Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6754

Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7369 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de juistheid van de conclusies ervan. Voldoende rekening gehouden met psychische klachten en met energetische beperkingen als gevolg van een hartinfarct. Geen indicatie voor een urenbeperking. Geen aanleiding voor het benoemen van een medisch deskundige


Uitspraak

06/7369 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 november 2006, 05/1778 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 12 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft het Uwv een rapport van bezwaararbeidsdeskundige M.A. Oudenaller van 8 juni 2007 ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Appellant is – zoals tevoren schriftelijk bericht – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Rebel. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant is op 12 oktober 1998 uitgevallen voor zijn werk als taxi-chauffeur wegens psychische klachten nadat hij een aantal malen was overvallen. Met ingang van 7 oktober 1999 is appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 20 mei 2005 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 21 juli 2005 ingetrokken op de grond dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant ongeschikt is voor zijn eigen werk als taxi-chauffeur, maar geschikt is te achten voor lichte en rustige werkzaamheden zonder wisseldiensten. Bij besluit van 20 september 2005 (hierna: het bestreden besluit), heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 mei 2005 ongegrond verklaard. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven omtrent proceskostenvergoeding en vergoeding van griffierecht. 2.2. Met betrekking tot de medische grondslag heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellant per de datum in geding niet onjuist heeft ingeschat. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzaak voor een urenbeperking ontbreekt. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd vanwege de arbeidskundige onderbouwing. Het Uwv heeft eerst in beroep genoegzaam gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de vastgestelde belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. 3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij vanwege zijn psychische klachten en zijn vermoeidheidsklachten maximaal gedurende 4 uur per dag kan werken. Appellant verwijst daarbij naar de reeds in beroep overgelegde brief van zijn behandelend psychiater S. Güner van 10 november 2005, waarin op de noodzaak van een urenbeperking van 4 uur per dag wordt gewezen. Appellant heeft met het oog hierop de Raad verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten door een psychiater en/of een cardioloog. 4.1. Gelet op de aangevoerde grieven heeft het hoger beroep uitsluitend betrekking op de vraag of er per de datum in geding een objectiveerbare medische noodzaak was om voor appellant een urenbeperking van 4 uur per dag vast te stellen. 4.2. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende. 4.3. De Raad heeft evenmin als de rechtbank redenen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv en de juistheid van de conclusies ervan, op welke conclusies het bestreden besluit is gebaseerd. Blijkens het rapport van de verzekeringsarts van 11 mei 2005 is in de opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum onder meer rekening gehouden met de beperkingen van appellant als gevolg van zijn psychische klachten en met zijn energetische beperkingen als gevolg van een hartinfarct. De bezwaarverzekeringsarts, die appellant heeft gezien bij de hoorzitting in de bezwaarschriftprocedure, heeft in haar rapport van 24 augustus 2005 geconcludeerd dat er geen indicatie is voor een urenbeperking. De bezwaarverzekeringsarts heeft daarbij meegewogen dat appellant baat heeft bij de behandeling door zijn psychiater en dat appellant geen last meer heeft van hartklachten. In de in beroep overgelegde brief van 10 november 2005 heeft psychiater Güner, vanwege een bij appellant ondermeer vastgestelde paniekstoornis met agorafobie en naar aanleiding van de door appellant geuite wens 4 uur per dag te willen proberen te werken, geadviseerd appellant geschikt te achten om gedurende halve dagen te werken en appellant geleidelijk voor een grotere urenomvang geschikt te achten. De bezwaarverzekeringsarts heeft in haar rapport van 25 april 2006 geconcludeerd dat uit deze brief van Güner geen psychiatrische symptomen naar voren komen die een indicatie kunnen zijn voor een urenbeperking. De Raad volgt deze conclusie van de bezwaarverzekeringsarts. Naar het oordeel van de Raad heeft de bezwaarverzekeringsarts in haar rapporten van 24 augustus 2005 en van 25 april 2006 voldoende gemotiveerd dat op basis van de beschikbare medische gegevens een noodzaak voor een medische urenbeperking ontbreekt. In hoger beroep zijn geen nieuwe medische gegevens overgelegd of medische argumenten naar voren gebracht die een ander licht op de medische beoordeling inzake de noodzaak van een urenbeperking werpen. Gelet op het vorenstaande ziet de Raad dan ook geen aanknopingspunten om het medisch oordeel van het Uwv onjuist te achten. Voor het benoemen van een medisch deskundige ziet de Raad voorts geen aanleiding. 4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008. (get.) C.W.J. Schoor. (get.) A.L. de Gier. CVG