Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6725

Datum uitspraak2008-11-14
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1628 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Zorgvuldig medisch onderzoek. Informatie van de huisarts en behandelaars is voldoende is meegewogen. Beperkingen zijn juist gewaardeerd. Passende functies.


Uitspraak

07/1628 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 februari 2007, 06/1262 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 14 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft drs. J.C. van Beek, werkzaam bij SRK rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Namens appellante is een aanvullend stuk ingezonden, waarop een reactie van het Uwv is gekomen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008, waar appellante met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Wardenburg. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante, die werkzaam was als medewerkster huishoudelijke dienst, is op 24 augustus 1995 uitgevallen na een operatie aan haar rechterarm. Daarnaast had zij algehele spier-, been-, buik- en psychische klachten. Aan haar werd uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Bij besluit van 8 april 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering met ingang van 8 juni 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. 1.3. Bij besluit van 10 april 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 8 april 2005 ingediende bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep heeft appellante doen aanvoeren dat haar arbeidsmogelijkheden sterk zijn overschat, dat onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit haar psychische en lichamelijke klachten en dat zij niet in staat is hele dagen en vijf dagen per week arbeid te verrichten. Ter ondersteuning is informatie van haar huisarts, chirurg P.A. Hustinx en klinisch psychologe/psychotherapaut J. Holwerda overgelegd. Ten slotte is appellante – kort samengevat – van mening dat de geduide functies ongeschikt zijn voor haar en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op een aantal aspecten niet juist is ingevuld, dan wel van een aantal beperkende toelichtingen is voorzien. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Voor wat betreft de medische grondslag van het bestreden besluit kent de Raad evenals de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen. Naar het oordeel van de Raad is het onderzoek van die artsen zorgvuldig geweest, waarbij de Raad aantekent dat de informatie van de huisarts van appellante en haar behandelaars voldoende is meegewogen. In dit verband is de Raad van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts R.M.A.G. Brouns genoegzaam heeft gereageerd op de door Holwerda verstrekte informatie over de gezondheidstoestand van appellante. Over de door Holwerda genoemde dysthyme stoornis heeft Brouns opgemerkt dat die reeds bij de primaire beoordeling door de verzekeringsarts P. Meels expliciet was aangegeven en destijds was meegewogen bij de vaststelling van de beperkingen in de FML. Voor wat betreft appellantes beroepsgronden over de invulling van de FML, dan wel de aanwezigheid van beperkende toelichtingen, onderschrijft de Raad hetgeen Brouns heeft gesteld in de rapportages van 15 februari 2006 en 14 december 2006. Vastgesteld kan worden dat in de FML in voldoende mate rekening is gehouden met de klachten en beperkingen van appellante. 4.3. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellante juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. 4.4. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008. (get.) D.J. van der Vos. (get.) W.R. de Vries. RB