Jurisprudentie
BG6666
Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845328-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845328-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde een contact- en wijkverbod, voor de hierna te melden bewezenverklaarde feiten:
1. mishandeling van zijn kind, meermalen gepleegd,
2. ontucht plegen met zijn minderjarig kind,
3 mishandeling van zijn echtegenote, meermalen gepleegd,
4. handelen in strijd met artikel 13 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845328-08
Datum uitspraak: 12 december 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te (woonplaats).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 oktober 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 01 januari 1996 tot 1 maart 2007 te Vught en/of Haaren en/of Tilburg en/of Scheveningen, althans (telkens) in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (zijn, verdachtes kind [slachtoffer])), (telkens)
- met kracht op de grond heeft gegooid en/of in de auto heeft geduwd (met hoofd tegen rand van auto) (incident rond 1995/1996) en/of
- (met kracht) heeft geschopt (Scheveningen zomer 2001) en/of
- (met kracht) bij de keel heeft gepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of aan de keel/hals omhoog heeft getrokken en/of tegen de grond aan heeft geduwd/gesmeten en/of met geschoeide voet(en) (rijlaarzen) heeft geschopt (Haaren, rond zomer 2002) en/of
- haar uit de auto heeft getrokken en/of met kracht op de grond gesmeten (incident mei/voorjaar 2005) en/of
- haar (met kracht) uit de douche heeft getrokken en/of (naakt, in de koude buitenlucht en regen) naar buiten heeft geduwd/gesmeten (rond april 2006)
althans (telkens) (met kracht) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of met kracht tegen/naar de grond heeft geduwd en/of gegooid/gesmeten, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
wetboek van strafrecht artikel 300 jo. artikel 304
2.
hij in of omstreeks 01 januari 2000 tot 31 december 2003 te Vught, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch een of meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer], geboren op 19 augustus 1987, bestaande die ontucht hierin dat hij haar bij de borsten en/of billen heeft vastgepakt en/of in de borsten en/of billen heeft geknepen; wetboek van strafrecht artikel 249
3. hij op op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 01 januari 1996 en 31 december 2006 te Vught, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2],(zijnde zijn, verdachtes echtgenote)), (met kracht) heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of tegen de grond en/of een muur en/of een jacuzzi heeft geduwd/gegooid/gesmeten , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; wetboek van strafrecht artikel 300 jo. 304
4. hij op of omstreeks 25 juni 2008 te Haaren, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weteneen nabootsing van een pistool, een bo(a)lletjespistool en/ofeen nabootsing van een revolver, een bo(a)lletjesrevolver en/ofeen nabootsing van een geweer, een bo(a)lletjesgeweer , zijnde (telkens) (een) voorwerp(en ) dat/die voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 28 november 2008 gewijzigd in die zin dat:
* onder feit 1 na het tweede streepje wordt toegevoegd "- (met kracht) heeft vastgepakt en/of geduwd en/of geslagen (eind 2005) en/of"
* onder feit 1 onder het derde streepje na het woord "haar" wordt "met kracht"
* onder feit 1 na het laatste streepje toevoegen "en/of – (met kracht) een telefoon of een afstandsbediening althans een hard voorwerp tegen haar hoofd heeft gegooid (begin 2007)"
* onder feit 1, na de woorden "althans (telkens) (met kracht)" wordt toegevoegd "heeft geduwd en/of aan de haren getrokken"
* onder feit 2, in de eerste regel nat "omstreeks" wordt toegevoegd "de periode van" en dat in de eerste regel in plaats van "31 december 2003" wordt gelezen "19 augustus 2004".
* onder feit 4 wordt toegevoegd "(artikel 13 juncto 55 Wet wapens en munitie)"
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Onder feit 1 is aan verdachte de mishandeling van zijn dochter [slachtoffer] in de periode van 1 januari 1996 tot 1 maart 2007 tenlastegelegd en onder feit 3 de mishandeling van zijn toen-malige echtgenote [slachtoffer 2] in de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 2006.
Tot 1 februari 2006 werden deze feiten, te weten overtreding van artikel 300 eerste lid juncto artikel 304 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, gestraft met maximaal 28 maanden gevangenisstraf. Gelet op het bepaalde in artikel 70 eerste lid aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht gold voor deze feiten een verjaringstermijn van zes jaar. Per 1 februari 2006 is dat strafmaximum verhoogd naar 4 jaar gevangenisstraf. Dat heeft tot gevolg gehad dat dergelijke feiten twaalf jaar nadat die feiten zijn gepleegd verjaren. Verjaring wordt, gelet op het bepaalde in artikel 72 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, gestuit door elke daad van vervolging.
Bij wijziging van wetgeving dient de voor verdachte meest gunstige bepaling te worden toegepast. Dat betekent voor de feiten die zijn gepleegd voor 1 februari 2006 de toen geldende wetgeving moet worden toegepast omdat in die periode op overtreding van artikel 300 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht een lagere maximum gevangenisstraf was gesteld. Daaruit vloeit voort dat die feiten een kortere verjaringstermijn kennen dan de feiten die na 1 februari 2006 zijn gepleegd.
Een en ander leidt tot de conclusie dat, ten aanzien van een deel van de onder 1 en onder 3 tenlastegelegde feiten, de verjaringstermijn is aangevangen op 1 januari 1996. Op 27 juni 2008 is verdachte, na eerder door de politie te zijn verhoord, door de rechter-commissaris bij inverzekeringstelling gehoord. Vanaf dat moment kon verdachte er redelijkerwijs van uitgaan dat hij voor deze feiten zou worden vervolgd. De rechtbank merkt dit verhoor aan als een eerste daad van vervolging waardoor de verjaring is gestuit.
