Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7009

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers86219 / HA ZA 08-278
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet tegen dwangbevel gegrond en buiten werking gesteld totdat onherroepelijk is beslist of legalisatie van de met de wet strijdige situatie in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk is.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ROERMOND Sector civielrecht zaaknummer / rolnummer: 86219 / HA ZA 08-278 Vonnis van 17 december 2008 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser in het verzet, advocaat: mr. P.W.M. Broekmans, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE MEIJEL, zetelend te Meijel, gedaagde in het verzet, advocaat: mr. F.A.M. van Hooft. Partijen zullen hierna [eiser] en Gemeente Meijel genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 30 juli 2008 en de daarin vermelde gedingstukken; - een tweetal op 21 oktober 2008 aan de zijde van [eiser] in geding gebrachte producties; - het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Bij besluit van 10 december 2001 hebben burgemeester en wethouders van Meijel aan [eiser] een vergunning verleend voor de bouw van een tuinkamer en het plaatsen van dakkappellen. Tijdens de eindcontrole op 20 juli 2004 heeft de toezichthouder VROM onder andere geconstateerd dat er is gebouwd in afwijking van de verleende bouwvergunning en dat er een tweede woning op het perceel is gerealiseerd. 2.2. Bij besluit van 3 januari 2006, verzonden 5 januari 2006, hebben burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] omdat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 40, lid 1 van de Woningwet en met de bestemmingsplanvoorschriften behorende bij bestemmingsplan “Buitengebied 1992”. Hierbij is [eiser] in de gelegenheid gesteld om binnen zes maanden na het in werking treden van voormeld besluit het bouwwerk in overeenstemming te brengen met de verleende bouwvergunning van 10 december 2001, de inhoud van de woning aan de [adres] terug te brengen naar de vergunde 694 m³ alsmede de permanente c.q. tijdelijke bewoning van het bijgebouw te beëindigen. De dwangsom is hierbij vastgesteld op € 6.300,- per week met een maximum van € 63.000,-. 2.3. Bij besluit van 6 juni 2006, verzonden 13 juni 2006, is het tegen het besluit van 3 januari 2006 ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard door burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel. 2.4. Bij brief van 25 juli 2006 hebben burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel aan [eiser], onder andere naar aanleiding van het door hem ingediende verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van 6 juni 2006, bericht dat de begunstigingstermijn inzake [adres] wordt opgeschort totdat de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan op het aanhangig gemaakte beroep. Hierbij is voorts medegedeeld dat de begunstigingstermijn weer begint te lopen op het moment dat de rechtbank Roermond uitspraak heeft gedaan op het beroep. 2.5. Het tegen het besluit van 6 juni 2006 door [eiser] ingestelde beroep is door de rechtbank Roermond bij uitspraak van 29 september 2006 met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.6. Bij brief van 18 september 2007 delen burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel onder andere het volgende mede aan [eiser]: “……. Op 2 oktober 2006 hebben wij de uitspraak van de rechtbank ontvangen waardoor op 3 oktober 2006 de begunstigingstermijn van zes maanden weer van kracht was. Omdat u geen gehoor heeft gegeven aan ons verzoek om binnen deze zes maanden de overtredingen te beëindigen zijn wij genoodzaakt het verbeurde bedrag van € 63.000,00 te innen. Betalingstermijn Normaliter wordt een betalingstermijn van drie weken gesteld. Wij hebben besloten hiervan af te wijken en de betalingstermijn te stellen op 1 januari 2008. Het college heeft namelijk op 29 januari 2007 van de gemeenteraad de opdracht gekregen om te kijken hoe handhavingszaken, die voor 1 januari 2007 zijn opgestart, kunnen worden gelegaliseerd. Uw zaak valt onder deze motie. Op dit moment is er nog geen concreet zicht op legalisatie, maar de verwachting is dat er vóór 1 januari 2008 meer duidelijkheid komt over dit onderwerp binnen het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied”. Door de betalingstermijn op 1 januari 2008 te stellen wordt rekening gehouden met de motie.”