
Jurisprudentie
BG6744
Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/725 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/725 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Juiste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant. Volodoende rekening gehouden met de vastgestelde beperkingen. Voldoende arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
07/725 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 december 2006, 06/2262
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Florijn.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft als timmerman bij een onderhoudsbedrijf gewerkt. Hij is op de 15 maart 1999 uitgevallen met klachten aan de linkerschouder. Na ommekomst van de wachttijd is hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellant op 30 mei 2005 onderzocht door de verzekeringsarts W.R. van Oostendorp. Deze heeft appellants beperkingen voor het verrichten van arbeid vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige H.J. van Eijgelshoven met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd ter beoordeling van appellants resterende verdiencapaciteit. De vergelijking van die capaciteit met het maatmaninkomen van appellant laat een verlies aan verdienvermogen zien van 7,77%.
1.3. Bij besluit van 23 november 2005 is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 24 januari 2006 ingetrokken op de grond dat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt is. De bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal is in de daarop gevolgde bezwaarprocedure tot de conclusie gekomen dat beperkingen met betrekking tot dynamische en statische rugbelasting aan de FML moeten worden toegevoegd. Mede op grond van de door Admiraal gewijzigde FML heeft vervolgens de bezwaararbeidsdeskundige B. Gulmans, na opnieuw het CBBS te hebben geraadpleegd en nieuwe functies te hebben geselecteerd, het verlies aan verdienvermogen van appellant berekend op 22,99%. Bij besluit op bezwaar van 25 april 2006 (bestreden besluit) is appellants bezwaar tegen het besluit van 23 november 2005 gegrond verklaard en is zijn WAO-uitkering met ingang van 29 mei 2006, zijnde de datum gelegen twee maanden nadat de nieuwe functies aan hem kenbaar zijn gemaakt, verlaagd en vastgesteld naar de arbeidsongeschiktheid klasse van 15 tot 25%. Voorts is bepaald dat gedurende de periode van 24 januari 2006 tot
29 mei 2006 de arbeidsongeschiktheidsklasse ongewijzigd 35 tot 45% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Zij heeft, gelet op de beschikbare medische gegevens, waaronder de rapporten van de verzekeringsarts Van Oostendorp en van de bezwaarverzekeringsarts Admiraal geen aanleiding gezien om het Uwv niet te volgen in het standpunt dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in voldoende mate met zijn beperkingen rekening is gehouden. In hetgeen appellant hieromtrent heeft aangevoerd, namelijk dat hij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts is aangenomen en niet in staat is de in bezwaar geselecteerde functies te verrichten, heeft zij onvoldoende aanleiding gezien voor een ander oordeel. Daartoe heeft zij overwogen dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts de klachten van appellant hebben onderkend en ten aanzien van die klachten beperkingen in de FML hebben opgenomen. Daarbij is kennisgenomen van de informatie van de orthopedisch chirurg J.A.G. van de Laar en de neuroloog W. Weststrate, verbonden aan het Diaconessenhuis te Utrecht. Dat appellant meer beperkingen heeft en niet in staat is te werken, heeft hij niet met objectief medische gegevens onderbouwd. Dat appellant zijn klachten anders ervaart kan volgens de rechtbank niet tot het door hem gewenste resultaat leiden omdat de subjectieve beleving van klachten niet van doorslaggevende betekenis kan zijn. Ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit kon de toetsing van de rechtbank doorstaan. Daarbij heeft zij overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de functie van parkeercontroleur niet zou kunnen uitoefenen. Hij heeft niet onderbouwd waarom hij de voor de functie vereiste opleiding niet zou kunnen volgen. Dat een medische keuring nodig is en een cursus zelfverdediging zou moeten worden gevolgd omdat hij in deze functie in contact komt met agressieve en onredelijke mensen, achtte de rechtbank veronderstellingen van appellant, die geen verband houden met de functievereisten.
3. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
3.1. In hoger beroep heeft appellant nagenoeg hetzelfde naar voren gebracht als hij in eerste aanleg heeft gedaan.
3.2. De Raad onderschrijft geheel het in 2 samengevatte oordeel van de rechtbank. Dit betekent dat die uitspraak moet worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor de veroordeling van een der partijen in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) R.L. Rijnen.
KR