Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6327

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710548-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een aantal weken samen met een ander gedeald in verschillende drugs. Daarnaast heeft verdachte gedurende dezelfde periode gehandeld in een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt. Tevens wordt verdachte verweten dat hij diverse drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. Ter zake feit 3 primair heeft de rechtbank, nu dit feit een overtreding betreft, verdachte hiervoor veroordeeld tot een geldboete van € 500,=.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector strafrecht parketnummer: 08/710548-08 datum vonnis: 9 december 2008 Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen: [VERDACHTE], geboren op [1978] in [GEBOORTEPLAATS], wonende in [WOONPLAATS], nu verblijvende in het huis van bewaring te Almelo. 1. Het onderzoek op de terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2008. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadman mr. S.J.M. Masselink, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende een langere periode, al dan niet samen met een ander heeft, gehandeld in verdovende middelen (feit 1). In feit 2 wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met een ander, 26 XTC-pillen en/of amfetamine en/of cocaïne voorhanden had. In feit 3 primair en subsidiair wordt verdachte verweten dat hij gedurende een langere periode, al dan niet samen met een ander, illegaal geneesmiddelen in voorraad heeft gehad en hierin heeft gehandeld. Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 11 augustus 2008, althans in of omstreeks de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, op een of meerdere tijdstip(pen), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende: - MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA), en/of metamfetamine, en/of amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op of omstreeks 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - 26 pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA), en/of metamfetamine, en/of, - ((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende) amfetamine, en/of, - ((een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal, bevattende) cocaine, (telkens) zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (een) geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) pil(len) bevattende metachloorfenylpiperazine (mCCP), in voorraad heeft/hebben gehad, heeft/hebben verkocht, afgeleverd, ter hand gesteld en/of ingevoerd; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (een) (genees)middel(en) bevattende metachloorphenylpiperazine (mCPP), - niet zijnde (een) geneesmiddel(en) voor onderzoek - heeft/hebben bereid, ingevoerd, afgeleverd en/of uitgevoerd. 3. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor sub 1, sub 2 en sub 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door de reclassering. De officier van justitie vordert vrijspraak voor de onder 2 tenlastegelegde cocaïne. Voor feit 1 en feit 3 beperkt de officier de duur van het strafbare handelen tot een periode van 24 juni 2008 tot 11 augustus 2008. De officier van justitie doet ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen de volgende vordering, waarbij wordt verwezen naar de nummering op de beslaglijst in het dossier: - verbeurdverklaren van de goederen met nummer: 1, 5, 10, 11, 37; - onttrekken aan het verkeer van het goed met nummer: 29; - retourneren aan de verdachte van de goederen met nummer: 6 t/m 8, 14 t/m 17, 22 t/m 25, 30 t/m 32, 40. 4. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 5. De beoordeling van het bewijs 5.1 De vaststaande feiten De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen . 1. Verdachte heeft in de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een hoeveelheid MDMA en amfetamine afgeleverd, verstrekt en aanwezig gehad . 2. Op 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo, zijn in de woning van verdachte 26 pillen bevattende MDMA en een hoeveelheid amfetamine aangetroffen . 3 primair. In de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, heeft verdachte, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten mCPP, in voorraad gehad en ter hand gesteld . 5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging 5.2.1 De officier van justitie is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen kan worden, met dien verstande dat de periode dient te worden beperkt tot de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008. De raadsman onderschrijft de door de officier van justitie gevorderde beperking van de onder 1 tenlastegelegde periode. De raadsman heeft betoogd dat voor feit 1 vrijspraak dient te volgen, omdat verdachte nooit drugs heeft verkocht en slechts voor eigen gebruik speed en pillen had. 5.2.2 De officier van justitie is van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen kan worden, doch dat ten aanzien van het aanwezig hebben van cocaïne partiële vrijspraak dient te volgen. De raadsman bepleit een vrijspraak voor feit 2, omdat medeverdachte heeft bekend dat hij de pillen voorhanden had en het volgens de raadsman niet mogelijk is dat twee personen dezelfde pillen tegelijk voorhanden hebben. 