Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6477

Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/410071-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, onherstelbaar vormverzuim, machtiging binnentreden, onrechtmatig verkregen bewijs


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.410071-08 Uitspraak: 4 december 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] [geboorte[plaatsnaam]] wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem. De officier van justitie, mr. D. van de Berg, heeft ter terechtzitting gevorderd: - verdachte vrij te spreken van het onder 1. primair ten laste gelegde; - de verdachte te veroordelen ter zake het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar, met aftrek van het voorarrest. - opheffen van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis; - toewijzing van de vordering van de [benadeelde pa[benadeelde partij] tot een bedrag van € 750,00. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meer malen met een mes op/tegen de bil van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of naar/in de richting van de buik van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of in het gezicht, tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of tegen de benen, althans het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of bij de voet heeft beetgepakt en vervolgens over de grond heeft getrokken of gesleept, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), met een mes op/tegen de bil van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of één of meermalen in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of één of meermalen tegen het been en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of bij de voet heeft beetgepakt en vervolgens over de grond heeft getrokken of gesleept, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :"Je gaat eraan en/of ik maak je dood" en/of "Ik steek het mes in je kont en van de ribbenkast eruit" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,5 liter, althans een hoeveelheid GHB (GammaHydroxyBoterzuur), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GammaHydroxyBoterzuur, zijnde GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond C Opiumwet art 11 lid 2 Opiumwet BEWIJS Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast: De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt bij het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dat noch uit een medische verklaring, noch uit de overige stukken blijkt van het steken met een mes of het maken van stekende bewegingen richting lichaam. Van dit deel van het ten laste gelegde zal verdachte derhalve worden vrijgesproken. Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde het volgende in aanmerking genomen: Het origineel van de machtiging voor het binnentreden van de woning van verdachte ontbreekt in het dossier. Dat leidt ertoe dat de rechtbank niet kan controleren of er daadwerkelijk een schriftelijke en getekende machtiging voorhanden was. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 18 november 2008 kan de bedoelde schriftelijke en ondertekende machtiging niet vervangen en kan het ontbreken van de machtiging ook niet op andere wijze rechtzetten. De rechtbank merkt het in de koelkast aangetroffen GHB om bovenstaande reden aan als onrechtmatig verkregen bewijs. De bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde dient derhalve te worden beperkt tot de bij de aanhouding in de kleding van verdachte aangetroffen buisjes GHB. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), meermalen in het gezicht heeft gestompt en geslagen en meermalen tegen het been en tegen het lichaam heeft geschopt en bij de voet heeft beetgepakt en vervolgens over de grond heeft getrokken of gesleept, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2. hij op 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :"Je gaat eraan en/of ik maak je dood" en/of "Ik steek het mes in je kont en van de ribbenkast eruit" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op 09 augustus 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid GHB (GammaHydroxyBoterzuur), zijnde GammaHydroxyBoterzuur, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. Van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het onder 1 subsidiair bewezene levert op: Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezene levert op: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 3 bewezene levert op: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezene het volgende in aanmerking genomen. Als strafverzwarende omstandigheid laat de rechtbank meewegen dat verdachte op agressieve wijze de woning van [benadeelde partij] is binnengegaan en mishandeling en de bedreiging hebben plaatsgevonden in het huis van het slachtoffer. Door het strafbare handelen van verdachte is letsel en pijn veroorzaakt en is de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] aangetast. Daarnaast betreft het een van te voren gepland feit. Verdachte heeft eerder al diverse malen telefonisch contact gezocht en is langs het huis van [benadeelde partij] gegaan om verhaal te zoeken. Het gebeurde betreft een zeer intimiderende wijze van handelen, hetgeen onder andere blijkt uit de bedreigingen en het na de mishandeling in de huiskamer van [benadeelde partij] ‘rustig’ roken van een sigaret, toebehorend aan het slachtoffer. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 oktober 2008; waaruit blijkt dat verdachte in 1999 een keer eerder is veroordeeld wegens mishandeling, de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat [benadeelde partij], wonende te [plaatsnaam], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00 vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De vordering van [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet ontvankelijk en kan voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank zal voorts ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 200 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Ten aanzien van de benadeelde partij De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de [benadeelde partij] wonende te [plaatsnaam], van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. De rechtbank bepaalt dat [benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. E.M. de Veij Mestdagh, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en G.M.J. Vijftigschild, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2008. Mr. Akkerman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.