
Jurisprudentie
BG7011
Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers177287/BZ RK 08-936
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers177287/BZ RK 08-936
Statusgepubliceerd
Indicatie
BOPZ. Verzoek voortzetting inbewaringsstelling. De geneeskundige verklaring voor de inbewaringstelling is afgegeven door een arts in opleiding tot specialist (aios). Niet gebleken is dat betrokkene daarna nog persoonlijk is onderzocht door een niet behandelend psychiater. In de stukken staat slechts dat psychiater X betrokkene mede heeft beoordeeld en dat psychiater X de inbewaringstelling onderschrijft. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij psychiater X niet kent en met psychiater Y heeft gesproken. Onder verwijzing naar het Varbanov-arrest, HR 21-2-2003 NJ 2003, 484 en HR 26-9-2008, LJN BD4375 wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 177287 / BZ RK 08-936
Datum uitspraak: 17 november 2008
beschikking BOPZ (voortzetting inbewaringstelling)
naar aanleiding van het verzoek van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene]
verblijvende te Arnhem, [psychiatrisch ziekenhuis].
Het verzoek en de procedure
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 13 november 2008, verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van de in de beslissing genoemde betrokkene. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet BOPZ voorgeschreven stukken.
De rechter heeft op 17 november 2008 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene mr. S.A. van der Heiden, en de (waarnemer van de) behandelaar de arts-assistent [X].
De beoordeling
De geneeskundige verklaring van 12 november 2008 is opgesteld en ondertekend door drs. [AIOS], arts in opleiding tot specialist (aios). Op de “aanvullende mededelingen” bij de beschikking inbewaringstelling en geneeskundige verklaring is het volgende vermeld: “Psychiater [K.] heeft client tevens beoordeeld en onderschrijft de IBS”. Ter zitting is gebleken dat betrokkene in eerste instantie is opgenomen op [adres] te Arnhem. Betrokkene vertelt dat hij daar een gesprek heeft gehad met dokter [D]. Hij weet niet wie dokter [K.] is. De behandelaar deelt mee dat betrokkene na de overplaatsing naar [psychiatrisch ziekenhuis], is beoordeeld door psychiater [T].
Mr. Van der Heiden voert ter zitting aan dat de beslissing tot inbewaringstelling van betrokkene niet rechtsgeldig is genomen, aangezien de geneeskundige verklaring niet is opgesteld door een niet bij de behandeling betrokken psychiater.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het arrest van 5 oktober 2000 (BJ 2001/36, het zgn. Varbanov-arrest) heeft het Europees Hof geoordeeld dat een persoon niet kan worden beschouwd als geestelijk gestoord en van zijn vrijheid kan worden beroofd zonder dat (onder meer) op betrouwbare wijze is vastgesteld dat hij lijdt aan een geestesstoornis. Die persoon dient daartoe voorafgaand aan de vrijheidsbeneming te worden onderzocht door een medisch deskundige (“medical expert”). Is niet het oordeel van een medisch deskundige gezocht, dan kan de vrijheidsbeneming niet in overeenstemming met artikel 5 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) worden geacht. In spoedgevallen of wanneer een persoon is gearresteerd wegens gewelddadig gedrag, kan het aanvaardbaar zijn dat dit oordeel onmiddellijk na de vrijheidsbeneming wordt verkregen.
De rechtbank stelt vast dat de geneeskundige verklaring in dit geval is opgesteld en ondertekend door een zogenoemde AIOS, zijnde een arts in opleiding tot specialist. Dit is conform de in artikel 21 van de Wet Bopz gestelde eis dat een geneeskundige verklaring afkomstig moet zijn van een psychiater of, zo dat niet mogelijk is, een arts, niet psychiater zijnde.
Met inachtneming van het Varbanov-arrest heeft de Hoge Raad (Hoge Raad 21 februari 2003, NJ 2003, 484) geoordeeld dat de door dat hof gestelde eis van "objective medical expertise" aldus moet worden verstaan dat die - behoudens in noodsituaties - een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een specialist, dat wil zeggen een psychiater als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder j, Wet Bopz, veronderstelt. In een geval waarin de inbewaringstelling gelast is op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, brengt de bepaling van art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM dan ook mee dat de rechter, onverminderd het bepaalde in art. 29 lid 2 Wet Bopz, een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht (Hoge Raad 26 september 2008, LJN BD4375).
Niet gebleken is dat betrokkene na de inbewaringstelling is onderzocht door een psychiater. De enkele mededeling dat psychiater [K.] betrokkene heeft beoordeeld en dat hij/zij de IBS onderschrijft is daarvoor onvoldoende, temeer omdat betrokkene heeft meegedeeld dat hij dokter [K.] niet kent en dat hij op [adres] slechts met dokter [D] heeft gesproken. Een verklaring van psychiater [D] is echter niet aangetroffen bij de stukken. Ter zitting was aanwezig de arts-assistent [X], niet zijnde een psychiater. Zij heeft weliswaar meegedeeld dat betrokkene na overplaatsing van [adres] naar [psychiatrisch ziekenhuis], is onderzocht door psychiater [T], doch een schriftelijke verklaring ter zake van dat onderzoek ontbreekt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat het verzoek van de Officier van Justitie tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat hij niet-ontvankelijk is in het verzoek.
Betrokkene heeft ter zitting overigens aangegeven dat hij bereid is vrijwillig in de instelling te blijven totdat hij goed is ingesteld op de medicatie.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet BOPZ wordt daarom als volgt beslist.
De beslissing
De rechtbank
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in zijn verzoek een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van:
[betrokkene],
geboren op 1 november 1956,
verblijfadres: [psychiatrisch ziekenhuis], te Arnhem .
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, in tegenwoordigheid van C.W. Coljee als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2008.