5.2.3 De officier van justitie is van oordeel dat het onder 3 primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden, opnieuw met beperking van de tenlastegelegde periode tot de periode van 24 juni 2008 tot en met 12 augustus 2008. De raadsman betwist dat zijn cliënt pillen heeft verkocht en stelt dat zijn cliënt geen wetenschap had dat de pillen mCPP bevatten. De raadsman concludeert tot vrijspraak van feit 3. 5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank 5.3.1 Het dealen Ten aanzien van het standpunt van de raadsman zoals uiteengezet onder 5.2.1 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft tegenover de politie meermalen verklaard dat hij gedurende de periode dat [VERDACHTE 2] bij hem in de gemeente Almelo in huis woonde, van 24 juni tot en met 11 augustus 2008, heeft gedeald in pillen en speed, oftewel MDMA en amfetamine heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en aanwezig gehad. Ook verklaarde hij tegenover de politie dat de in de woning aangetroffen pillen en speed van hem en [VERDACHTE 2] samen waren. Ter terechtzitting heeft verdachte de verklaring dat hij zou hebben gedeald weliswaar weer ingetrokken, maar de rechtbank kent hieraan geen waarde toe. De rechtbank wijst er met name op dat verdachte bij de politie nauwkeurig en meermalen heeft aangegeven welke rol hij vervulde bij de gezamenlijke verkoop van de drugs . De rechtbank leidt uit de herhaalde verklaringen van [VERDACHTE] af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [VERDACHTE 2] en [VERDACHTE]. Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen met [VERDACHTE 2] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verstrekken, afleveren en verkopen van pillen en speed. Dat verdachte dat geen dealen noemt omdat hij het – zoals hij zegt – niet deed om er rijk van te worden, maar alleen om in zijn eigen behoefte te voorzien, maakt het niet anders. 5.3.2 Het aanwezig hebben Op 12 augustus 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Tijdens deze doorzoeking werden in de woning blauwe en groene pillen aangetroffen . Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat het hierbij om MDMA en amfetamine gaat . Verdachte heeft hierover bij de politie heeft verklaard dat de gevonden pillen en speed van [VERDACHTE 2] en van hemzelf waren . Nu verdachte eigenaar van de woning is en hier eveneens verbleef en nu de drugs zichtbaar op de tafel lagen, kon ook verdachte over deze drugs beschikken. De rechtbank is op grond van bovenstaande feiten van oordeel dat verdachte eveneens de aangetroffen drugs aanwezig had en dat medeplegen van het voorhanden hebben van deze drugs is bewezen en verwerpt daarom het onder 5.2.2 door de raadsman gevoerde verweer. 5.3.3. De cocaïne De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook cocaïne voorhanden had, nu uit het dossier niet blijkt dat dit is aangetroffen bij verdachte of in de woning. 5.3.4 Het verkopen van geneesmiddelen Onder 5.3.1 is door de rechtbank, op grond van de verklaringen van verdachte zelf, reeds vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verkopen van verschillende soorten verdovende middelen. Verdachte heeft verklaard dat er blauwe en groene pillen in de woning aanwezig waren, dat hij hierin heeft gehandeld en dat deze pillen van hemzelf en van [VERDACHTE 2] samen waren . Uit onderzoek is gebleken dat de groene pillen mCPP bevatten . Anders dan de raadsman, acht de rechtbank, op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [VERDACHTE 2] schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde verkoop van pillen, bevattende mCPP. 5.3.5 De wetenschap van de aard van het geneesmiddel De rechtbank concludeert dat, nu bij feit 3 de overtredingvariant van het strafbare feit in de tenlastelegging is opgenomen, niet relevant is of verdachte al dan niet wetenschap had van de inhoud van de pillen. Daarom verwerpt de rechtbank het hieromtrent door de raadsman gevoerde verweer, zoals reeds beschreven in 5.2.3. 5.4 De conclusie De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 24 juni 2008 tot en met 11 augustus 2008, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende: - MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 12 augustus 2008 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad - 26 pillen, van een materiaal bevattende MDMA en - een hoeveelheid van een materiaal, bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3 primair. hij in de periode van 24 juni 2008 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten pillen bevattende metachloorfenylpiperazine (mCPP), in voorraad heeft gehad, heeft verkocht en ter hand gesteld. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. 