
Jurisprudentie
BG7033
Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers323142 / KG ZA 08-1417
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers323142 / KG ZA 08-1417
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kort geding tegen de beschikking van de Minister van Justitie waarbij de Minister de uitlevering van eiser heeft toegestaan.
Uitspraak
VONNIS
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 16 december 2008,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 323142 / KG ZA 08-1417 van:
[eiser],
zonder vaste woon- of verblijfplaats, thans verblijvende te [...],
eiser,
advocaat mr. S.J. van der Woude te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie, Openbaar Ministerie te [....]),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Bitter te 's-Gravenhage.
0. Procesverloop
Eiser heeft gedaagde doen dagvaarden tegen de zitting van 8 december 2008. Op verzoek van eiser heeft de behandeling van de zaak wegens gestelde veiligheidsrisico's voor eiser achter gesloten deuren plaatsgevonden. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht. Het vonnis - dat in het openbaar wordt uitgesproken - is bepaald op heden.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 8 december 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiser, die de [nationaliteit] nationaliteit heeft, is in verband met een internationale signalering op 5 december 2007 in Nederland aangehouden op de luchthaven Schiphol.
1.2. Bij verzoek van 14 januari 2008 hebben de [land] autoriteiten de uitlevering van eiser gevraagd ten behoeve van de vervolging voor de import van verdovende middelen in het najaar van 2007, alsmede in verband met de tenuitvoerlegging van het restant van een aan eiser opgelegde, onherroepelijke, vrijheidsstraf.
1.3. De eerder aan eiser opgelegde vrijheidsstraf is opgelegd in verband met een strafzaak waarbij eiser, nadat hij zelf als verdachte was aangehouden in 2000, als informant is geworven door de politie van de staat [staat]. Eiser heeft zeer veel informatie overgedragen aan de politie, waardoor niet alleen grote criminelen maar ook corrupte personen binnen de [land] politie konden worden aangehouden en veroordeeld. Eiser heeft tijdens zijn proces schuldig gepleit en is na een sentencing hearing bij rechter [A] in mei en juni 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan achttien maanden onvoorwaardelijk.
1.4. In verband met de aan de informantenrol verbonden veiligheidsrisico's voor eiser heeft de [land] overheid een aantal veiligheidsmaatregelen getroffen. Zo is aan eiser toegestaan om zich gedurende zijn borgtocht telefonisch te melden in plaats van in persoon; op grond van een "suppression order" mag de naam van eiser niet genoemd worden; en na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in 2003 - die in verband met zijn veiligheid enige dagen is uitgesteld - is het hem toegestaan om [land] te verlaten.
1.5. Bij uitspraak van de rechtbank [rechtbank] van [datum] 2008 heeft de rechtbank de uitlevering toelaatbaar verklaard. De rechtbank heeft de Minister van Justitie (hierna: de Minister) geadviseerd aan het verzoek tot uitlevering gehoor te geven. Daarbij heeft de rechtbank de Minister erop geattendeerd dat eiser vreest voor zijn veiligheid in [land]. Bij arrest van [datum] 2008 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van eiser verworpen.
1.6. Met het oog op de beslissing van de Minister als bedoeld in artikel 33 Uitleveringswet heeft eiser bij brief van 29 september 2008 zijn bezwaren tegen zijn uitlevering kenbaar gemaakt. In deze brief heeft eiser verzocht om deugdelijke veiligheidsgaranties te vragen aan [land] alvorens te beslissen op het uitleveringsverzoek. Hiertoe heeft eiser onder meer een vragenlijst aan de Minister doen toekomen aan de hand waarvan de veiligheidsrisico's voor eiser kunnen worden onderkend. Bij beschikking van 27 oktober 2008 heeft de Minister de uitlevering toegestaan. In deze beschikking staat vermeld dat de Minister het advies van de rechtbank [rechtbank] overgenomen heeft en dat aandacht zal worden gevraagd voor de vrees van eiser voor zijn veiligheid in geval van uitlevering aan [land].
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Primair vordert eiser om de zaak aan te houden teneinde hem in de gelegenheid te stellen om de aantekeningen (transcripts) van de sentencing hearing van mei en juni 2003 in het geding te brengen.
