
Jurisprudentie
BG6708
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers316348 / HA ZA 08-2479
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers316348 / HA ZA 08-2479
Statusgepubliceerd
Indicatie
Incidenteel vonnis. Ontruiming van 30 woonwagenstandplaatsen Den Haag. Naar voorlopig oordeel geen privaatrechtelijke huurovereenkomsten, maar ingebruikgeving standplaatsen op publiekrechtelijke grondslag met publiekrechtelijk precariostelsel.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 316348 / HA ZA 08-2479
Vonnis in het verwijzingsincident van 19 november 2008
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE DEN HAAG,
zetelend te 's-Gravenhage,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A.R. de Jonge,
tegen
1. [X],
wonend te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. S.J.M. Jaasma,
2. ZIJ DIE VERBLIJVEN OF WONEN IN OF OP DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, STAANDE EN GELEGEN AAN DE [adres] TE DEN HAAG,
gedaagden in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "de gemeente" en "gedaagden". Gedaagde sub 1 zal voor zover afzonderlijk bedoeld "[X]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juli 2008, met productie;
- de akte houdende overlegging producties van de gemeente, met producties 1 tot en met 15;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6.
1.2. Ter eerste rolzitting van 30 juli 2008 heeft rolvoeging plaatsgevonden tussen de door de gemeente in totaal aangebrachte 30 civiele procedures, die strekken tot ontruiming van de woonwagenstandplaatsen aan de [adres] te Den Haag (rolnummers HA ZA 08-2454 t/m 08-2486. Van deze 30 samenhangende procedures zijn er inmiddels 4 doorgehaald op verzoek van partijen. In 9 zaken is verstekvonnis gewezen op 8 oktober 2008, en de overige 17 zaken - waaronder de onderhavige procedure - staan nu voor incidenteel vonnis.
2. De geschillen in de hoofdzaak en in het incident
2.1 De gemeente vordert in de hoofdzaak - kort gezegd - te verklaren voor recht dat de tussen haar en gedaagden bestaande gebruiksrelatie met betrekking tot de woonwagenstandplaats aan de [adres] te 's-Gravenhage (primair) per 3 september 2008 is beëindigd. Daarnaast vordert zij een veroordeling van gedaagden om de standplaats uiterlijk op (primair) 3 september 2008 te ontruimen, met de gebruikelijke nevenvorderingen.
2.2. De gemeente legt aan haar vorderingen in de hoofdzaak - sterk verkort en zakelijk weergegeven - ten grondslag dat de gemeenteraad in 2006 heeft ingestemd met de herstructurering van de gemeentelijke woonwagenlocatie [adres] tot een woningbouwlocatie, en met het Plan van Aanpak woonwagencentrum [adres]. In het kader van de uitvoering van dit herstructureringsbeleid heeft de gemeente bij brief van 3 september 2007 het feitelijk gebruik door [X] van haar standplaats op deze locatie opgezegd tegen 3 september 2008. [X] heeft tot op heden geweigerd om haar standplaats vrijwillig te ontruimen.
2.3. [X] heeft vóór alle weren "de exceptie van onbevoegdheid" ingeroepen en verzocht de zaak te verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank. [X] voert daartoe aan dat de tussen haar en de gemeente bestaande rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst, zodat de onderhavige zaak door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist.
2.4. De gemeente heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist, hoewel haar advocaat mr. De Jonge in zijn incidentele conclusie van antwoord vooral reageert op de argumenten die de behandelend advocaat mr. Reumkens in zijn incidentele conclusies in 5 andere samenhangende procedures aanvoert, en niet zozeer op de argumenten die de behandelend advocaat mr. Jaasma in de overige 12 procedures aanvoert, waaronder de onderhavige procedure. Volgens de gemeente dient de rechtsverhouding tussen partijen - sterk verkort weergegeven - te worden aangemerkt als een op publiekrechtelijke grondslag gebaseerde ingebruikgeving of bruikleen van de standplaats met een publiekrechtelijke precarioverhouding.