6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op: 1. het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 2. het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 3. de overtreding: overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. 7. De strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. 8. De op te leggen straf of maatregel 8.1 De gronden voor een straf of maatregel De officier van justitie gaat er bij zijn vordering vanuit dat [VERDACHTE 2] een hoeveelheid van 400 tot 700 pillen in zijn bezit had, waardoor verdachte eveneens toegang had tot deze hoeveelheid verdovende middelen. Nu uit het dossier niet is gebleken van een vastgesteld aantal verhandelde pillen en in de tenlastelegging onder 1 evenmin een specifieke hoeveelheid pillen is weergegeven, vindt de rechtbank onvoldoende steun voor de visie van de officier van justitie en neemt zij als uitgangspunt bij haar overwegingen betreffende de strafmaat dat gedurende een relatief korte periode van ongeveer 6 weken in een geringe hoeveelheid pillen is gedeald. Verdachte heeft zich gedurende een aantal weken schuldig gemaakt aan -kort gezegd- medeplegen van het voorhanden hebben van pillen en speed en aan medeplegen van handel in deze verdovende middelen. Verdachte gaat met het plegen van deze feiten voorbij aan de gevaren die verdovende middelen als MDMA en amfetamine, naar algemene bekendheid, met zich meebrengen voor de volksgezondheid. Ook heeft verdachte samen met een ander een geneesmiddel, waarvoor geen handelsvergunning geldt, voorhanden gehad, weggegeven en verkocht. Verdachtes drijfveer voor het plegen van voornoemde feiten was, zo begrijpt de rechtbank, voornamelijk het voorzien in de kosten en vergemakkelijken van zijn eigen drugsgebruik. Uit het dossier is ook gebleken dat verdachte slechts een beperkte rol had in voornoemde handel in verdovende middelen. Zijn rol is ondergeschikt aan die van [VERDACHTE 2], die door de rechtbank wordt gezien als de initiator in dit geheel van strafbare feiten. De rechtbank legt deze ondergeschikte rol, evenals het feit dat verdachte in het verleden, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 november 2008, niet eerder is veroordeeld voor feiten als de onderhavige, in het voordeel van verdachte uit. Omtrent de verdachte is op 31 oktober 2008 door mevr. [MEDEWERKER] van de Reclassering Nederland een voorlichtingsrapport uitgebracht. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven aan als uitgangspunt voor met enige regelmaat dealen vanuit een pand of op straat, gedurende meer dan één en minder dan drie maanden, een vrijheidsstraf van 6 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met na te melden straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, waarbij de rechtbank in het bijzonder voorgaande overwegingen met betrekking tot verdachtes drijfveer en zijn ondergeschikte rol in aanmerking heeft genomen. Voor het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, het handelen in strijd met artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, zal de rechtbank, omdat dit een overtreding inhoudt, een aparte straf zal opleggen. Deze straf zal, gelet op de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, een geldboete van na te melden hoogte zijn. 8.2 Het beslag De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 29 en 37 van de beslaglijst vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het feit onder 2 is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De overige goederen zullen worden teruggegeven aan verdachte. Gelet op straffen die de rechtbank al oplegt, ziet zij geen reden ook een verbeurdverklaring van bepaalde goederen uit te spreken. 9. De toegepaste wettelijke voorschriften De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust het op de artikelen 27, 36b, 36c, 47, 57, 62 en 91 Sr. 10. De beslissing De rechtbank, vrijspraak/bewezenverklaring - verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven; - verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij; strafbaarheid - verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert; -verklaart verdachte strafbaar; straf - veroordeelt verdachte ter zake sub 1 en sub 2 tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) maanden; - beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt verdachte ter zake sub 3 primair tot een geldboete van € 500,= (vijfhonderd euro), bij niet-voldoen te vervangen door tien dagen hechtenis; beslag - verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen goed onder nummer 29 en 37; - gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen goederen onder nummer: 1, 5 t/m 8, 10, 11, 14 t/m 17, 22 t/m 25, 30 t/m 32 en 40; voorlopige hechtenis heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, met onmiddellijke ingang, welk bevel afzonderlijk zal worden geminuteerd. Aldus gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. C. Caminada en mr. M.E. van Wees, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 december 2008.