Eiser vordert subsidiair - zakelijk weergegeven - (i) gedaagde te verbieden eiser uit te leveren aan [land] zolang gedaagde van de [nationaliteit] regering geen deugdelijke garanties zal hebben verkregen voor de persoonlijke veiligheid van eiser na uitlevering aan [land], welke garanties dienen te zijn gebaseerd op een bevredigende beantwoording van de vragen op de vragenlijst van eiser en op een deugdelijke en kenbare veiligheidsanalyse van de [land] autoriteiten; (ii) gedaagde te bevelen, nadat hij eiser schriftelijk en gemotiveerd kennis zal hebben gegeven van zijn standpunt dat voldoende veiligheidsgaranties zijn gegeven door [land], eiser gedurende ten minste veertien dagen de gelegenheid te geven opnieuw een kort geding aanhangig te maken, en hem niet uit te leveren voordat in dat kort geding vonnis gewezen zal zijn.
2.2. Ter onderbouwing van zijn primaire vordering voert eiser het volgende aan.
Uit de aantekeningen van de sentencing hearing van mei en juni 2003 blijkt welke gevaren eiser heeft gelopen bij zijn werk als informant, mede gelet op het ontbreken van een getuigenbeschermingsprogramma. Deze aantekeningen zijn van belang om de veiligheidsrisico's van eiser en de benodigde veiligheidsgaranties te beoordelen. Wegens de vertrouwelijkheid van de zaak zijn deze aantekeningen nooit vrijgegeven, maar de verwachting bestaat dat dit binnenkort wel het geval zal zijn. Gelet hierop, verzoekt eiser om de zaak aan te houden
2.3. Ter onderbouwing van zijn subsidiaire vordering voert eiser het volgende aan.
Uitlevering van eiser aan [land] zonder deugdelijke veiligheidsgaranties is onrechtmatig jegens eiser. Eiser vreest voor zijn leven, en gelet op zijn eerdere behandeling door de [nationaliteit] autoriteiten bestaat de vrees dat de [land] autoriteiten hem onvoldoende bescherming zullen bieden. In verband hiermee dreigt bij uitlevering schending van de artikelen 2 en 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (hierna EVRM).
Eiser heeft zonder zich voldoende rekenschap te geven van de consequenties gewerkt als informant voor de [land] autoriteiten. Dankzij zijn informatie zijn prominente criminelen aangehouden en veroordeeld. Daarnaast zijn corrupte politieagenten ontmaskerd en veroordeeld. Ondanks een daartoe strekkende toezegging, is eiser door toedoen van een corrupte politiemedewerker nooit opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma. De getroffen veiligheidsmaatregelen waren amateuristisch, en hebben er onder meer uit bestaan om eiser te onderwerpen aan een detentieregime waarbij hij 23 uur per dag in zijn cel diende door te brengen. Nadat de identiteit van eiser bekend was geworden, heeft een prominente crimineel een prijs van een miljoen [land] dollars op het hoofd van eiser gezet. In 2001 is een aanslag gepleegd op de auto van eiser. Tijdens de detentie van eiser zijn twee aanslagen op zijn leven slechts bij toeval verijdeld. Een en ander wordt ondersteund door krantenberichten in de [krant].
Al met al is eiser, ondanks zijn prominente informantenrol, door de [land] autoriteiten in de steek gelaten en hem is nooit een adequate bescherming geboden. Deze mening wordt ondersteund door de verklaring van [B], de [nationaliteit] advocaat die eiser heeft bijgestaan gedurende zijn periode als burgerinfiltrant.
Het leven van eiser loopt nog altijd gevaar. Zonder deugdelijk beschermingsprogramma is hij na uitlevering aan [land] een gemakkelijk doelwit voor criminelen en de nog altijd aanwezige corrupte politiemedewerkers. Dat er nog steeds sprake is van corruptie binnen het politieapparaat volgt onder meer uit recente krantenartikelen in de [land] pers, en uit rapporten van de ombudsman van [staat] uit 2003 en 2004. In 2004 is een bekende informant omgebracht nadat door politiemedewerkers gevoelige informatie over zijn verblijf was gelekt. Het dreigende gevaar voor eiser blijkt temeer, aangezien gedurende het verblijf van eiser in de Nederlandse cel vertrouwelijke informatie uit een gesprek tussen eiser en zijn [nationaliteit] raadsman [C] via de [land] politie in de [land] pers terechtgekomen is.
