Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6470

Datum uitspraak2008-12-08
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 1244 WW44 V1 V
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige voorziening. Bouwvergunning verleend op basis van tijdelijk gebruik. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of het gebruik van de hal na verloop van de huurperiode in overeenstemming met de bestemmingsplanbepalingen is. Bestemmingsplantoets ziet op de aard van het bedrijf als geheel, niet op het gebruik van de afzonderlijke opstallen. Verzoek toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 08 / 1244 WW44 V1 V uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht in het geschil tussen: [verzoeker] e.a., wonende te [plaats], verzoekers, en Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen, verweerder, gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort, werkzaam bij Kienhuis Hoving advocaten en notarissen te Enschede. Derdebelanghebbende: Steenhaarplas Onroerend Goed B.V., gevestigd te Haaksbergen, vergunninghouder, gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen, werkzaam bij JPR advocaten te Deventer. 1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft Besluit van verweerder d.d. 25 november 2008, verzonden 28 november 2008. 2. De feiten en het verloop van de procedure Bij besluit van 25 november 2008 heeft verweerder aan Steenhaarplas Onroerend Goed B.V. te Haaksbergen een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een opslagruimte voor machines en machineonderdelen op het perceel Industriestraat 3 te Haaksbergen. Bij bezwaarschrift van 28 november 2008 hebben verzoekers tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij verzoekschrift van 27 november 2008, aangevuld bij schrijven 28 november 2008, is aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende de schorsing van het bestreden besluit. Bij uitspraak van 28 november 2008 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschorst. Bij schrijven van 28 november 2008 heeft gemachtigde van vergunninghouder verzocht om de schorsing op te heffen en bij schrijven van 28 november 2008 heeft gemachtigde van verweerder verzocht de schorsing ongedaan te maken. Op 1 december 2008 heeft de gemachtigde van verweerder een verweerschrift ingediend. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 december 2008. Namens verzoekers zijn verschenen de heer [Naam] en mevrouw [Naam], terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door de heer [Naam], mevrouw [Naam] en mevrouw [Naam], bijgestaan door mr. Blokvoort. Voor de derdebelanghebbenden is mr. Kobossen verschenen. 3. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter. Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 25 november 2008, inhoudende het verlenen van een reguliere bouwvergunning wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. In geschil is de vraag of verweerder de reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een opslagruimte voor machines en machine-onderdelen op het perceel aan de Industriestraat 3 te Haaksbergen terecht heeft verleend. Verzoekers zijn van mening dat het bouwplan niet getoetst kan worden aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan Industrie West 2003, aangezien goedkeuring is onthouden aan het perceel waarop de inrichting van Langezaal Afvalverwerking BV is gelegen. Hierdoor is op het onderhavige perceel nog steeds het bestemmingsplan Industrie-West van kracht. Het bouwplan is in strijd met de in dat bestemmingsplan voorgeschreven maximale bouwhoogte. Op 24 april 2008 is door vergunninghouder ook al een bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een opslagruimte voor machines en machine-onderdelen op het onderhavige perceel en op 30 juni 2008 is een verzoek ingediend om vrijstelling ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen ten aanzien van het gebruik van de hal. In een brief van 10 juli 2008 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bij de toets aan het bestemmingsplan niet om het gebruik van de afzonderlijke bedrijfsopstallen gaat, maar om de aard van het bedrijf als geheel. Om die reden kon de op 24 april 2008 aangevraagd bouwvergunning niet worden verleend. Verzoekers stellen dat verweerder thans, 4 maanden later, in strijd met haar eigen beleid handelt door van dit standpunt af te wijken en de onderhavige bouwvergunning te verlenen. Verder is op 29 oktober 2008 voor dezelfde hal een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgestart, ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning voor dezelfde opslaghal, maar dan voor het afvalsorteerbedrijf Langezaal Afvalverwerking BV. Verzoekers hebben bezwaar tegen deze constructie om tot vergunningverlening te komen. Tot slot merken verzoekers op dat in de hal een shredder is geïnstalleerd die ‘aard en nagelvast met de grond is verbonden’ en niet eenvoudig is te verwijderen. Een hal waarin een dergelijke machine is geïnstalleerd is volgens verzoekers geen opslaghal. Artikel 40, eerste lid, van de Woningwet bepaalt dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. In artikel 44 van de Woningwet is bepaald dat een bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd indien het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening of met de redelijke eisen van welstand of voor het bouwen een monumentenvergunning is vereist. Het onderhavige perceel maakt deel uit van het bestemmingsplan Industrie West 2003. