Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6576

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.009.375/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning eenhoofdig ouderlijk gezag na echtscheiding over de dochter aan de vrouw, nu de man schriftelijk heeft verklaard daarmee in te kunnen stemmen en nu hij zich volledig distantieert van de dochter door zijn afwezigheid en onbereikbaarheid. De dochter (14 jaar) wenst ook eenhoofdig gezag.


Uitspraak

RJH 9 december 2008 Sector civiel recht Zaaknummer HV 200.009.375/01 Zaaknummer eerste aanleg 83461 FA RK 07-1651 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellante, hierna: de vrouw, advocaat mr. J.P.F. Tijchon, t e g e n [Y.] (voorheen genaamd: [Z.]), wonende te [woonplaats], geïntimeerde, hierna: de man. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Roermond van 26 maart 2008, waarvan de inhoud bij hen bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 25 juni 2008, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen doch uitsluitend voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek ter verkrijging van het eenhoofdig ouderlijk gezag over het minderjarige kind van partijen, genaamd [dochter A.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar], en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag toe te wijzen over het genoemde minderjarige kind. 2.2. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties overgelegd bij het beroepschrift; - de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 17 juli 2008. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar advocate gehoord, alsmede mevrouw C. van de Wijdeven namens de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Roermond. Het hof heeft geconstateerd dat de man op juiste wijze is opgeroepen, maar dat hij niet ter zitting is verschenen. 2.3.1. De minderjarige [dochter A.] is buiten aanwezigheid van de vrouw en haar advocate door het hof gehoord. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst hiervoor naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Partijen zijn op 16 juni 1999 met elkaar gehuwd. Bij de bestreden beschikking is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en die beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 16 juni 2008. 4.2. Uit de relatie van partijen is op [geboortejaar] te [geboorteplaats] de minderjarige [dochter A.] geboren, die door de man op 18 juni 2007 is erkend. 4.3. Bij de bestreden beschikking is - voor zover hier van belang - het verzoek van de vrouw om te bepalen dat het ouderlijk gezag over [dochter A.] alleen aan haar toekomt, afgewezen. Tegen die afwijzing richt zich het hoger beroep van de vrouw. Die afwijzing betekent dat beide partijen thans nog steeds gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over [dochter A.], die ingevolge de bestreden beschikking haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw. 4.4. In zaken als de onderhavige geldt in beginsel dat de beide ouders die gezamenlijk het gezag hebben, na ontbinding van het huwelijk het ouderlijk gezag over hun kind(eren) gezamenlijk blijven uitoefenen. 4.4.1. In deze zaak is de vrouw van mening dat de belangen van [dochter A.] niet zijn gediend indien het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over [dochter A.] wordt gehandhaafd. Het is juist in het belang van [dochter A.], indien zij met uitsluiting van de man wordt belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [dochter A.], aldus de vrouw. 4.4.2. De vrouw heeft daartoe onweersproken gesteld dat de man zowel tijdens als na het huwelijk van partijen veelvuldig naar het buitenland heeft gereisd en reist, alwaar hij voor zijn werkzaamheden ook gedurende een belangrijk deel van het jaar in diverse Europese landen verblijft en dat de vrouw en/of [dochter A.] in die perioden hoegenaamd geen of nauwelijks contact met de man kunnen krijgen. Het aandeel van de man in de verzorging en opvoeding van [dochter A.] is tot op heden als het ware verwaarloosbaar (geweest). Verder stelt de vrouw dat de man zowel hier te lande als tijdens zijn buitenlandse verblijven evenmin zelf contact opneemt / heeft opgenomen met haar en/of [dochter A.] teneinde zich op de hoogte te stellen van de meest algemene wetenswaardig- heden met betrekking tot het wel en wee van [dochter A.]