
Jurisprudentie
BG6769
Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3045 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3045 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Geen aanleiding tot twijfel aan de medische beoordeling. Geen aanleiding om tot benoeming van een onafhankelijk deskundige over te gaan. Geschiktheid geselecteerde functies.
Uitspraak
07/3045 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 april 2007, 06/1007 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. van Leeuwen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 15 maart 2006 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van
4 oktober 2005, waarbij haar WAO-uitkering per 23 november 2005 is herzien en nader is vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 15 maart 2006 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, waarbij zij heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Voorts heeft zij beslissingen genomen ten aanzien van vergoeding van het griffierecht en van de gemaakte proceskosten.
2.1. Appellante heeft in hoger beroep verwezen naar haar in bezwaar en beroep aangevoerde grieven. Zij blijft van oordeel dat haar beperkingen onjuist zijn ingeschat door het Uwv en dat zij niet in staat kan worden geacht de voorgehouden functies te vervullen omdat zij niet over benutbare mogelijkheden beschikt. Zij verzoekt de Raad om alsnog een psychiater als deskundige te benoemen, nu de rechtbank hiertoe ten onrechte geen aanleiding heeft gezien. De rechtbank heeft naar haar mening ten onrechte bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3.1. Wat betreft de grieven ten aanzien van de medische beoordeling overweegt de Raad het volgende. Appellante heeft in hoger beroep, evenmin als in eerste aanleg, haar grieven onderbouwd met nadere medische stukken. De Raad ziet op grond van de het dossier aanwezige medische informatie, evenmin als de rechtbank, aanleiding tot twijfel aan de medische beoordeling. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. Gelet op het voorgaande ziet de Raad, evenmin als de rechtbank, aanleiding om tot benoeming van een onafhankelijk deskundige over te gaan.
3.2. Wat betreft de geschiktheid voor appellante van de geselecteerde functies, alsmede de motivering hiervan. overweegt de Raad het volgende. Aan de schatting zijn ten grondslag gelegd de functies van produktiemedewerker textiel, produktiemedewerker metaal en medewerker tuinbouw. De Raad is met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat deze functies voor appellante, gelet op de vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 augustus 2005 geschikt zijn, en dat zulks afdoende is gemotiveerd bij de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 10 november 2006. Nu appellante in hoger beroep niet nader heeft aangegeven op welke punten de belasting in de voorgehouden functies niet overeenkomt met de bij de FML vastgestelde belastbaarheid van appellante dan wel onvoldoende is gemotiveerd dat de functiebelasting de mogelijkheden van appellante niet overschrijdt, ziet de Raad geen aanleiding hieraan nadere overwegingen te wijden.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, terecht bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand dienen te blijven.
3.3. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
JL