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’. Daarnaast is aan het perceel de bestemming ‘AS’ (afvalsorteerbedrijf toegestaan) toegekend. Aan de bestemming ‘AS’ is echter goedkeuring onthouden door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, zodat op het perceel enkel de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ geldt. Artikel 5, onderdeel A, eerste lid van het bestemmingsplan luidt - voor zover relevant -: gronden op de kaart aangewezen voor ‘bedrijfsdoeleinden’ zijn bestemd voor ambachtelijke, groothandels-, en/of nijverheidsbedrijven inclusief een bedrijfswoning, voor zover op de plankaart aangegeven of reeds aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan (…) met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven, ontsluitingswegen, groenvoorzieningen en watergangen met dien verstande dat: c. op de gronden die op de kaart zijn aangeduid met “zone C”, uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3 van de lijst van bedrijven waarbij geldt dat de grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 meter; d. op de gronden die op de kaart zijn aangeduid met “zone D”, uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3 van de lijst van bedrijven en, indien en voor zover de grootste afstand niet meer bedraagt dat 200 meter, categorie 4 van de lijst van bedrijven. Uit het G.S – besluit van 20 november 2007 volgt dat risicovolle bedrijven in de lijst van bedrijven die zijn aan te merken als inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van 27 mei 2004, worden uitgezonderd van de in artikel 5 van het bestemmingsplan genoemde ambachtelijke, groothandels-, en/of nijverheidsbedrijven. De lijst van bedrijven waaraan in artikel 5, sub c en d wordt gerefereerd maakt als bijlage 2 onderdeel uit van de bestemmingsplanvoorschriften. In artikel 5, onderdeel B van het bestemmingsplan is – voor zover relevant – bepaald, dat op de tot de “bedrijfsdoeleinden” bestemde gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat voor: 1. gebouwen geldt dat: c. de op de kaart aangegeven bouwhoogte in acht wordt genomen; d. de op de kaart aangegeven goothoogte in acht wordt genomen. Het bouwplan ziet op het oprichten van een opslagruimte voor machines en machine-onderdelen. Niet in geschil is dat voor het onderhavige bouwplan een reguliere bouwvergunning noodzakelijk is, nu het bouwplan niet valt onder één van de gevallen zoals opgenomen in het Besluit bouwvergunningvrije en licht - bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). De voorzieningenrechter onderschrijft dit standpunt. Verweerder is bevoegd op de aanvraag te beslissen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt: Het onderhavige verzoek is ingediend door de heer [Naam], mede namens vele andere omwonenden. Onduidelijk is of alle verzoekers als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt kunnen worden en in het verzoek ontvangen kunnen worden. Niet in geschil is echter dat in elk geval de heer [Naam] als belanghebbende aangemerkt kan worden, zodat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvankelijk is en inhoudelijk behandeld kan worden. De bouwvergunning is verleend op basis van een aanvraag waarop door de aanvrager, in casu Steenhaarplas Onroerend Goed B.V., is aangegeven dat de op te richten hal zal worden gebruikt voor de opslag van machines en machine-onderdelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze omschrijving zodanig ruim is dat hier alles onder zou kunnen vallen. Het is aan de aanvrager om aannemelijk te maken dat het gebruik niet in strijd met de bestemming is en verweerder dient vervolgens, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, te onderzoeken of de hal door de aanvrager ook daadwerkelijk gebruikt zal worden voor het doel waarvoor deze is aangevraagd en of dit gebruik in overeenstemming is met de bestemming. Vergunninghouder stelt zich op het standpunt dat het gebruik van de hal ten behoeve van opslag van machines en/of machine-onderdelen op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Ter zitting is namens vergunninghouder gesteld dat zodra mogelijk de hal gebruikt zal worden ten behoeve van Langezaal Afvalverwerking. Tot dat moment zal de hal steeds tijdelijk verhuurd worden aan degene die opslagruimte nodig heeft. Op dit moment is dat Noorderdorp Transport B.V. