Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6626

Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers2008-12
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid c.q. afwijzing van een wrakingsverzoek.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rekestnummer: 2008-12 Beschikking van 11 december 2008 op het verzoek om wraking, ingediend door 1. [verzoeker sub 1], wonende te [plaats], 2. [verzoeker sub 2], wonende te [plaats], verzoekers, advocaat mr. B.W.M. Zegers. 1. De procedure 1.1. Bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel unit faillissementen, is aanhangig de behandeling van de geconsolideerde faillissementen inzake de Gebo-groep. Deze procedures dragen als kenmerk F 96/85, F 96/104, F 96/115, F 96/114 (rechtbank Zwolle-Lelystad), F 96/58 en F 96/82 (rechtbank Assen). 1.2. Bij brief van 5 augustus 2008 zijn verzoekers in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst ex artikel 137e Faillissementswet. Bij brief van 1 oktober 2008, gericht aan de president van de rechtbank, heeft mr. Zegers een verzoek gedaan om de afwikkeling van voormelde faillissementen te verwijzen naar een andere rechtbank. Daarvoor wordt als grond aangevoerd dat de rechtbank Zwolle-Lelystad in haar totaliteit niet meer in staat zou zijn om onafhankelijk en onpartijdig zorg te dragen voor de afwikkeling van deze faillissementen. Aan het begin van de behandeling van het verzet tegen de slotuitdelingslijst ex artikel 137e Faillissementswet, gehouden op 4 november 2008, heeft mr. Zegers namens verzoekers een wrakingsverzoek gedaan met betrekking tot alle leden van deze rechtbank, zulks onder overlegging van voormelde brief van 1 oktober 2008. Bij brief van 10 november 2008, gericht aan de president van de rechtbank, heeft mr. Zegers een nadere toelichting gegeven op het wrakingsverzoek. Daaruit blijkt dat het verzoek tevens behelst klachten en opmerkingen over de wijze waarop de faillissementen door de rechter-commissaris en de faillissementscurator zijn behandeld, alsmede een klacht over de modus operandi van de zitting op 4 november 2008 door de zaaksrechter. Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 27 november 2008. Verschenen zijn de heer [verzoeker sub 1] en mr. B.W.M. Zegers. 1.3. Het verloop van de procedure blijkt voor het overige uit: - de reactie van de gewraakte rechter mr. [rechter 1], dat hij niet in de wraking berust - de reactie van de gewraakte rechter mr. [rechter 2] d.d. 3 december 2008, dat hij niet in de wraking berust - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer op 27 november 2008 - de pleitnotities van mr. Zegers - de notitie van de heer [verzoeker sub 1]. 2. De gronden van de wraking 2.1. Verzoekers hebben aan het verzoek om wraking in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat gelet op de voorgeschiedenis met betrekking tot de afwikkeling van het privé-faillissement van de heer [A] door de faillissementskamer de rechtbank Zwolle-Lelystad niet meer in staat is om in deze onafhankelijk en onpartijdig voor de behandeling van het verzet tegen de uitdelingslijst ex artikel 137e Faillissementswet inzake het faillissement van de Gebo-groep zorg te dragen, zoals is bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO). Verzoekers menen dat er in de afwikkeling van het faillissement van de Gebo-groep sprake is van malversaties door mr. [curator], faillissementscurator, en [rechter 2], rechter-commissaris faillissementen. In verband daarmee hebben verzoekers de president van deze rechtbank verzocht de procedure in het verzet te verwijzen naar een andere rechtbank. Daarnaast hebben verzoekers aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de modus operandi bij de behandeling van het verzet niet voldoet aan beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor mr. [rechter 1] het verzet niet meer onbevooroordeeld kan behandelen. 3. De beoordeling van het verzoek tot wraking van de rechtbank 3.1. Op grond van artikel 6 EVRM jo. artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Derhalve kunnen alleen rechters gewraakt worden die belast zijn met de behandeling van een zaak. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om alle leden van een rechterlijk college te wraken. 3.2. Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen leden van deze rechtbank die niet belast zijn met de behandeling van een procedure waarin verzoekers partij zijn, zijn verzoekers dan ook niet-ontvankelijk in hun verzoek. 3.3. Uit de toelichting van verzoekers ter zitting is evenwel gebleken dat het bezwaar van verzoekers zich niet richt tegen alle leden van deze rechtbank -in de woorden van de advocaat van verzoekers: “Er is ook koren onder het kaf”-, maar met name tegen de leden van deze rechtbank mr. [rechter 2] en mr. [rechter 1]. 