
Jurisprudentie
BG6366
Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2871 WAO + 07/5740 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2871 WAO + 07/5740 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Nader besluit. Medische beperkingen niet onderschat. Onderbouwing van de geschiktheid van de geselecteerde functies voldoet aan de vereisten van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid.Belasting van de voor appellante geselecteerde functies overschrijdt de vastgestelde belastbaarheid van appellante niet . Deze functies kunnen dan ook aan schatting ten grondslag worden gelegd.
Uitspraak
07/2871 WAO
07/5740 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 maart 2007, 06/3940 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Mr. G.T.M. Evers, advocaat te Mierlo, heeft zich als gemachtigde van appellante gesteld, het beroepschrift aangevuld en nadere stukken in geding gebracht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Evers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.M.W. van der Helm.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was laatstelijk werkzaam als administratief medewerkster bij de Belastingdienst toen zij op 1 juli 1993 uitviel wegens psychische klachten. Bij einde wachttijd, 30 juni 1994, is aan appellante een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In verband met een herbeoordeling op basis van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is appellante op 26 augustus 2005 gezien op het spreekuur van de arts R.L.A.C. Friesen. Deze arts komt in zijn rapport van dezelfde datum op basis van de anamnese, eigen onderzoek en dossierstudie tot de conclusie dat appellante als gevolg van een angststoornis (gedeeltelijk in remissie) en chronische aspecifieke lage rugklachten, enige beperkingen heeft. De arts heeft de beperkingen van appellante vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige J.J.M. de Backer na raadpleging van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) blijkens zijn rapport van 25 oktober 2005 zes functies geselecteerd en het verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld op 37,03%.
1.3. Bij besluit van 14 november 2005 heeft het Uwv de aan appellante toegekende WAO-uitkering, die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 15 januari 2006 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.4. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bezwaarverzekeringsarts A. Deitz heeft naar aanleiding van het bezwaar in zijn rapport van 12 april 2006 geconcludeerd dat de FML in verband met toegenomen fobische klachten van appellante op enkele punten aangescherpt dient te worden. Vervolgens heeft de bezwaararbeidsdeskundige A.A.J.M. Kamp in zijn rapport van 2 augustus 2006 de geselecteerde functies opnieuw bezien en de in de functies voorkomende signaleringen van een toelichting voorzien.
1.5. Bij besluit van 3 augustus 2006 (hierna: bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 november 2005 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit 1 onderschreven. De rechtbank is evenwel tot de conclusie gekomen dat dit besluit niet op een afdoende arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft overwogen dat de belastbaarheid van appellante door de bezwaarverzekeringsarts is aangescherpt, maar dat de bezwaararbeidsdeskundige heeft verzuimd om het CBBS opnieuw te raadplegen. Derhalve heeft het Uwv niet inzichtelijk gemaakt dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van appellante passen. De rechtbank heeft vervolgens niet kunnen toetsen welke signaleringen de geduide functies kennen en of deze afdoende zijn gemotiveerd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit 1 vernietigd en bepaald dat het Uwv een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
3. Appellante kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat, op grond van de beschikbare gegevens, de medische beperkingen tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een verklaring van psycholoog-psychotherapeut drs. K. Itz-Seckl van 1 juni 2007 overgelegd, alsmede stukken van Novadic & Kentron.
4.1. Hangende het hoger beroep heeft het Uwv ter uitvoering van de aangevallen uitspraak bij besluit van 4 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit 2) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 november 2005 opnieuw ongegrond verklaard. Het bestreden besluit 2 is gebaseerd op een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige C.H.J. de Vries-van Hulten van 18 april 2007.
4.2. De Raad stelt vast dat met het bestreden besluit 2 niet tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Daarom zal dit besluit met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb in de onderhavige beoordeling worden betrokken.
5.1. Aan de Raad ligt de vraag voor of de rechtbank op goede gronden de medische beoordeling van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts heeft gevolgd.
De Raad ziet in hetgeen van de zijde van appellante in hoger beroep naar voren is gebracht onvoldoende aanleiding om het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit niet te volgen. De Raad is van oordeel dat de beperkingen van appellante na een zorgvuldig medisch onderzoek zijn vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts Deitz heeft in bezwaar de FML in verband met toegenomen fobische klachten op een aantal aspecten aangescherpt. In beroep is de FML door de bezwaarverzekeringsarts wederom aangepast in verband met in toelichtingen voorkomende beperkingen. De Raad verwijst in dit verband naar de overwegingen van de rechtbank. De Raad ziet in de door appellante in hoger beroep ingebrachte medische informatie van psycholoog-psychotherapeut drs. K. Itz-Seckl en de gegevens van Novadic & Kentron onvoldoende grond om te oordelen dat de beperkingen van appellante, als neergelegd in de FML, door de bezwaarverzekeringsarts zijn onderschat. De bezwaarverzekeringsarts Deitz heeft in zijn rapportage van 10 juli 2007 met betrekking tot die informatie voldoende gemotiveerd aangegeven waarom hij hierin geen aanleiding ziet om af te wijken van zijn standpunt.
5.2. Ten aanzien van bestreden besluit 2 dient de vraag te worden beantwoord of de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellante, zoals vastgesteld in de FML van 25 januari 2007, niet overschrijden en de arbeidskundige motivering voldoet aan de beoordelingsmaatstaven zoals vastgelegd in de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, onder meer LJN AR4716, van 12 oktober 2006, onder meer LJN AY9971 en van 23 februari 2007, onder meer LJN AZ9153.
5.3. De bezwaararbeidsdeskundige De Vries-van Hulten heeft het CBBS opnieuw geraadpleegd. In haar rapport van 18 april 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige de geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en - in overleg met de bezwaarverzekeringsarts Deitz - bezien of de belasting in de functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Bij iedere functie heeft De Vries-Van Hulten per item toegelicht waarom er geen sprake is van een overschrijding van de in de FML opgenomen beperkingen. De Raad is van oordeel dat de onderbouwing van de geschiktheid van de geselecteerde functies voldoet aan de vereisten van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid en dat de belasting van de voor appellante geselecteerde functies de vastgestelde belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Deze functies kunnen dan ook aan schatting ten grondslag worden gelegd. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 wordt dan ook ongegrond verklaard.
5.4. Gelet op het onder 5.1 t/m 5.3 overwogene dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond te worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en M.C.M. van Laar als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E.M. de Bree.
KR