
Jurisprudentie
BG6344
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/318 WAO + 07/6290 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/318 WAO + 07/6290 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
1) Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. 2) Weigering WAO-uitkering te herzien wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Voldoende medische grondslag. Beperkingen niet onderschat. Eigen opvatting van betrokkene niet doorslaggevend.
Uitspraak
07/318 WAO en 07/6290 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraken van de rechtbank Roermond van 6 december 2006, 06/1122 (hierna; aangevallen uitspraak 1) en 2 oktober 2007, 07/538 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
in de gedingen tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.H.M. van den Broek, advocaat te Weert, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken 1 en 2.
Het Uwv heeft verweerschriften (met bijlagen) ingediend en een door de Raad gestelde vraag beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Broek. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard.
07/318 WAO
1.1. Bij besluit van 3 mei 1999 heeft de rechtsvoorganger van het Uwv met ingang van 13 mei 1999 aan appellante een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling heeft een medisch onderzoek plaatsgehad, waarvan door de desbetreffende verzekeringsarts verslag is gedaan in zijn rapportage van 25 oktober 2005. Deze arts heeft vastgesteld dat er ten aanzien van appellante medische beperkingen voor het verrichten van arbeid aanwezig zijn, maar dat appellante met die beperkingen in staat is te achten tot het verrichten van arbeid. Hij heeft deze beperkingen neergelegd in een zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 oktober 2005. Op basis van deze FML heeft een arbeidsdeskundige voor appellante geschikt te achten functies geselecteerd en met behulp van die functies de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante berekend op 20 %. Het Uwv heeft vervolgens op basis van de bevindingen en conclusies uit het medische en het arbeidskundige onderzoek bij besluit van 22 november 2005 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 23 januari 2006 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.3. Namens appellante is tegen het besluit van 22 november 2005 bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwarenprocedure heeft een bezwaarverzekeringsarts gerapporteerd op 5 mei 2006. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Appellante heeft tegen het besluit van 11 mei 2006 (hierna: bestreden besluit 1) beroep ingesteld.
2. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om de door de verzekeringsartsen van het Uwv ingestelde medische onderzoeken onzorgvuldig te achten en de daarop gebaseerde conclusies voor onjuist te houden. De rechtbank heeft zich tevens kunnen vinden in de arbeidskundige onderbouwing van bestreden besluit 1, waarbij zij heeft overwogen dat de arbeidsdeskundige, in overeenstemming met de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 (onder meer LJN: AY9971) in zijn rapportage alle door het systeem aangebrachte signaleringen heeft voorzien van een afzonderlijke toelichting waaruit voorts blijkt dat de signaleringen bij de geselecteerde functies geen overschrijdingen van de belastbaarheid opleveren.
3. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat bij bestreden besluit 1 haar medische beperkingen zijn onderschat, nu daarin haar fysieke klachten, waaronder gewrichtsklachten en oogklachten, haar vermoeidheidsklachten en haar psychische klachten niet in genoegzame mate zijn meegenomen. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij vanwege haar beperkingen geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft.
4. In zijn verweerschrift, waarbij onder meer een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp van 19 februari 2007 was gevoegd, heeft het Uwv de stellingen van appellante gemotiveerd betwist en verzocht aangevallen uitspraak 1 te bevestigen.
5. Ter beoordeling staat of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel over bestreden besluit 1.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de voorhanden medische gegevens geen grond bieden om de door appellante in (hoger) beroep betrokken stellingen te onderschrijven. De primaire verzekeringsarts heeft zijn bevindingen en conclusies gebaseerd op dossierstudie, anamnese en eigen onderzoek. In bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts, die ook bij de hoorzitting aanwezig was, informatie opgevraagd en verkregen van de neuroloog Boiten, internist Breed en revalidatiearts Pijlman en deze bezwaarverzekeringsarts heeft tevens de beschikking gekregen over informatie van neuroloog Ebus. Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts zich achter de door de primaire verzekeringsarts in de FML neergelegde medische beperkingen gesteld. In hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht ziet de Raad onvoldoende grond voor het oordeel dat die beperkingen zijn onderschat.
5.2. Ook de vraag of de aan appellante voorgehouden functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn te achten, beantwoordt de Raad bevestigend. Hij acht in het rapport van arbeidsdeskundige Stöver van 16 november 2005 voldoende toegelicht en onderbouwd dat de aan appellante voorgehouden functies qua belasting blijven binnen de belastbaarheid van appellante neergelegd in de FML.
07/6290 WAO
6.1. Appellante heeft zich op 19 juni 2006, bij het Uwv toegenomen arbeidsongeschikt gemeld op basis van onder meer oogklachten ten gevolge van de ziekte van Graves.
6.2. Op 17 juli 2006 is appellante medisch onderzocht. De verzekeringsarts van het Uwv heeft op basis van zijn bevindingen uit dit onderzoek geoordeeld dat er geen argumenten zijn voor een andere belastbaarheid op en na 19 juni 2006. De beperkingen zoals neergelegd in de FML van 25 oktober 2005 blijven gehandhaafd.
6.3. Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het Uwv geweigerd om de WAO-uitkering van appellante te herzien. Dit besluit heeft het Uwv na bezwaar van appellante bij besluit van 6 maart 2007 (hierna: bestreden besluit 2) gehandhaafd. Appellante heeft tegen bestreden besluit 2 eveneens beroep ingesteld.
7. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
8. In hoger beroep stelt appellante zich op het standpunt dat door haar toegenomen oogklachten, veroorzaakt door een verstoorde schildklierfunctie, per 19 juni 2006 een wezenlijke toename van haar arbeidsongeschiktheid is opgetreden hetgeen voor het Uwv aanleiding had dienen te zijn haar WAO-uitkering te herzien.
9. In zijn verweerschrift stelt het Uwv zich op het standpunt dat bij de totstandkoming van bestreden besluit 2 in voldoende mate rekening is gehouden met alle medische klachten. Voorts stelt het Uwv dat de medische beperkingen uit de reeds eerder beoordeelde ziekteoorzaken niet zijn toegenomen. Het Uwv verzoekt de Raad aangevallen uitspraak 2 te bevestigen.
10. Ter beoordeling staat of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel over bestreden besluit 2.
10.1. Naar aanleiding van hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad dat naar zijn oordeel de rechtbank terecht heeft overwogen dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berust.
10.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en voegt hieraan toe dat de verzekeringsgeneeskundige rapportages van de primair verzekeringsarts H. Jagt en de door die arts opgestelde FML van 25 oktober 2005 door bezwaarverzekeringsarts Waasdorp zijn getoetst, waarbij de informatie verkregen van de behandelend sector waaronder oogarts A.H. Veltman, psychiater L. Tan en internist-endocrinoloog Prof.dr. A.C. Nieuwenhuijzen Kruseman is meegewogen. Uit de in het dossier aanwezige medische gegevens blijkt naar het oordeel van de Raad niet dat de bezwaarverzekeringsarts appellantes beperkingen per 17 juli 2006 heeft onderschat. Daarbij wijst de Raad er evenals de rechtbank op dat aan de eigen opvatting van appellante over haar beperkingen, bij gebreke aan medische gegevens die deze opvatting ondersteunen, geen bijzondere of doorslaggevende betekenis kan toekomen.
11. Het voorgaande betekent dat beide aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
12. De Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Riphagen en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) I.R.A. van Raaij.
JL