4. De beoordeling van het verzoek tot wraking van [rechter 2] 4.1. Artikel 37 lid 1 Rv. bepaalt dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. 4.2. De bezwaren van verzoekers richten zich op de handelwijze en beslissingen van [rechter 2] als rechter-commissaris in het faillissement van de Gebo-groep. Blijkens de door verzoekers overgelegde bijlage getiteld “Feiten met betrekking tot de ondergang van de Gebo-groep door opzettelijke onrechtmatige gedragingen door mr. D. [curator], curator en voormalig advocaat van de Gebo-groep, en de rechterlijke macht bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (i.e. mr. [rechter 2])” hebben de bezwaren van verzoekers betrekking op handelingen van de rechter-commissaris van enige jaren geleden. Aangenomen moet worden dat verzoekers toen reeds bekend waren met deze feiten en omstandigheden, wat er ook zij van de juistheid van het gestelde. Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek tegen [rechter 2] niet tijdig is gedaan, zodat verzoekers daarin niet kunnen worden ontvangen. 4.3. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het middel van wraking niet bedoeld is om te ageren tegen onjuist geachte handelingen van de rechter-commissaris in faillissementen. Daarvoor staat immers de weg van artikel 67 Faillissementswet open. 5. De beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 1] 5.1. Mr. [rechter 1] is de rechter die het verzet van verzoekers tegen de uitdelingslijst behandelt. De wraking is tijdig ingesteld. Verzoekers kunnen derhalve worden ontvangen in hun verzoek. 5.2. Gezien het bepaalde in artikel 36 Rv. moet worden beoordeeld of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De vrees dat zulks het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn, hetgeen meebrengt dat sprake moet zijn van feiten en omstandigheden op grond waarvan objectief gezien twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter mogelijk is. 5.3. In dat verband heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onbevooroordeeld en onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoekers enige vooringenomenheid koestert, althans dat de -objectief gerechtvaardigde- vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is. 5.4. Uit het wrakingsverzoek en de mondelinge toelichting ter zitting kan niet worden afgeleid dat er aanwijzingen zijn voor het oordeel dat mr. [rechter 1] jegens verzoekers enige vooringenomenheid koestert, althans dat zijn optreden ter zitting grond heeft gegeven voor de vrees dat het hem aan onpartijdigheid ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen. 5.5. Uit de brief van mr. Zegers d.d. 1 oktober 2008 en het proces-verbaal van de zitting van 4 november 2008 blijkt dat het verzoek er materieel op neerkomt dat verzoekers vrezen dat mr. [rechter 1] -of onverschillig welke andere rechter aangewezen zou zijn ter behandeling van het verzet- niet onafhankelijk en onpartijdig kan optreden op grond van het feit dat hij lid is van deze rechtbank. In de Faillissementswet is echter bepaald dat een verzet tegen de uitdelingslijst wordt behandeld door de rechtbank alwaar het faillissement wordt behandeld, in casu de rechtbank Zwolle-Lelystad. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrees van verzoekers dat de zaaksrechter niet onpartijdig is, enkel en alleen op grond van het feit dat hij/zij lid is van deze rechtbank, objectief niet gerechtvaardigd. 5.6. De enkele omstandigheid dat verzoekers pas kort voor aanvang van de zitting op 4 november 2008 door mr. [rechter 1] via de griffier op de hoogte zijn gesteld van de reactie van curator mr. [curator] op het verzet vormt geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de door verzoekers geuite vrees dat mr. [rechter 1] jegens verzoekers niet onpartijdig is -objectief- gerechtvaardigd is. Uit het proces-verbaal van de zitting op 4 november 2008 blijkt immers dat mr. [rechter 1] aan mr. Zegers heeft gevraagd of deze aanhouding wenste van de behandeling, opdat verzoekers alsnog kennis zouden kunnen nemen van de stukken. 5.7. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat het verzoek om wraking van mr. [rechter 1] moet worden afgewezen. 6. De beslissing De rechtbank 6.1. verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek om wraking van alle leden van deze rechtbank, met uitzondering van mr. [rechter 1], 6.2. wijst het verzoek om wraking van mr. [rechter 1] af, 6.3. bepaalt dat de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek. Deze beschikking is gegeven door mr. E. Steendijk, mr. J.H. Huijzer en mr. C.A. Peterzon, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Caron als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2008.