Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6639

Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/995360-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een 36-jarige man uit Amsterdam wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk en een geldboete van 2500 euro, wegens het bezitten van 67 beschermde inheemse vogelsoorten en het manipuleren van pootringen. Daarnaast had hij een verboden katapult in bezit.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/995360-08 [P] vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 11 december 2008 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1972] te [geboorteplaats] wonende te [adres] raadsvrouwe mr. M. van Delft, advocaat te Amsterdam 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 november 2008, waarbij de officieren van justitie mr. R.S. Mackor en mr. C. Zijlstra, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 november 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, dieren of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten ongeveer 67 vogels, waaronder: 2, althans één of meer staartmezen en/of 1 boomklever en/of 1 gele kwikstaart en/of 2, althans één of meer kepen en/of 1 Afrikaanse vink en/of 2, althans één of meer kruisingen van putter en/of 1 tjiftjaf en/of 2, althans één of meer zanglijsters en/of 9, althans één of meer roodborsten en/of 1 zwartkop en/of 3, althans één of meer heggemussen en/of 9, althans één of meer putters en/of 6, althans één of meer vinken en/of 5, althans één of meer fraters en/of 14, althans één of meer groenlingen en/of 8, althans één of meer sijzen te koop heeft gevraagd, heeft gekocht of verworven, ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad, heeft verkocht of ten verkoop heeft aangeboden, heeft gebruikt voor commercieel gewin of heeft onder zich gehouden; 2. hij op of omstreeks 26 november 2007, althans in de maand november 2007, te Amsterdam, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad een (of meer) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten (een) vals(e) of vervalst(e) gesloten pootring(en) (aangebracht om de po(o)t(en) van (een) beschermde inheemse vogel(s)), (elk) zijnde die gesloten pootring(en) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid die pootring(en) - niet bestemd was/waren voor die vogel(s) en/of - door oprekken van formaat was/waren veranderd en/of - was/waren voorzien van (een) vals(e) ringnummer(s), althans van (een) ringnummer(s) dat/die niet voor zijn, verdachtes, vogel(s) en/of voor de door die ander daarmee geringde vogel(s) was/waren afgegeven; 3. hij op of omstreeks 10 januari 2008 in de gemeente Amsterdam, een wapen van categorie I, onder 6, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad; de in bovenstaande telastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebruikt. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Vormverzuim? De verdediging heeft aangevoerd dat terzake de doorzoeking, die op 26 november 2007 op het erf van verdachte heeft plaatsgevonden, niet ten spoedigste proces-verbaal is opgemaakt, zoals voorgeschreven in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering. Zulks levert op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, en brengt mee dat het later opgemaakte proces-verbaal van bewijs dient te worden uitgesloten, althans dat dit verzuim in de strafmaat verdisconteerd dient te worden, aldus de verdediging. In reactie hierop heeft de officier van justitie aangegeven dat destijds weliswaar ten spoedigste proces-verbaal is opgemaakt, echter dat dit proces-verbaal niet helemaal goed was en opnieuw moest worden geschreven. Het proces-verbaal is uiteindelijk opgemaakt op 16 januari 2008. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt vast dat de doorzoeking op het erf van verdachte heeft plaatsgevonden op 26 november 2007 en dat het proces-verbaal waarin over de bevindingen aldaar wordt gerelateerd gesloten is op 16 januari 2008. Met de raadsvrouwe is de rechtbank van mening dat gelet op het tijdsverloop van ruim anderhalve maand tussen de doorzoeking en het sluiten van het proces-verbaal, geen sprake is geweest van het ten spoedigste opmaken van het proces-verbaal, zoals bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering. Hetgeen door de officier van justitie ter zake dit verweer is aangevoerd doet daaraan niet af. De rechtbank is echter ook van oordeel dat dit verzuim in de gegeven omstandigheden geen ernstige schending van de beginselen van behoorlijke procesorde oplevert. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat met het alsnog opmaken van het proces-verbaal op 16 januari 2008 het verzuim is hersteld en het niet ten spoedigste opmaken van het proces-verbaal in de gegeven omstandigheden geen belemmering heeft gevormd voor de toetsing van de betrouwbaarheid van de bevindingen. Niet gebleken is dat verdachte op enigerlei wijze geschaad zou zijn in zijn verdedigingsbelang. Het verzuim is daarmee niet van dien aard dat het aanleiding geeft tot toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouwe. 4.