Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6428

Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800932/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Staphorst (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van zes recreatiewoningen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200800932/1. Datum uitspraak: 10 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 december 2007 in zaak nr. 07/917 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Staphorst. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Staphorst (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van zes recreatiewoningen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij brief van 2 mei 2007 heeft het college [appellant] meegedeeld dat zijn brief van 7 april 2007 niet wordt aangemerkt als bezwaarschrift tegen dat besluit. Bij uitspraak van 27 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door R. Stegeman, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] voert aan dat de rechtbank, door zijn brief van 7 april 2007 niet als bezwaarschrift aan te merken en zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat hij zijn bezwaren tegen het besluit van 27 februari 2007 op een positieve wijze in die brief naar voren heeft gebracht en het college, gezien zijn brief van 11 december 2006, kon weten dat die brief een bezwaarschrift inhield. 2.2. Dit betoog faalt. [appellant] eindigt de brief van 7 april 2007 als volgt: "Wij gaan er vanuit dat wij een bevredigend antwoord op het gestelde in dit schrijven mogen ontvangen, zodat wij in goede harmonie aan de Veldhuisweg kunnen blijven wonen en wij hierdoor geen bezwaar hoeven te maken tegen deze verleende bouwvergunning voor het oprichten van zes zomerhuizen op het perceel krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening". Mede gelet op die zin, heeft het college die brief terecht niet opgevat als bezwaarschrift. Dat [appellant] in een brief van 11 december 2006, die zijn zienswijze op de aanvraag om verlening van bouwvergunning bevat, vraagtekens bij het bouwplan heeft geplaatst, maakt dit niet anders. De brief van 2 mei 2007 van het college houdt aldus geen besluit in, waartegen beroep kon worden ingesteld. 2.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank het bij haar ingestelde beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Bindels lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008 85.