. Door die situatie heeft/hebben de vrouw en/of [dochter A.] regelmatig moeten ervaren dat zij in voorkomende gevallen niet bekend is/zijn met de feitelijke verblijfplaats van de man. 4.4.3. Voorts heeft de vrouw het door haar ingestelde hoger beroep onder meer onderbouwd met een door de man ondertekende verklaring van 30 mei 2008, welke verklaring op diezelfde datum mede door zijn advocaat is ondertekend. Die verklaring houdt in dat de man instemt met toewijzing aan de vrouw van het eenhoofdig ouderlijk gezag over [dochter A.]. 4.5. Uit de inhoud van genoemde verklaring van 30 mei 2008 leidt het hof af dat de man door zijn advocaat volledig op de hoogte is gesteld van de wettelijke bepalingen betreffende het gezamenlijk ouderlijk gezag na echtscheiding en de mogelijke consequenties van de door de man gemaakte keuze dat hij het ouderlijk gezag over [dochter A.] niet meer wenst uit te oefenen. Uit die verklaring blijkt voorts dat hij uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk instemt met toewijzing aan de vrouw van het eenhoofdig ouderlijk gezag over [dochter A.]. 4.6. [dochter A.] heeft, toen zij door het hof werd gehoord, aan het hof meegedeeld dat zij het verzoek van haar moeder om te worden belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over haar ondersteunt. [dochter A.] heeft het hof genoegzaam duidelijk gemaakt dat zij met regelmaat en gedurende lange periodes geen of nauwelijks contact kan krijgen met haar vader en dat haar vader zich jegens haar bijzonder passief opstelt, door niet zelf persoonlijk contact met haar op te nemen teneinde zich te informeren over haar welzijn. Die situatie raakt haar bijzonder. Als zij al enig contact met haar vader heeft, ligt het initiatief meestal aan haar kant. 4.7. De raad heeft ter zitting medegedeeld, dat hij zich terzake refereert aan het oordeel van het hof. 4.8. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht leidt het hof af dat de man reeds ten tijde van de echtscheidingsprocedure volledig op de hoogte is geweest van het verzoek van de vrouw om te worden belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [dochter A.]. Gebleken is dat de man zowel in eerste aanleg als in hoger beroep zich nimmer op enigerlei wijze heeft verzet tegen dat verzoek. Verder is gebleken dat de man zijn standpunt in deze gezagskwestie schriftelijk heeft bevestigd in eerder genoemde door hem en zijn advocaat ondertekende verklaring van 30 mei 2008. Die verklaring dient in de gegeven omstandigheden te worden aangemerkt als een bestendiging van het door de man in eerste aanleg ingenomen standpunt, erop neerkomende dat de man kennelijk geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen ten aanzien van de op hem wettelijk rustende gezagstaken jegens [dochter A.]. Uit hetgeen de vrouw ter zitting en [dochter A.] bij het verhoor naar voren hebben gebracht blijkt eveneens dat de man feitelijk geen invulling geeft of wenst te geven aan gezagstaken [dochter A.] aangaande. Het hof is gelet op al het voorgaande van oordeel, dat nu de man zich zo duidelijk distantieert van [dochter A.] en een feitelijke invulling van een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening met de vrouw en het nemen van beslissingen van enig belang over [dochter A.] in gezamenlijk overleg onmogelijk maakt doordat hij veelvuldig afwezig en onbereikbaar is, het niet in het belang van [dochter A.] is dat het gezamenlijk gezag van partijen voortduurt. Op het hoger beroep van de vrouw zal het hof derhalve beslissen op de hierna aangegeven wijze. 5. De beslissing Het hof: vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Roermond van 26 maart 2008 doch uitsluitend voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en derhalve voor zover daarbij is afgewezen het verzoek van de vrouw tot het toekennen aan haar van het eenhoofdig gezag over na te noemen minderjarige; en in zoverre opnieuw rechtdoende: bepaalt dat het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige [dochter A.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar], aan de vrouw toekomt; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Roermond. Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Van Dijkhuizen en De Klerk-Leenen, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2008.