Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6508

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1027 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Genoegzaam gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies binnen de grenzen van de voor appellante vastgestelde medische beperkingen vallen. Onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de psychische belastbaarheid van appellante op de datum in geding door het Uwv onjuist is ingeschat.


Uitspraak

07/1027 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 januari 2007, 06/1675 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 5 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. R.A. Severijn, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008. Appellante en haar gemachtigde zijn, zoals tevoren bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. van Leeuwen. II. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak waarbij de rechtbank ongegrond heeft verklaard het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 8 juni 2006, inhoudende dat de WAO-uitkering van appellante per 21 november 2005 wordt ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per die datum is afgenomen naar minder dan 15%. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante gericht tegen de intrekking van haar uitkering per 21 november 2005 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat zij in hetgeen namens appellante in beroep naar voren is gebracht geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het besluit van 8 juni 2006 is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies onder de sbc-codes 513010, 315120, 516070, 516080, 111180 en 111190 blijft binnen de grenzen van de voor appellante vastgestelde medische beperkingen. Ten aanzien van de grief dat bij de berekening van het maatmaninkomen het onjuiste indexcijfer is toegepast heeft de rechtbank overwogen dat ook indien het maatmaninkomen zou worden geïndexeerd met het juiste indexcijfer dit niet tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse zou hebben geleid. 3. In hoger beroep heeft appellante verwezen naar de in bezwaar en beroep aangevoerde medische en arbeidskundige grieven. In het bijzonder wordt aangehaald dat ten onrechte in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) geen beperking op het aspect omgaan met conflicten is gesteld en de beperking geen rechtstreeks contact op aspect 2.12.1 van de FML door het Uwv onjuist wordt uitgelegd. In verband hiermee zijn naar het oordeel van appellante in ieder geval de functies onder de sbc-codes 315120, 516070 en 516080 medisch niet passend voor haar. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen door haar reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe relevante gezichtspunten zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht. 4.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellante afdoende besproken en heeft zij genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de houdbaarheid van de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van 8 juni 2006 volledig. 4.3 De Raad voegt hieraan toe dat de door de rechtbank wegens te late indiening buiten beschouwing gelaten en in hoger beroep opnieuw ingebrachte brief van psychiater R.A. Ravelli van 8 december 2006, alsmede het in hoger beroep overgelegde ongedateerde schrijven van Ravelli, de Raad niet tot een ander oordeel hebben gebracht. In deze informatie ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de psychische belastbaarheid van appellante op 21 november 2005 door het Uwv onjuist is ingeschat. De Raad verwijst in dit verband naar de rapportage van de verzekeringsarts J.F.B. Godijn van 16 april 2007. 4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 4.5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008. (get.) G. van der Wiel. (get.) A.L. de Gier. KR