Teneinde de verjaring van de feiten die voor 1 februari 2000 zijn gepleegd te stuiten, had de officier van justitie voor 1 februari 2006 enige daad van vervolging moeten verrichten. Daarvan is niet gebleken. Dit betekent dat het recht op strafvervolging van verdachte voor die feiten is vervallen. De officier van justitie zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van verdachte voor zover die ziet op de onder 1 en onder 3 tenlastegelegde feiten tot 1 februari 2000. Voor de feiten die na 1 februari 2000 zouden zijn begaan is de officier van justitie ontvankelijk.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn voor het overige geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Ter terechtzitting van 28 november 2008 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken omdat zij weliswaar de overtuiging heeft dat verdachte dit feit heeft gepleegd, maar dat het wettig bewijs daarvoor ontbreekt. Verdachte heeft dit feit ontkend.
De rechtbank overweegt hierover het navolgende. Op grond van de aangifte van mevr. [slachtoffer 2] [p. 107 e.v.] wordt op onderdelen ondersteund door de verklaring [slachtoffer] [p. 28 e.v.] heeft afgelegd. Deze verklaringen leveren, in combinatie het agressieve gedrag van klager gedurende een reeks van jaren zoals daarvan tijdens het onderzoek ter zitting is gebleken, het wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte ook dit feit heeft gepleegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 01 februari 2000 tot 1 maart 2007 te Vught en/of Haaren en/of Tilburg en/of Scheveningen, althans telkens in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon te weten zijn, verdachtes kind [slachtoffer], telkens
- met kracht heeft geschopt (Scheveningen zomer 2001) en
- met kracht bij de keel heeft gepakt en de keel heeft dichtgeknepen en aan de keel/hals omhoog heeft getrokken en tegen de grond aan heeft geduwd/gesmeten en met geschoeide voeten (rijlaarzen) heeft geschopt (Haaren, rond zomer 2002) en
- met kracht heeft vastgepakt en geduwd en geslagen (eind 2005)
- haar met kracht uit de auto heeft getrokken en met kracht op de grond gesmeten (incident mei/voorjaar 2005) en
- haar met kracht uit de douche heeft getrokken en naakt, in de koude buitenlucht en regen, naar buiten heeft geduwd/gesmeten (rond april 2006) en
- met kracht een telefoon of een afstandsbediening althans een hard voorwerp tegen haar hoofd heeft gegooid (begin 2007)
althans telkens met kracht heeft geduwd en aan de haren getrokken en heeft geslagen en gestompt en geschopt en met kracht tegen/naar de grond heeft geduwd en/of gegooid/gesmeten, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. in de periode van 01 januari 2000 tot 19 augustus 2004 te Vught ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer], geboren op 19 augustus 1987, bestaande die ontucht hierin dat hij haar bij de borsten heeft vastgepakt en in de borsten en heeft geknepen;
3. op tijdstippen in de periode gelegen tussen 1 februari 2000 en 31 december 2006 in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of Breda opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], zijnde zijn, verdachtes echtgenote, met kracht heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of tegen de grond en/of een muur en/of een jacuzzi heeft geduwd/gegooid/gesmeten , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. op 25 juni 2008 te Haaren, wapens van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, een bolletjespistool en een nabootsing van een revolver, een bolletjesrevolver en een nabootsing van een geweer, een bolletjesgeweer , zijnde telkens een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 249, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
* vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit
* ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten:
18 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde een contactverbod voor verdachte met [slachtoffer].
* gehele toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 5.500,-- en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 5.500,-- subsidiair 57 dagen.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden.
ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft gedurende een langere tijd een aantal maal zijn dochter mishandeld en heeft eenmaal ontuchtige handelingen bij zijn dochter verricht. Daarmee heeft hij een forse inbreuk op haar lichamelijke integriteit veroorzaakt en haar persoonlijke levenssfeer in ernstige mate aangetast;
- het gevoel van veiligheid dat zijn dochter had behoren te hebben in de omgeving van haar ouders heeft verdachte teniet gedaan. Daarmee heeft hij zijn dochter heel veel leed aangedaan;
-
het handelen van verdachte is voor zijn dochter zeer vernederend geweest. Naar bekend mag worden verondersteld wordt ervaringen zoals die onder feit 1 en feit 2 bewezen zijn verklaard door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en kan dit nadelige gevolgen op emotioneel en seksueel gebied voor hen met zich meebrengen, hetgeen bij haar ook daadwerkelijk het geval is geweest;
- door zijn handelen heeft verdachte op verregaande wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter en heeft hij op geen enkele wijze rekening gehouden met de voor haar mogelijk nadelige gevolgen;
- verdachte heeft ook zijn toenmalige echtgenote ernstig mishandeld;
- verdachte heeft geen enkel inzicht betoond in het leed wat hij de slachtoffers heeft berokkend. Door deze houding vertraagt en bemoeilijkt verdachte hun herstel.
strafmatigend
- verdachte werd niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte immateriële schade, een bedrag van € 2.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde voor zover die feiten zijn gepleegd voor 1 februari 2000.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Mishandeling terwijl het feit wordt begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd [artikelen 300 eerste lid en 304 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht].
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind [artikel 249 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht].
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd [artikelen 300 eerste lid en 304 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht].
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd [artikelen 13 eerste lid en 55 eerste lid van de Wet wapens en munitie].
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
ten aanzien van het onder 1, 2 ,3 en 4 bewezen verklaarde
* Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden dat gedurende de proeftijd:
1. verdachte geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende personen te weten [slachtoffer 2] [ex echtgenote] en [slachtoffer] [dochter], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen;
2. verdachte zich niet zal begeven in de wijk ...te Tilburg.
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde tevens
Maatregel van schadevergoeding van € 2000,-- subsidiair 40 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [feit 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. A.F. van Hoorn en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 12 december 2008.
Mr. Hermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.