. 2.7. Bij brief van 18 december 2007 geven burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel aan dat de betalingstermijn van 1 januari 2008 gehandhaafd blijft. Bij brief van 8 januari 2008 wordt aan [eiser] medegedeeld dat hij er voor zorg dient te dragen dat de verbeurde dwangsom ad in totaal € 63.000,- binnen 10 dagen na verzending van deze brief bijgeschreven is op het bankrekeningnummer van de gemeente Meijel. 2.8. Bij deurwaardersexploot van 4 maart 2008 heeft de Gemeente Meijel aan [eiser] een dwangbevel d.d. 26 februari 2008 doen betekenen. Naast de verbeurde dwangsommen ad € 63.000,- is [eiser] bevolen de wettelijke rente over voormeld bedrag te voldoen vanaf 18 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de op de invordering vallende kosten ten bedrage van € 1.788,00. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert primair dat de rechtbank het dwangbevel buiten effect zal stellen. Subsidiair wordt gevorderd dat de rechtbank het dwangbevel buiten effect zal stellen totdat onherroepelijk is beslist of legalisatie van de met de wet strijdige situatie zijdens de woning van opposant in het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied” dan wel anderszins mogelijk is, een en ander met veroordeling van de Gemeente Meijel in de kosten van het geding. 3.2. De Gemeente Meijel voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zijn verzet kan worden ontvangen. 4.2. Het onderhavige geschil betreft een verzet tegen een dwangbevel wegens verbeurde dwangsommen uit hoofde van een dwangsombeschikking. Niet in geschil is dat de dwangsombeschikking onherroepelijk is, zodat, gelet op het beginsel van de formele rechtskracht, in deze procedure moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van de dwangsombeschikking, zowel voor wat betreft de inhoud als de wijze van totstandkoming daarvan. Van een omstandigheid die maakt dat van deze regel zou moeten worden afgeweken is niet gebleken. Om die reden is voor een inhoudelijke beoordeling van de dwangsombeschikking in de onderhavige procedure geen plaats. 4.3. Evenmin in geschil is dat [eiser] niet heeft voldaan aan de opgelegde last onder dwangsom en dat inmiddels zowel de begunstigingstermijn van zes maanden is verstreken als de termijn waarbinnen het maximum van de dwangsommen is bereikt. 4.4. In beginsel is de Gemeente Meijel derhalve gerechtigd om de verbeurde dwangsommen in te vorderen. Slechts in bijzondere omstandigheden kan de gemeente dit recht worden ontzegd. Ter toetsing ligt thans dan ook uitsluitend de vraag voor of er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden welke in de weg staan aan de invordering door de Gemeente Meijel van de verbeurde dwangsommen, in die zin dat de Gemeente Meijel onrechtmatig handelt jegens [eiser] door tot invordering over te gaan. 4.5. [eiser] stelt zich in dit kader op het standpunt dat de Gemeente Meijel onrechtmatig handelt door de inning van de dwangsommen door te zetten nu de gemeenteraad van Meijel op 29 januari 2007 een motie heeft aangenomen met als onderwerp “Vergunningen- en Handhavingsbeleid R.O.”. Uitgangspunt van deze motie is, aldus [eiser], dat alle handhavingszaken daterende vóór 1 januari 2007 in principe voor legalisatie in aanmerking kunnen komen, mits de afwijkingen passen in het gedachtegoed van de heroriëntatie van de ruimtelijke ordening. Ter uitvoering van deze motie is vervolgens het bureau BRO ingeschakeld, welk bureau meerdere notities heeft geschreven. Uit deze notities, welke nagenoeg geheel dan wel grotendeels door de Gemeente Meijel zijn overgenomen in haar “handhavingsnotitie”, volgt dat in relatie met het nog vast te stellen structuurplan Buitengebied, regio Peel en Maas, alsmede in relatie tot het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied” de door [eiser] gepleegde overtredingen van het bestemmingsplan zeker althans vrijwel zeker gelegaliseerd kunnen worden. 