Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6420

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807534/3
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost (hierna: het dagelijks bestuur) inzamellocaties voor de aanbieding van huishoudelijk restafval vastgesteld en het besluit van 5 december 2006 ingetrokken voor zover bij dit besluit inzamellocaties voor huishoudelijk restafval zijn vastgesteld.


Uitspraak

200807534/3. Datum uitspraak: 5 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost (hierna: het dagelijks bestuur) inzamellocaties voor de aanbieding van huishoudelijk restafval vastgesteld en het besluit van 5 december 2006 ingetrokken voor zover bij dit besluit inzamellocaties voor huishoudelijk restafval zijn vastgesteld. Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoekers] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en aan het besluit van 6 maart 2007 artikel 28 van de Afvalstoffenverordening 2002 als grondslag toegevoegd. Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de rechtbank Amsterdam ingekomen op 1 september 2008, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Afdeling, alwaar het op 10 oktober 2008 is ingekomen. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 30 oktober 2008. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 november 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en L. Hesseling, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. De onderhavige inzamellocatie van huishoudelijk restafval bestaat uit een permanente stalling van mini-containers behoeve van de bewoners van een klein appartementencomplex voor wie het te zwaar is een mini-container aan de weg aan te bieden. 2.3. [verzoekers] hebben aangevoerd dat zij door de vastgestelde inzamellocatie voor huishoudelijk restafval in de zomer last van stank en insecten hebben en dat hun uitzicht erdoor wordt verstoord. 2.4. Het dagelijks bestuur heeft aangevoerd dat de inzamellocatie met een haag is afgeschermd, zodat de zichthinder minimaal is. Het dagelijks bestuur heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat schorsing van het bestreden besluit ertoe zou leiden dat geen vastgestelde locatie voor de inzameling van huishoudelijk restafval meer bestaat. 2.5. De Voorzitter is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voorshands van oordeel dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen zodanige visuele hinder voordoet, dat het dagelijks bestuur het bestreden besluit niet had kunnen nemen. [verzoekers] hebben aangevoerd dat overlast door geur zich vooral in de zomer voordoet, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat thans een voorlopige voorziening te treffen. Nu voorts ter zitting door het dagelijks bestuur is aangevoerd en door de Voorzitter niet onaannemelijk wordt geacht dat het aanleggen van een inzamellocatie voor huishoudelijk restafval op het terrein van het appartementencomplex op aanmerkelijke praktische bezwaren door gebrek aan daarvoor beschikbare ruimte stuit en dat de kosten daarvan in vergelijking met het daarmee te verwezenlijken resultaat niet proportioneel zijn, terwijl toewijzing van het verzoek ertoe zou leiden dat de bewoners van het appartementencomplex niet meer over de mogelijkheid beschikken hun huishoudelijk restafval te verwijderen, ziet de Voorzitter, in afweging van de betrokken belangen, aanleiding het verzoek af te wijzen. 2.6. De Voorzitter het verzoek af. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Bijleveld voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008 433.