3. De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak
3.1. Anders dan in de processtukken vermeld, strekt de incidentele vordering niet tot onbevoegdheid van de rechtbank maar tot interne verwijzing binnen de rechtbank zoals bedoeld in artikel 71 Rv. Sinds de wetswijzigingen per 1 januari 2002 behoren immers zowel de sector civiel als de sector kanton tot één en dezelfde bevoegde rechtbank. De incidentele vordering zal de rechtbank dan ook opvatten als een incidentele vordering die strekt tot verwijzing op de voet van artikel 71 Rv.
3.2. In artikel 93 Rv is bepaald dat zaken betreffende (onder meer) een huurovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Artikel 71 Rv bepaalt dat indien een zaak, in behandeling bij een kamer die niet tot de sector kanton behoort, verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter, de zaak daartoe op verlangen van een der partijen of ambtshalve verwezen wordt naar een kamer die tot de sector kanton behoort. Die beoordeling door de rechter vindt plaats aan de hand van een voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
3.3. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is er in dit geval - alle wederzijdse argumenten afwegende en in onderlinge samenhang bezien - géén sprake van een privaatrechtelijke huurovereenkomst, maar daarentegen van een op het publiekrecht gebaseerde ingebruikgeving of bruikleen van de standplaatsen met publiekrechtelijke precarioverhoudingen. Daartoe is het volgende redengevend.
3.4. Zoals volgt uit de door de gemeente uitvoerig aangehaalde wetsgeschiedenis en raadsbesluiten, waren per 1 juli 1999 de gemeentelijke precarioverordeningen voor de standplaatsen aan de [adres] gebaseerd op art. 149 Gemeentewet en niet meer op art. 9 van de per 1 maart 1999 vervallen Woonwagenwet. Destijds is kennelijk bewust niet gekozen voor privaatrechtelijke huurovereenkomsten, maar voor voortgezette publiekrechtelijke ingebruikgeving van de standplaatsen aan de Haagse [adres] met een op art. 149 Gemeentewet gebaseerd precariostelsel. Vergelijk ook de situatie met de Haagse vishuisjes, die heeft geleid tot Hoge Raad 31 januari 1997, NJ 1998 nr. 545. De door gedaagde [X] aangevoerde argumenten leiden naar voorlopig oordeel niet tot de conclusie dat desondanks toch een huurovereenkomst als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek tot stand is gekomen.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de incidentele vordering die strekt tot verwijzing naar de sector kanton zal worden afgewezen. Omdat deze beslissing is gebaseerd op een voorlopig oordeel, zal de sector civiel de beslissing over de proceskosten van dit incident (€ 452,- salaris advocaat) aanhouden tot het eindvonnis van de sector civiel.
3.6 In de hoofdzaak overweegt de rechtbank naar aanleiding van opmerkingen van de gemeente in haar dagvaarding en in haar incidentele conclusie van antwoord met het oog op de goede procesorde nog het volgende. Anders dan de gemeente verzoekt, zal de rechtbank pas ná alle conclusies van antwoord in de door de informele rolvoeging zoveel mogelijk gezamenlijk te behandelen en te beoordelen hoofdzaken zich beraden op en beslissen over de door art. 131 Rv bedoelde verdere procesgang in die 17 samenhangende hoofdzaken.
3.7 Wel zal de rechtbank in de lopende 17 samenhangende procedures op tegenspraak aan gedaagden nu nog slechts een laatste uitstel voor inhoudelijke conclusies van antwoord verlenen, omdat al sinds de eerste rolzitting van 30 juli 2008 voor gedaagden de gelegenheid heeft bestaan tot een inhoudelijk antwoord op de vorderingen van de gemeente. Aan die verschenen gedaagden zal de rechtbank een laatste termijn voor antwoord in de 17 hoofdzaken toestaan die iets ruimer is dan de gebruikelijke 6 weken, dit gelet op de naderende vakantieperiode en op de hoeveelheid door de twee behandelend advocaten aan die zijde nog te verrichten werk. De rechtbank zal geen hoger beroep openstellen tegen dit tussenvonnis.
4. De beslissingen
De rechtbank in het incident:
- wijst de incidentele vordering af;
- houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot het eindvonnis;
De rechtbank in de hoofdzaak:
- verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van woensdag 21 januari 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [X], laatste uitstel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.