4.6. De Gemeente Meijel heeft ter comparitie betwist dat legalisering vrijwel zeker is. Integendeel, betoogd is dat hetgeen waarop de last onder dwangsom betrekking had, niet voor legalisering in aanmerking komt. 4.7. De rechtbank is van oordeel dat vast staat, gelet op de inhoud van de brief van burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel van 18 september 2007, dat de “zaak” van [eiser] onder de motie van de gemeenteraad valt en dat nog bezien dient te worden in hoeverre datgene dat [eiser] zonder in het bezit te zijn van de vereiste vergunning heeft gerealiseerd dan wel heeft verricht in afwijking van de verleende vergunning gelegaliseerd kan worden. Een definitief standpunt is ter zake nog niet ingenomen door burgemeester en wethouders. Een en ander is onder andere afhankelijk van het vaststellen door de gemeenteraad van het hiervoor genoemde structuurplan. 4.8. Derhalve kan nu niet uitgesloten worden geacht dat de onder 2.1 genoemde illegale zaken alsnog geheel dan wel gedeeltelijk gelegaliseerd kunnen worden. Om deze reden is het naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet gerechtvaardigd om tot inning van de verbeurde dwangsommen over te gaan. Dwangsommen als hier aan de orde hebben immers een reparatoir karakter en hebben tot doel overtreding(en) te doen beëindigen. Het invorderen van dwangsommen terwijl tengevolge van gewijzigd beleid van (bestuursorganen) van de Gemeente Meijel de mogelijkheid bestaat dat er geen sprake meer is van illegale zaken zou het reparatoire karakter aan de dwangsommen ontnemen. Zulks moet naar het oordeel van de rechtbank in deze fase onrechtmatig worden geacht. Dit geldt in het onderhavige geval temeer nu ook burgemeester en wethouders van de Gemeente Meijel, gelet op de duidelijke strekking van de brief van 18 september 2007, klaarblijkelijk in eerste instantie ook zelf die mening waren toegedaan. 4.9 Het verweer van de Gemeente Meijel dat het invorderingstraject ten aanzien van [eiser] los moet worden gezien van de plannen om bepaalde illegale situaties te legaliseren kan de rechtbank niet plaatsen. Zoals hiervoor al aangehaald stellen burgemeester en wethouders in de brief van 18 september 2007 immers zonder enig voorbehoud dat de “zaak” [eiser] onder de motie van de gemeenteraad van 29 januari 2007 valt. In dit verband is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet relevant dat [eiser] nog geen verzoek strekkende tot legalisatie zou hebben gedaan. Uit het hele traject dat is ingezet met de motie van de gemeenteraad blijkt dat er uitgebreid onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden om een aantal met name genoemde illegale situaties te onderzoeken en te bepalen in hoeverre er alsnog gelegaliseerd kan worden. Vast staat dat [eiser] één van die zaken is. Dit blijkt ook onomwonden uit de diverse notities. Gelet hierop alsmede gelet op de correspondentie richting [eiser], waaronder de brief van 18 september 2007, ligt het niet voor de hand om in afwachting van nadere besluitvorming door de betreffende bestuursorganen van de Gemeente Meijel, van [eiser] te verlangen dat hij al een concreet verzoek dienaangaande had moeten indienen. 4.10 Uit het vorenstaande volgt dat het verzet tegen het dwangbevel gegrond verklaard dient te worden. Nu echter niet uitgesloten kan worden dat hetgeen [eiser] in afwijking van de aan hem verleende vergunning heeft gerealiseerd c.q. zonder in het bezit te zijn van de vereiste bouwvergunning heeft opgericht, niet gelegaliseerd kan worden zal het dwangbevel buiten effect worden gesteld totdat duidelijkheid is over het antwoord op de vraag of al dan niet gelegaliseerd kan worden, een en ander overeenkomstig het subsidiair gevorderde. 4.9. De Gemeente Meijel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op: - dagvaarding EUR 85,44 - vast recht 254,00 - salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief EUR 894,00) Totaal EUR 2.127,44 5. De beslissing De rechtbank 5.1. verklaart het verzet gegrond, 5.2. stelt het dwangbevel buiten werking totdat onherroepelijk is beslist of legalisatie van de met de wet strijdige situatie zijdens de woning van [eiser] in het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied” mogelijk is; 5.3. veroordeelt de Gemeente Meijel in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 2.127,44; 5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; 5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.