Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6716

Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/550307-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een werkstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ter zake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft in Harderwijk twee voetgangers, die een zebrapad overstaken, niet gezien en hen aangereden. Hierdoor is één persoon overleden en een andere persoon heeft zwaar lichamelijk letsel bekomen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/550307-08 Uitspraak d.d.: 12 december 2008 tegenspraak/ dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1932], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2008. De tenlastelegging hij op of omstreeks 29 mei 2008 te Harderwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Havenkade en/of de Scheepssingel, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft en/of is hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - gereden over de Havenkade, welke weg overloopt in de Scheepssingel, in de richting van de Scheepssingel en/of - een voetgangersoversteekplaats op de Scheepssingel genaderd en/of - terwijl voornoemde voetgangersoversteekplaats op het wegdek met strepen was aangeduid en/of met een bord L2, zoals bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, was aangeduid, waarbij hij verdachte, - niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer heeft besteed, immers heeft hij, verdachte, naar links - gelet op de rijrichting van verdachte - gekeken (teneinde een parkeerplaats te zoeken) en/of - zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde voetgangersoversteekplaats vrij was van verkeer en/of - geen voorrang heeft verleend aan mevrouw [slachtoffer 1] en/of de heer [slachtoffer 2], die zich bevonden op voornoemde voetgangersoversteekplaats, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en voornoemde mevrouw [slachtoffer 1] en/of de heer [slachtoffer 2], waardoor mevrouw [slachtoffer 1] werd gedood en/of waardoor de heer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel (atlas) en/of een schedelbasisfractuur en/of een gebroken sleutelbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 175 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 29 mei 2008 te Harderwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Havenkade en/of de Scheepssingel, althans enige weg, waarbij hij, verdachte - over de Havenkade is gereden, welke weg overloopt in de Scheepssingel, in de richting van de Scheepssingel en/of - een voetgangersoversteekplaats op de Scheepssingel is genaderd en/of - terwijl voornoemde voetgangersoversteekplaats op het wegdek met strepen was aangeduid en/of met een bord L2, zoals bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, was aangeduid, waarbij hij verdachte, - niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer heeft besteed, immers heeft hij, verdachte, naar links - gelet op de rijrichting van verdachte - gekeken (teneinde een parkeerplaats te zoeken) en/of - zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde voetgangersoversteekplaats vrij was van verkeer en/of - geen voorrang heeft verleend aan mevrouw [slachtoffer 1] en/of de heer [slachtoffer 2], die zich bevonden op voornoemde voetgangersoversteekplaats, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en voornoemde mevrouw [slachtoffer 1] en/of de heer [slachtoffer 2], waarbij mevrouw [slachtoffer 1] werd gedood en/of waarbij de heer [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover waaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering (eindnoot 1) A. De vaststaande feiten Aanleiding voor het onderzoek (eindnoot 2) was een aanrijding op 29 mei 2008 van twee voetgangers door een personenauto op een voetgangersoversteekplaats te Harderwijk. B. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde. Het betreft hier geen simpele verkeersfout. Verdachte heeft de slachtoffers, voetgangers die een zebrapad overstaken, niet gezien en daardoor aangereden. Er is hier sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waardoor iemand is overleden en het andere slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging Door de verdediging is aangevoerd er sprake is van onbewuste schuld van de zijde van de verdachte. Het ongeval betrof een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden. Verdachte heeft het zebrapad en de overstekende voetgangers te laat gezien. Hij heeft echter niet harder gereden dan toegestaan en ook niet zeer, althans aanmerkelijk, onzorgvuldig en/of onoplettend gereden. Tevens betrof het hier een zeer gevaarlijk kruispunt, waarbij het zebrapad pas zichtbaar is als men de verhoging is opgereden. D. Beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden. Uit de verkeersongevalsanalyse (eindnoot 3) is gebleken dat het ten tijde van het ongeval droog en helder was en dat het wegdek droog was. Het uitzicht (eindnoot 4) vanuit de personenauto, Opel Astra, werd vanaf de bestuurderszitplaats op generlei wijze belemmerd. Het voertuig (eindnoot 5) , Opel Astra, vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Het voertuig (eindnoot 6) , Opel Astra, reed op het moment van de aanrijding waarschijnlijk niet harder dan de toegestane maximum snelheid van 30 km/h. De bestuurder van de Opel(eindnoot 7) reed de voetgangers zeer waarschijnlijk aan op de voetgangersoversteekplaats. De getuige (eindnoot 8) [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 29 mei 2008 voor het raam van haar woning te Harderwijk stond. Zij had daarbij volledig en vrij zicht op de kruising van de Scheepssingel met de Havendam en de Havenkade. Zij zag een man en een vrouw hand in hand de voetgangersoversteekplaats in de Scheepssingel oplopen. Ze zag een rode personenauto de Scheepssingel oprijden en frontaal tegen de man en de vrouw aanrijden. Ze zag