
Jurisprudentie
BG6829
Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1627 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1627 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. Genoegzaam gemotiveerd waarom geen aanleiding is gevonden om de eerder vastgestelde beperkingen aan te scherpen. Geschiktheid geselecteerde functies.
Uitspraak
07/1627 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 februari 2007, 06/4153
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I.G.M. van Gorkum, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Gorkum, voornoemd.
Het Uwv is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak als haar oordeel gegeven dat het Uwv terecht en op goede gronden de naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% berekende uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) met ingang van 4 januari 2006 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Zij heeft daartoe de juistheid onderschreven van het aan het bestreden besluit van 12 april 2006 ten grondslag liggende standpunt dat appellant, uitgaande van de door de verzekeringsarts ten aanzien van hem vastgestelde beperkingen, per 4 januari 2006 in staat was met de hem voorgehouden functies een zodanig inkomen te verdienen dat het verlies aan verdiencapaciteit ongeveer 70% bedraagt.
2. In hoger beroep is namens appellant herhaald dat het Uwv van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan en dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst onvoldoende rekening is gehouden met zijn medicatie en een opvlamming van zijn klachten waarvan eenmaal per twee à drie weken sprake is. Hierdoor is appellant niet in staat om de geduide functies te vervullen.
3. De Raad overweegt als volgt.
4. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. De Raad neemt voorts in aanmerking dat door de bezwaarverzekeringsarts op basis van eigen onderzoek van appellant en de informatie van de maag-, darm- en leverarts J.J. Nicolai en huisarts genoegzaam is gemotiveerd waarom zij geen aanleiding heeft gevonden om de eerder vastgestelde beperkingen aan te scherpen. Nu door appellant geen medische gegevens in geding zijn gebracht, die aanleiding geven voor de veronderstelling dat sprake is van een onderschatting van de medische beperkingen van appellant, concludeert de Raad dat de medische grondslag van het bestreden besluit als juist kan worden geacht.
5. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant. De Raad kan zich vinden in hetgeen door de (bezwaar)arbeidsdeskundigen is overwogen aangaande de geschiktheid van de functies.
6. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
GdJ