Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6474

Datum uitspraak2008-12-02
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440073-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, zwaar lichamelijk letsel, voorwaardelijk opzet, medeplegen, strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440073-08 Uitspraak: 2 december 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren [geboorteplaats] wonende te [adres], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008, 25 september 2008 en 18 november 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. van der Lem, advocaat te Deventer. De officier van justitie, mr. M.M. Brunsveld, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte: - terzake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde; - tot een gevangenisstraf van 12 maanden, - waarvan 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, - en een aan de proeftijd gekoppelde bijzondere voorwaarde dat verdachte contact onderhoudt met de Stichting Reclassering Nederland en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering ook indien dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan een behandeling bij “De Tender”. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (vermindering zichtvermogen, gekneusde lever en/of long), heeft/hebben toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, - met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of - tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden: hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, - met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen, en/of - tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 11 februari 2008 te of nabij Deventer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Ceintuurbaan, een motorrijtuig, (brommobiel), heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 07/490101-08) BEWIJS De rechtbank is van oordeel dat, hoewel door de aangever is verklaard dat hij ten gevolge van het handelen van verdachte een gekneusde lever, gekneusde long, gekneusde ribben en een gebroken teen zou hebben, niet bewezen kan worden dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Het door aangever genoemde letsel wordt in de medische verklaring niet bevestigd. In de medische verklaring is door S.J. Th. van Kuijk op 25 maart 2008 opgetekend dat sprake is van gering uitwendig bloedverlies, een hersenschudding, niet ernstig inwendig bloedverlies van de bijholte rechts en een kneuzing aan en wellicht ook in de borstkas. Onduidelijk is hoelang het slachtoffer opgenomen is geweest in verband met het letsel en de tijdspanne van herstel van de verwondingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen wettig bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging onder 1 primair genoemde “zwaar lichamelijk letsel”. De verdachte dient gelet op het bovenstaande van het 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 17 februari 2008 in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij] meermalen, tegen het hoofd en het lichaam heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 11 februari 2008 te Deventer terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Ceintuurbaan, een motorrijtuig,(brommobie)l, heeft bestuurd; De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen dat verdachte dit feit in vereniging heeft begaan. Niet is komen vast te staan dat verdachtes zoon, die eveneens aanwezig is geweest in de woning van het slachtoffer, een bijdrage heeft geleverd aan het gebeuren dat thans aan verdachte wordt ten laste gelegd. Aangever is blijkens zijn verklaring na de eerste klap, waarbij hij niet spreekt over een honkbalknuppel of hard voorwerp, bewusteloos geraakt en heeft niet gezien of hij door beide mannen is geslagen. Uit de getuigenverklaringen blijkt eveneens niet dat de zoon van verdachte het slachtoffer ook geslagen zou hebben. Uit het opsporingsonderzoek en het verhandelde ter terechtzitting kan, naar het oordeel van de rechtbank - niet worden afgeleid dat verdachte heeft geslagen met het harde voorwerp dat aanwezig is geweest in de woning van het slachtoffer. Evenals de aangever geeft [getuige 1] aan dat hij de kleine man het stuk hout heeft zien vasthouden. De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat gelet op de lengte van verdachte en zijn zoon, [getuige 2], laatstgenoemde de kleine man moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is die een voorwerp in zijn handen heeft gehad en derhalve eveneens niet dat hij het slachtoffer daarmee heeft geslagen. Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw van verdachte dat zijn opzet niet gericht was op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft het slachtoffer met een zodanige kracht en op een zodanige plaats geslagen dat deze buiten bewustzijn raakte en verdachte zelf dacht dat hij dood was. Uit de handelswijze van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm niet anders dan afgeleid worden dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Van het 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. 2. Overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Ten aanzien van feit 1 subsidiair overweegt de rechtbank dat sprake is van (zeer) grof en intimiderend strafbaar handelen. Verdachte heeft de deur van de woning van het slachtoffer geforceerd en hem in zijn eigen woning dusdanig mishandeld dat deze bewusteloos is geraakt. Het slachtoffer is in verwonde toestand achtergelaten nadat verdachte hem vanwege een (vermeend) strafbaar feit een “lesje meende te moeten leren”. Het is niet aan verdachte te danken dat ernstiger letsel dan vast te stellen is uitgebleven. Bij de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen overweegt de rechtbank dat in deze zaak als strafverzwarende omstandigheid meespeelt dat verdachte al herhaaldelijk voor overtreding van dit voorschrift is bestraft, en tot op dit moment niet in het bezit is van een rijbewijs en/of bromfietscertificaat. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank heeft de gevangenisstraf die doorgaans opgelegd pleegt te worden voor het onder 2 bewezenverklaarde verdisconteerd in de op te leggen gevangenisstraf. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 september 2008; De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder1 subsidiair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 2 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan een behandeling bij De Tender, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. J.E. van den Steenhoven - Drion, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2008. Mr. Van den Steenhoven – Drion, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.