Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6757

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/1482
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de constitutie gelegen beperkingen. Relatie tussen reiken en buigen. Onvoldoende medisch onderzoek.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 08/1482 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 5 december 2008 inzake [eiseres], eiseres, wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 5 februari 2008, uitgereikt door UWV te Arnhem. 2. Procesverloop Bij besluit van 28 juni 2007 heeft verweerder geweigerd om aan eiseres per 24 augustus 2007 (einde wachttijd) een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen omdat eiseres op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd. Tegen het bestreden besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 4 november 2008. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door mr. M.F. van Willigen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Diekema. 3. Overwegingen Arbeidsongeschikt in de zin van de Wet WIA is, kort weergegeven, degene die op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% te verdienen van het inkomen dat een met hem of haar wat betreft opleiding en arbeidservaring vergelijkbare gezonde persoon (de maatman) kan verwerven. Eerst dient te worden vastgesteld welke medische beperkingen betrokkene heeft en welke algemeen geaccepteerde arbeid betrokkene, rekening houdend met die beperkingen, kan verrichten. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen moet vervolgens een vergelijking worden gemaakt tussen het inkomen dat de betrokkene met algemeen geaccepteerde arbeid kan verdienen en het maatgevende inkomen. Verweerders besluit is voor wat betreft de medische kant met name gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts G. Kurris-Niewold van 4 juni 2007 en van de bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben van 17 januari 2008. De rechtbank is van oordeel dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van eiseres per 24 augustus 2007, zoals verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst d.d. 4 juni 2007. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Door eiseres is in beroep, net als in bezwaar, (onder meer) aangevoerd dat zij door haar postuur beperkt is ten aanzien van het aspect “reiken”, wat bij de uitoefening van werkzaamheden al snel leidt tot een extra belasting ten aanzien van “buigen”, waartoe zij op medische gronden beperkt in staat is. In dit verband wordt opgemerkt dat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres voor wat betreft reiken (item 4.8) normaal belastbaar is, score 0, en dat zij voor wat betreft frequent buigen tijdens het werk (item 4.11) beperkt belastbaar is, score 2. De rechtbank begrijpt uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts dat deze het al dan niet beperkt zijn van de reikwijdte van eiseres niet heeft onderzocht, omdat op de constitutie gebaseerde afwijkingen niet kunnen leiden tot beperkingen in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank is van oordeel dat een in de constitutie gelegen beperking op zichzelf weliswaar niet is aan te merken als een medische beperking als gevolg van ziekte of gebrek, maar dat dit onverlet laat dat, zoals ter zitting door verweerder ook is erkend, er wel een relatie kan bestaan tussen deze beperkingen en andere wel op medische gronden te baseren beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts had dan ook niet met die enkele constatering kunnen volstaan, maar had moeten onderzoeken allereerst welke reikwijdte eiseres heeft en of reiken voor haar inderdaad ook een belasting meebrengt ten aanzien van buigen en, zo ja, vanaf welke reikafstand die belasting optreedt, wat deze belasting dan precies inhoudt en of en, zo ja, wanneer deze de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. Nu eiseres haar standpunt in bezwaar reeds naar voren heeft gebracht, doet aan het vorenstaande niet af dat eiseres haar standpunt niet met een medische verklaring heeft onderbouwd. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit genomen is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Om die reden zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. De rechtbank acht het in dat verband aangewezen dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn nader te verrichten onderzoek tevens de door eiseres hangende beroep overgelegde verklaringen van haar plastisch chirurg en huisarts betrekt. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige door eiseres aangevoerde gronden hier geen bespreking meer. Aangezien verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen en nog niet vast staat hoe dit zal gaan luiden, ligt het thans niet op de weg van de rechtbank om zich over mogelijke vergoeding van de schade, zoals door eiseres verzocht, uit te spreken. De rechtbank merkt in dit verband op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit tevens aandacht zal moeten besteden aan de vraag in hoeverre er aanleiding is om de schade te vergoeden. Ten aanzien van het in bezwaar gedane verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, merkt de rechtbank op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar daarover dient te beslissen. De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 644,- (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt) aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar zal beslissen; veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,- en wijst het UWV aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,- aan haar vergoedt; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. M.J.P. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van J.B.M. Wassink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2008 . De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Verzonden op: 5 december 2008