Gelet op de prominente informantenrol van eiser, in combinatie met de ontoereikende bescherming in het verleden, is er sprake van een zeer bijzonder geval waardoor het vertrouwen op deugdelijke bescherming van eiser door de [land] autoriteiten niet zonder meer gerechtvaardigd is. Het leven van eiser loopt na uitlevering gevaar en [land], en de staat [staat] in het bijzonder, is niet in staat of bereid dit gevaar op afdoende wijze te keren. Dat [land] bekend staat als een beschaafd land en is toegetreden tot verschillende mensenrechtenverdragen, maakt dat niet anders.
2.4. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Bij de beoordeling van dit geschil stelt de voorzieningenrechter voorop dat de Minister een eigen verantwoordelijkheid heeft om al dan niet tot uitlevering over te gaan, ondanks een toelaatbaarverklaring van de rechter. Ter beoordeling is thans of de Minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten het verzoek van de [land] autoriteiten in te willigen zonder daarbij de door eiser verlangde veiligheidsgaranties te vragen.
3.2. De voorzieningenrechter komt in deze een marginale toetsing toe, waarbij opmerking verdient dat de beleidsvrijheid van de Minister wordt ingeperkt door de in het geding zijnde verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM. Een verdragsrechtelijke verplichting van gedaagde tot uitlevering - zoals hier in beginsel aanwezig is tegenover [land] - wijkt slechts dan voor de ingevolge artikel 1 EVRM op gedaagde rustende verplichting om de rechten van dit verdrag te verzekeren, indien (a) blijkt dat de opgeëiste persoon door zijn uitlevering zou worden blootgesteld aan het risico van een flagrante inbreuk op enig aan hem ingevolge het EVRM toekomend recht, en (b) voorts naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan dat hem na zijn uitlevering niet een rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM ten dienste staat ter zake van die inbreuk. Deze uitgangspunten gelden ook in dit geval, nu [land] weliswaar niet tot het EVRM maar wel tot het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) is toegetreden.
3.3. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiser een informantenrol heeft gespeeld en dat dit veiligheidsrisico's met zich brengt. Partijen zijn verdeeld over de vraag of deze veiligheidsrisico's adequaat kunnen worden ondervangen door de [land] overheid en of er in dat verband sprake is van een inbreuk op een aan eiser ingevolge het EVRM toekomend recht. Eiser heeft primair verzocht de zaak aan te houden om hem in de gelegenheid te stellen nadere informatie over te leggen. Subsidiair heeft eiser gevorderd zijn uitlevering aan [land] te verbieden totdat er een deugdelijke veiligheidsgarantie is afgegeven.
het aanhoudingsverzoek
3.4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de zaak aan te houden. Redengevend daarvoor is het volgende. Enerzijds wordt niet betwist dat eiser een belangrijke informant is geweest en dat hij daardoor is blootgesteld aan veiligheidsrisico's. Anderzijds zullen de aantekeningen van de sentencing hearing veelal verklaringen bevatten die betrekking hebben op de periode voor 2003, zodat niet valt in te zien dat deze aantekeningen extra informatie zullen opleveren over de huidige veiligheidssituatie. Daarnaast is onzeker of, en binnen welke termijn, de aantekeningen beschikbaar zullen komen.
het gevorderde verbod
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het evident dat eiser in verband met zijn informantenrol meer veiligheidsrisico's loopt dan gemiddeld. Dit geldt temeer nu mede dankzij zijn informatie niet alleen prominente criminelen maar ook corrupte politiemedewerkers zijn veroordeeld. In dat licht is de vrees van eiser dan ook begrijpelijk. Hieruit volgt evenwel niet zonder meer dat sprake is van een zodanig dreigende flagrante inbreuk op een ingevolge het EVRM aan eiser toekomend recht, dat op grond daarvan gedaagde dient af te wijken van zijn verdragsrechtelijke plicht tot uitlevering.