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door de aanvrager bij de aanvraag overgelegde verklaring van Noordendorp Transport B.V., dat zij de hal tijdelijk wil huren ten behoeve van de opslag van machine-onderdelen van één van haar opdrachtgevers, voldoende was om aan te nemen dat de hal in overeenstemming met het in de aanvraag gestelde gebruik gebruikt zou gaan worden en dat hij daarmee aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder zich niet op deze enkele verklaring kon beroepen. Uit deze verklaring blijkt dat Noordendorp Transport B.V. de hal voor slechts enkele maanden wenst te huren, ten behoeve van een opdrachtgever. Wie deze opdrachtgever is en wat voor machine-onderdelen opgeslagen zullen gaan worden is niet bekend. Verweerder heeft nagelaten bij de aanvrager te informeren wat er aan het einde van de huurperiode met de hal gebeurt. Aangezien er voor deze hal al eerder bouwaanvragen zijn ingediend die zien op het gebruik van de hal door de aanvrager zelf, had verweerder nader onderzoek moeten doen naar het gebruik van de hal en of deze wel in overeenstemming met de bestemming gebruikt zou gaan worden. De enkele verklaring van Noordendorp Transport B.V. acht de voorzieningenrecht hiertoe onvoldoende. Te meer nu zich in de hal kennelijk een shredder bevindt, die toebehoort aan Langezaal Afvalverwerking en uit de verklaring van Noordendorp Transport B.V. blijkt dat deze shredder in de hal zal blijven staan, althans dat de aanwezigheid van de reeds in de hal aanwezige machine c.q. machine-onderdelen voor Noordendorp Transport B.V. geen probleem is. Feitelijk betekent dit dat een deel van de hal gebruikt zal worden voor van de opslag van machines en/of machine-onderdelen ten behoeve van Langezaal Afvalverwerking. Dienaangaande heeft verweerder het standpunt ingenomen dat dit gebruik in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan is. De voorzieningenrechter ziet niet waarom verweerder een dergelijk gebruik wel toe zou staan, indien de hal door een derde wordt gehuurd die de hal vervolgens als opslaghal zal gebruiken voor onder andere de machines van Langezaal Afvalverwerking. Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat een overslagbedrijf alsmede een veem- en pakhuis bedrijf voorkomt op de lijst van bedrijven waaraan in artikel 5, sub c en d van de bestemmingsplanvoorschriften wordt gerefereerd. Een dergelijk bedrijf is ter plaatse volgens verweerder derhalve toegestaan. De voorzieningenrechter stelt dienaangaande vast dat deze bedrijven inderdaad voorkomen op de betreffende lijst, maar dat het met betrekking tot die bedrijven specifiek gaat om dienstverlening ten behoeve van het vervoer. Behoudens het feit dat de reeds aanwezige machine c.q. machine-onderdelen niet ten dienste staan van het vervoer, wordt de hal slechts tijdelijk verhuurd aan een Transportbedrijf. Zoals hiervoor reeds gesteld heeft verweerder nagelaten te onderzoeken wat er na verloop van de huurperiode met de hal gebeurt. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat het gebruik van de hal tijdens en na verloop van de huurperiode door Noordendorp Transport B.V. op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan is toegestaan is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zonder nader onderzoek niet tot vergunningverlening had kunnen overgaan. Reeds om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de bouwvergun-ning te schorsen. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat indien vast zou komen te staan dat de hal alleen gebruikt zal worden voor de verhuur van machines en/of machine-onderdelen, dit gebruik niet is gekoppeld is aan een bedrijf. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de hal eigendom is van Steenhaarplas Onroerend Goed B.V. en dat deze eigenaar heeft verklaard de hal te verhuren ten behoeve van opslag. Steenhaarplas Onroerend Goed B.V. dient ten aanzien van deze hal derhalve aangemerkt te worden als opslagbedrijf. Echter, naar de voorzieningenrechter begrijpt, behoren de overige opstallen op het perceel Industriestraat 3 ook in eigendom toe aan Steenhaarplas Onroerend Goed B.V.. Deze opstallen worden gebruikt door Langezaal Afvalverwerking. Zoals verweerder in zijn brief van 10 juli 2008 heeft gesteld gaat het bij de toets aan het bestemmingsplan niet om het gebruik van de afzonderlijke bedrijfsopstallen, maar om de aard van het bedrijf als geheel. Indien Steenhaarplas Onroerend Goed B.V. als opslagbedrijf moet worden aangemerkt, dan betekent dit dat het gebruik van de overige opstallen op het perceel, die ten behoeve van Langezaal Afvalverwering gebruikt worden, in strijd met de bestemming gebruikt worden. Het standpunt van verweerder, dat de onderhavige hal verhuurd wordt aan Noordendorp Transport B.V. en dat getoetst moet worden aan de aard van dat bedrijf kan de voorzieningenrechter niet volgen. Noordendorp Transport B.V. is immers slechts een huurder, die tijdelijk gebruik zal maken van de hal. Wie de volgende huurder is, als die er zou zijn, is onbekend, zodat niet getoetst kan worden of dat bedrijf in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften ter plaatse is toegestaan. Ook hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. 4. Beslissing De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, Recht doende: - wijst het verzoek toe; - veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte reiskosten, welke reiskosten worden bepaald op € 10,50, door de gemeente Haaksbergen te betalen aan verzoekers; - verstaat dat de gemeente Haaksbergen aan verzoekers het griffierecht ad. € 145,- vergoedt; Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van mr. L. Jongen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2008. Afschrift verzonden op mtl