tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden; - beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot 2 (twee) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde: veroordeelde moet zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens de reclassering Nederland, arrondissement Almelo, ook als dat inhoudt een toeleiding naar een poliklinische behandeling door derden, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d Sr; - beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt verdachte ter zake sub 3 primair tot een geldboete van € 500,= (vijfhonderd euro), bij niet voldoen te vervangen door tien dagen hechtenis; tenuitvoerlegging voor parketnummer 08/710671-06: gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 3 mei 2007, te weten van 200 dagen gevangenisstraf; voorlopige hechtenis heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van 10 december 2008, welk bevel afzonderlijk zal worden geminuteerd. Aldus gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. C. Caminada en mr. M.E. van Wees, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 december 2008.