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie mr. Mackor acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. 4.3 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte verweten gedragingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. 4.4 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op: Ten aanzien van feit 1, 2 en 3: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 november 2008 ; Ten aanzien van feit 1: - het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten Van Erk, Sanders en Laseur ; Ten aanzien van feit 2: - het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten Van Erk, Sanders en Laseur ; Ten aanzien van feit 3: - het proces-verbaal van inbeslagneming opgemaakt door verbalisant De Vries ; - het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant De Ruiter . 4.5 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 26 november 2007 te Amsterdam, opzettelijk, dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten 67 vogels, namelijk: 2 staartmezen en 1 boomklever en 1 gele kwikstaart en 2 kepen en 1 Afrikaanse vink en 2 kruisingen van putter en 1 tjiftjaf en 2 zanglijsters en 9 roodborsten en 1 zwartkop en 3 heggemussen en 9 putters en 6 vinken en 5 fraters en 14 groenlingen en 8 sijzen ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad; 2. op 26 november 2007 te Amsterdam, opzettelijk voorhanden heeft gehad valse en/of vervalste geschriften, te weten valse of vervalste gesloten pootringen (aangebracht om de po(o)t(en) van (een) beschermde inheemse vogel(s)), (elk) zijnde die gesloten pootring(en) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid die pootring(en) - niet bestemd was/waren voor die vogel(s) en/of - door oprekken van formaat was/waren veranderd en/of - was/waren voorzien van van (een) ringnummer(s) dat/die niet voor zijn, verdachtes, vogel(s) en/of voor de door die ander daarmee geringde vogel(s) was/waren afgegeven; 3. op 10 januari 2008 in de gemeente Amsterdam, een wapen van categorie I, onder 6, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie, mr. Mackor, heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 2.500,00 en een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. 6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van zowel een werkstraf als een geldboete niet noodzakelijk is. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte first offender is en dat de feiten zich inmiddels bijna een jaar geleden hebben afgespeeld. De verdediging heeft voorts verzocht rekening te houden met de draagkracht van verdachte en de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht in de straf te verdisconteren. Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte, als fervent dierenliefhebber, zijn gedrag met betrekking tot het houden van vogels heeft aangepast en zich heeft voorgenomen de vigerende regelgeving nooit meer te overtreden. 6.3 Het oordeel van de rechtbank De straffen die aan verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft beschermde inheemse vogels voorhanden gehad. De vogels, van welke verdachte wist dat ze illegaal waren gevangen, werden van gemanipuleerde, niet voor deze vogels bestemde pootringen voorzien, zodat deze vervolgens als handelswaar konden dienen. Dit uitsluitend met het doel zichzelf financieel te bevoordelen. Van verdachte, als zelfverklaard vogelliefhebber, mocht anders worden verwacht. Het ongecontroleerde bezit van - en de handel in beschermde inheemse diersoorten brengt immers de natuurlijke populaties grote schade toe en draagt bovendien bij aan een vermindering van de overlevingskansen van die soorten in het wild. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een katapult, die als illegaal wapen in de zin van de Wet wapens en munitie is aangemerkt. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 oktober 2008 niet eerder is veroordeeld. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 40 uren, zal zij voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank komt voorts tot de conclusie dat een geldboete van € 2.500,00 subsidiair 42 dagen vervangende hechtenis een passende sanctie is. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, maar daarin geen aanleiding gezien van de eis van de officier van justitie af te wijken. 7 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 91 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 1a, 2, 6 van de Wet economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 8 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1: Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Flora- en faunawet; feit 2: Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd; feit3: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk gedeelte van de werkstraf naar rato van twee uur per dag; - veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 2.500,=; - beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 42 dagen; Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.W. Veenendaal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 december 2008.