
Jurisprudentie
BG6978
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers250280 / FA RK 08-3529
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers250280 / FA RK 08-3529
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wet limitering alimentatie / wijziging alimentatie.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 250280 / FA RK 08-3529 (wijziging partneralimentatie)
Beschikking van 17 december 2008
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.E.J. Menkveld,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.J.E. Lenglet.
1. Verloop van de procedure
De vrouw heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend.
De man heeft een verweerschrift ingediend.
De vrouw heeft een reactie op het verweerschrift van de man ingediend.
De vrouw heeft een aanvullend verzoekschrift ingediend.
Er zijn van de zijde van de man nadere stukken ontvangen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 12 november 2008.
2. Vaststaande feiten
1. Partijen zijn op 2 september 1966 met elkaar gehuwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken door deze rechtbank bij vonnis van 11 april 1984. Dit vonnis is op 11 september 1984 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Utrecht.
2. Bij vonnis van 3 juli 1985 van deze rechtbank is onder meer bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 1 juni 1985 een bedrag van ƒ 270,-- (€ 122,52) per maand dient te betalen voor het levensonderhoud van de vrouw.
3. Bij beschikking van deze rechtbank van 25 oktober 2006 is het vonnis van 3 juli 1985 met ingang van 19 juni 2006 gewijzigd, in die zin dat de rechtbank met ingang van 19 juni 2006 de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud heeft beëindigd.
4. Bij beschikking van 15 mei 2007 van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, is de beschikking van de rechtbank Utrecht van 25 oktober 2006, voor wat betreft de ingangsdatum, vernietigd, en is in zoverre opnieuw beschikt dat de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw met ingang van 1 november 2006 is beëindigd.
3. Beoordeling van het verzochte
De vrouw heeft verzocht de beschikking van 15 mei 2007 van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, te wijzigen en alsnog het verzoek van de man tot beëindiging van de alimentatie-verplichting af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
De man heeft zich daartegen verweerd. Hij heeft primair verzocht de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen.
Hij heeft subsidiair -voor het geval deze rechtbank van mening is dat de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van
15 mei 2007 gewijzigd dient te worden- te bepalen dat de man onvoldoende draagkracht heeft om een bijdrage aan de vrouw te betalen met ingang van de datum waarop de alimentatieverplichting van de man beëindigd werd, dan wel met ingang van de datum welke deze rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
De vrouw heeft in haar reactie op het verweerschrift van de man gepersisteerd bij het verzoekschrift.
De vrouw heeft vervolgens bij haar aanvullend verzoekschrift verzocht te bepalen dat door de man nadere stukken in het geding worden gebracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ter zitting heeft de vrouw desgevraagd verklaard haar verzoek te baseren op art. 1:401 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de datum van de totstandkoming van de alimentatieverplichting van de man en gelet op de Wet limitering alimentatie van 28 april 1994, Stb 324, zoals gewijzigd bij Wet van 28 april 1994, Stb. 325, (hierna te noemen WLA), op de alimentatieverplichting van de man de overgangsregeling van de WLA van toepassing is. Ingevolge art. II lid 3 van de overgangsregeling bij de WLA kan een rechterlijke uitspraak betreffende de beëindiging van de uitkering tot levensonderhoud als bedoeld in het tweede lid van artikel II van die overgangsregeling
-zoals in casu ten aanzien van de beschikking van het Hof van 15 mei 2007 het geval is- niet bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken.
De vrouw dient daarom in haar verzoek dat strekt tot wijziging van voormelde beschikking niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank acht onvoldoende termen aanwezig om het verzoek van de vrouw om de man in de kosten van deze procedure te veroordelen, toe te wijzen.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Bongers, rechter, bijgestaan door J. Schalk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.