Eiser baseert de vrees voor zijn leven op zijn ervaringen uit het verleden en de berichten dat er nog (altijd) sprake is van corruptie binnen het politieapparaat van de staat [staat]. Met betrekking tot de ervaringen van eiser uit het verleden overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Voorop staat dat het in deze procedure moeilijk te beoordelen is aan welke gevaren eiser in de periode voorafgaand aan zijn invrijheidstelling in 2003 was blootgesteld. Dit geldt temeer omdat de stellingen van eiser weliswaar worden ondersteund door verklaringen van zijn [nationaliteit] advocaten, maar niet door verklaringen of bescheiden afkomstig van onafhankelijke bronnen. De overgelegde krantenartikelen zijn daartoe onvoldoende. Zo is het onduidelijk waarom eiser destijds niet is opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma en welke toezeggingen aan hem zijn gedaan. Evenmin is gebleken welke acties eiser heeft ondernomen om - de in zijn ogen benodigde - passende bescherming te krijgen. Hoewel de getroffen beschermingmaatregelen in de ogen van eiser amateuristisch waren, kan - achteraf - geconcludeerd worden dat deze afdoende waren. Doch daargelaten of de vrees van eiser voldoende grond vindt in zijn ervaringen voor 2003, gaat het er in deze zaak om de vraag of eiser bij uitlevering thans voormelde risico's loopt.
Met betrekking tot de door eiser gestelde vrees dat er nog altijd sprake is van corruptie binnen het politieapparaat van de staat [staat], overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Hoewel uit de in deze procedure overgelegde stukken - de rapporten van de ombudsman en de krantenartikelen - aannemelijk is geworden dat de staat [staat] te kampen heeft (gehad) met corruptie binnen het politieapparaat, blijkt uit diezelfde stukken eveneens dat het probleem wordt onderkend en dat corrupte elementen binnen de politie worden vervolgd. De dood van een informant in 2004, hoe treurig ook, maakt dat niet anders.
Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk geworden dat [land] thans niet in staat of bereid zou zijn passende veiligheidsmaatregelen te nemen voor politie-informanten als eiser. Gelet hierop, dient de vordering van eiser te worden afgewezen.
3.6. Gelet echter op de vrees van eiser, alsmede de door hem gestelde - en door krantenartikelen ondersteunde - stelling dat criminelen een prijs van [bedrag] op zijn hoofd gezet hebben en dat er gedurende zijn detentie twee aanslagen op hem zijn gepleegd, ziet de voorzieningenrechter, in wellicht iets sterkere mate dan de rechtbank [rechtbank], aanleiding om de Minister te verzoeken de [land] autoriteiten met klem te wijzen op de vrees van eiser. Hiertoe dienen relevante stukken, waaronder in ieder geval de verklaring van [B], onder hun aandacht te worden gebracht. Het is vervolgens aan de [land] autoriteiten om eiser de benodigde bescherming te bieden. Indien eiser de alsdan geboden bescherming ontoereikend acht, ligt het op zijn weg om voor de [nationaliteit] rechter een vordering in te stellen om de in zijn ogen benodigde bescherming in rechte af te dwingen.
3.7. Voor zover eiser overigens zijn vrees baseert op het in zijn ogen te strenge detentieregime waaraan hij in verband met zijn veiligheid mogelijk wordt onderworpen, overweegt de voorzieningenrechter dat in dat geval aan eiser een rechtsmiddel in de zin van artikel 2 IVBPR ten dienste staat, zodat dit niet kan leiden tot toewijzing van zijn subsidiaire vordering.
3.8. Eiser zal, als de - in overwegende mate - in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek van eiser af;
- verzoekt de Minister de vrees van eiser voor zijn veiligheid in geval van uitlevering aan [land], zoals vermeld onder 3.6, met klem over te brengen aan de [land] autoriteiten;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.070,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 254,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2008.
WJ