Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6694

Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersHA RK 08-91
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing wrakingsverzoek. Verzoek om wraking omdat de rechter het verzoek niet heeft ingewilligd om verweerder te manen te reageren op opmerkingen en/of verzoeken die verzoeker heeft gedaan in nadere stukken in reactie op het verweerschrift. Volgens verzoeker is de rechter door dit verzoek niet in te willigen door de inhoud van het verweerschrift beïnvloed met irrelevante feiten. Partijen zijn vrij al of niet te reageren op de door hen in de beroepsfase ingediende stukken. De rechter kan op grond van artikel 8:43 van de Algemene wet bestuursrecht partijen de gelegenheid geven tot repliek en dupliek. Het is aan de rechter om te beoordelen of eiser die gelegenheid moet krijgen. Voorts is het het werk van de rechter om uit de feiten en de standpunten die partijen naar voren hebben gebracht de relevante feiten en argumenten te selecteren die noodzakelijk zijn om tot een beslissing te komen. Het feit dat er volgens verzoeker in het verweerschrift irrelevante feiten staan vermeld kan niet leiden tot de conclusie dat de rechter daardoor vooringenomen is. Voorts ligt geen vooringenomenheid besloten in de afwijzing van het verzoek om uitstel van de behandeling van de zaak. Bij de beoordeling van een verzoek om uitstel moet een afweging worden gemaakt tussen de reden van het verzoek en het tijdstip waarop zulks wordt gedaan enerzijds en de gevolgen voor de interne organisatie van de rechtbank en de afhandeling van zaken anderzijds. In dit geval heeft de rechtbank kennelijk geen zwaarwegende argumenten gevonden om het verzoek in te willigen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Wrakingskamer zaaknummer: HA RK 08-91 datum beslissing: 6 oktober 2008 Op verzoek van: [verzoeker], verzoeker. 1. Procesverloop 1.1 Bij schriftelijk verzoek van 10 september 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van [rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector Bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer 08/2519, hierna te noemen: de hoofdzaak. 1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. 1.3 Verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 26 september 2008. Verzoeker en de wederpartij zijn verschenen. De rechter heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. 2. Het standpunt van verzoeker Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechter niet op zijn verzoeken is ingegaan om verweerder te manen te reageren op opmerkingen die hij heeft gemaakt en/of verzoeken die hij heeft gedaan in de nadere stukken die hij heeft ingediend op 18 augustus 2008 en 1 september 2008 als reactie op het verweerschrift van verweerder van 23 juni 2008. Daardoor is de rechter door de inhoud van het verweerschrift beïnvloed met feiten die niet relevant zijn. Voorts wordt hij door de rechter belemmerd aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van zijn zaak, nu de rechter zijn verzoek om uitstel voor de mondelinge behandeling heeft afgewezen. 3. Beoordeling 3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. 3.2 Niet gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. Wat de objectieve toets betreft, overweegt de wrakingskamer als volgt. 3.3 Met betrekking tot de eerste wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer dat partijen vrij zijn al of niet te reageren op de door hen in de beroepsfase ingediende stukken. De rechter kan op grond van artikel 8:43 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) partijen de gelegenheid geven tot repliek en dupliek. Het is aan de rechter om te beoordelen of eiser die gelegenheid moet krijgen. Voorts is het het werk van de rechter om uit de feiten en de standpunten die partijen naar voren hebben gebracht de relevante feiten en argumenten te selecteren die noodzakelijk zijn om tot een beslissing te komen. Het feit dat er volgens verzoeker in het verweerschrift irrelevante feiten staan vermeld kan niet leiden tot de conclusie dat de rechter daardoor vooringenomen is. 3.4 Met betrekking tot de tweede wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer dat bij de beoordeling van een verzoek om uitstel een afweging moet worden gemaakt tussen de reden van het verzoek en het tijdstip waarop zulks wordt gedaan enerzijds en de gevolgen voor de interne organisatie van de rechtbank en de afhandeling van zaken anderzijds. In dit geval heeft de rechtbank kennelijk geen zwaarwegende argumenten gevonden om het verzoek in te willigen. Hierin ligt geen vooringenomenheid besloten. 3.5 Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten of omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechter kan daar namelijk niet uit worden afgeleid. 3.6 De rechtbank zal het verzoek afwijzen. 3.7 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verzoeker te wijzen op het bepaalde in artikel 8:16, vierde lid, Awb. Uit deze bepaling volgt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. 4. Beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek om wraking af; 4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden; 4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mrs. J.T.M. Nijenhof en W.J. van Andel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008 in tegenwoordigheid van mr. E.P. van der Zalm als griffier. Mrs. Janse van Mantgem en Van Andel zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen. Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.