de voetgangers door de lucht gaan en op straat terecht komen. De getuige (eindnoot 9) [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 29 mei 2008 voor het raam van zijn woning te Harderwijk stond. Hij had daarbij zicht op de voetgangersoversteekplaats op de Scheepssingel. Hij zag een man en een vrouw het zebrapad oplopen. Op dat moment kwam er een auto van rechts. Deze auto schepte de man en de vrouw. De vrouw viel op de motorkap, tegen de raam van de auto en werd hierdoor gelanceerd. Ze kwam ongeveer 2 meter voor de auto op de grond terecht. De man werd door de klap van de auto aan de kant geslingerd. De getuige (eindnoot 10) [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 29 mei 2008 in haar personenauto over de Havenkade te Harderwijk reed. Voor haar reed een personenauto, merk Opel. Bij de voetgangersoversteekplaats staken twee personen over. Ze heeft geen remlichten bij de Opel zien branden. Op het moment van de aanrijding vlogen de voetgangers als slappe poppen door de lucht. Toen de bestuurder van de Opel uitstapte hoorde ze dat hij tegen haar zei dat hij de voetgangers absoluut niet had gezien en dat hij de Vogelstraat in had gekeken om te kijken of er een parkeerplek was. De verdachte (eindnoot 11) heeft verklaard dat hij op 29 mei 2008 in zijn personenauto, Opel Astra, richting de Havenkade te Harderwijk is gereden. Hij reed ongeveer 30 a 40 km/h. Hij reed de kruising met de Havendam op en keek naar links. Hij wilde kijken of daar, in de Vogelstraat, een parkeerplaats vrij was. Hij keek weer naar voren en op dat moment hoorde hij een harde klap. Hij zag dat hij twee personen aanreed met de voorzijde van zijn auto. Hij zag dat de vrouw op de motorkap terecht kwam en er daarna afgleed. Hij denkt dat hij de man met de zijkant van zijn auto heeft geraakt. Hij heeft direct geremd en is stil gaan staan. Uit de medische informatie (eindnoot 12) betreffende [slachtoffer 2] blijkt dat hij een gebroken nek, hoofdwonden, knieletsel en kneuzingen had. Uit het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer blijkt dat [slachtoffer 1] op 29 mei 2008 overleden is aan een letaal schedelbasis trauma, ten gevolge van een ongeval. Bewezenverklaring hij op 29 mei 2008 te Harderwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Havenkade en de Scheepssingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend, - gereden over de Havenkade, welke weg overloopt in de Scheepssingel, in de richting van de Scheepssingel en - een voetgangersoversteekplaats op de Scheepssingel genaderd en - terwijl voornoemde voetgangersoversteekplaats op het wegdek met strepen was aangeduid en met een bord L2, zoals bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, was aangeduid, waarbij hij verdachte, - niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en het verkeer heeft besteed, immers heeft hij, verdachte, naar links - gelet op de rijrichting van verdachte - gekeken (teneinde een parkeerplaats te zoeken) en - zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde voetgangersoversteekplaats vrij was van verkeer en - geen voorrang heeft verleend aan mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2], die zich bevonden op voornoemde voetgangersoversteekplaats, waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en voornoemde mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2], waardoor mevrouw [slachtoffer 1] werd gedood en waardoor de heer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel (atlas) en een schedelbasisfractuur en een gebroken sleutelbeen werd toegebracht. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten en verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. 2. Door en namens de verdachte is gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd. Verdachte refereert zich ten aanzien van het onder subsidiair ten last gelegde aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen de aanzienlijke gevolgen die het door verdachte veroorzaakte ongeval hebben gehad. 4. In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen en dat hij contact heeft opgenomen met het slachtoffer, ook nogmaals op het moment dat hij hoorde dat het minder goed met haar ging dan hij had gedacht. 5. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden – met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd – op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank acht daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor langere duur op zijn plaats, teneinde de ernst van het onderhavige te benadrukken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing De rechtbank: • Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan. • Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. • Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. • Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: Een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen. • Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 ( één) jaar. • Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2008. Eindnoten 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0612/08-205234, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, Team Harderwijk, gedateerd 31 juli 2008 2 (stam)proces-verbaal nr. PL0612/08-205234, doorgenummerde pag.3 3 Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 42 4 Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 44 5 Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 45 6 Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 49 7 Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pagina 51 8 Proces-verbaal verhoor [getuige 1], doorgenummerde pagina 18 9 Proces-verbaal verhoor [getuige 2] doorgenummerde pagina 20 10 Proces-verbaal verhoor [getuige 2], doorgenummerde pagina 22 11 Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 29 12 Medische informatie, doorgenummerde pagina 45