
Jurisprudentie
BG7045
Datum uitspraak2008-11-10
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers176172
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers176172
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
(on)rechtmatigheid bestuursdwangbesluiten
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 176172 / KG ZA 08-651
Vonnis in kort geding van 10 november 2008
in de zaak van
1. [eis.1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.R. Ali te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TIEL,
zetelend te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Saedt te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van de gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] wonen op de woonwagenlocatie aan de [adres] (hierna: de woonwagenlocatie [adres]). [eis.2] is een zoon van [eis.1].
2.2. [eisers] verblijven sinds 2001 respectievelijk 2006 zonder recht of titel in afzonderlijke caravans op en direct voor de voormalige standplaats met nummer [nummer]. [eisers] handelen daarmee in strijd met artikel 5.1.5. van de Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2006 (hierna: de APV). Het eerste lid van deze bepaling luidt als volgt:
1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
a. langer dan drie elkaar opvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg of op
een vanaf de weg zichtbare plaats, gelegen in de binnenstad van [plaats], of;
b. langer dan een periode van negen dagen - bestaande uit maximaal vijf werkdagen -
te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar
zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare
parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente, of;
c. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel
schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2.3. [eisers] staan als “standplaatszoekende” ingeschreven op de wachtlijst voor het verkrijgen van een woonwagenstandplaats in de gemeente.
2.4. Op 21 mei 2005 heeft [eis.1] een intentieverklaring getekend, waarin zij aan de gemeente heeft verklaard dat zij, indien het woonwagencentrum aan de [adres] gereed is, zal verhuizen naar die standplaats. Dit is de locatie aan de [adres].
De betreffende standplaats aan de [adres] kan inmiddels door [eis.1] worden ingenomen. [eis.1] heeft te kennen gegeven niet meer naar deze standplaats te willen verhuizen. Zij wil alsnog in aanmerking komen voor een standplaats op de woonwagenlocatie [adres].
2.5. De gemeente heeft [eisers] meerdere malen gesommeerd om hun caravans te verwijderen van de woonwagenlocatie [adres]. Zij hebben aan deze sommaties geen gevolg gegeven, waarna de gemeente aan hen een vooraankondiging tot toepassing van bestuurdwang heeft gedaan.
2.6. Nadat [eisers] te kennen hadden gegeven geen gevolg te zullen geven aan de vooraankondiging is bij afzonderlijke besluiten van 8 februari 2008 aan [eisers] bestuursdwang aangezegd met de last om hun caravans vóór 11 februari 2008 te verwijderen en verwijderd te houden van de weg in [plaats], waaronder de woonwagenlocatie [adres].
2.7. Bij afzonderlijke brieven van 11 februari 2008 aan [eisers] heeft de gemeente de in de besluiten van 8 februari 2008 genoemde begunstigingstermijn verlengd tot en met de datum waarop de beslissing op het bezwaarschrift is bekend gemaakt.
2.8. Bij afzonderlijke besluiten van 23 juni 2008 heeft de gemeente de bezwaren van [eisers] ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten zijn [eisers] in beroep gegaan bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank.
2.9. Bij afzonderlijke uitspraken van 23 september 2008 zijn de beroepen van [eisers] wegens het niet tijdig voldoen van het griffierecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.10. De gemeente heeft bij afzonderlijke brieven van 23 september 2008 [eisers] uitgenodigd voor een overleg op maandag 29 september 2008 om de toepassing van onder andere de bestuursdwang en de gevolgen daarvan te bespreken. [eisers] zijn voor dit overleg niet komen opdagen.
2.11. Bij afzonderlijke brieven van 29 september 2008 zijn [eisers] in kennis gesteld van het voornemen van de gemeente om op 21 oktober 2008 tot feitelijke uitvoering van de bestuursdwang te zullen overgaan. De gemeente heeft in die brieven kenbaar gemaakt dat [eisers] zelf zorg dienen te dragen voor alternatieve huisvesting.
2.12. Op dinsdag 21 oktober 2008 heeft een toezichthouder van de gemeente geconstateerd dat de caravans van [eisers] nog steeds op de weg aan de woonwagenlocatie [adres] aanwezig waren.
2.13. [eis.2] heeft zijn caravan op dinsdagochtend 21 oktober 2008 versleept naar de woonwagenlocatie aan de [adres] en heeft zijn caravan geplaatst op of bij de woonwagenstandplaats [adres] [nummer].
2.14. Een toezichthouder van de gemeente heeft op 21 oktober 2008 omstreeks 11.30 de caravan van [eis.1], voorzien van het kenteken [nummer], die stond op de weg ter hoogte van de [adres], meegevoerd en opgeslagen. Omstreeks 13.00 uur is de caravan van [eis.2], met kenteken [nummer], die stond op de weg ter hoogte van de [adres] 2, meegevoerd en opgeslagen. De gemeente heeft de afgifte van de caravans aan [eisers] opgeschort totdat de kosten voor toepassing van bestuursdwang zijn voldaan door [eisers]. Deze kosten zijn nog niet voldaan.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen – samengevat – primair, de gemeente op verbeurte van een dwangsom te bevelen om de twee caravans aan [eisers] terug te geven en de gemeente te verbieden de (verdere) tenuitvoerlegging van de bestuursdwangbesluiten ten laste van [eisers] te effectueren totdat de gemeente heeft meegewerkt aan het vinden van een vervangende woonwagenstandplaats op de locatie [adres], en subsidiair, een zodanige voorlopige voorziening te treffen die door de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, alles met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2. [eisers] stellen dat de gemeente onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door misbruik te maken van haar bevoegdhied tot feitelijke uitoefening van bestuursdwang over te gaan. Zij menen dat de feitelijke uitvoering van bestuursdwang, die tot handhaving van het parkeerverbod en het uiterlijk aanzien van de gemeente dient, onevenredig is in verhouding tot hun belang om op de woonwagenlocatie [adres] te mogen blijven wonen totdat de gemeente voor vervangende huisvesting heeft gezorgd, zodat de gemeente naar redelijkheid niet tot die uitoefening van deze bevoegdheid had kunnen komen.
Daartoe voert [eis.1] aan dat zij niet kan voldoen aan de suggestie van de gemeente om een standplaats aan de [adres] te huren, omdat zij dan niet meer in aanmerking komt voor een standplaats op de locatie [adres], waar zij wil wonen. [eis.1] stelt dat voor haar een noodsituatie is ontstaan omdat haar caravan daadwerkelijk is verwijderd, waardoor zij als hart- en suikerpatiënte samen met een gehandicapte zoon op straat is komen te staan.
[eis.2] stelt dat hij vanwege zijn lage wachtlijstplaats nog niet in aanmerking kan komen voor een woonwagenstandplaats en dat er voor hem ook een noodsituatie is ontstaan, omdat hij door de verwijdering van zijn caravan met zijn partner en kind op straat is komen te staan. [eisers] menen een spoedeisend belang te hebben omdat zij met ingang van 21 oktober 2008, de datum van de feitelijke toepassing van bestuursdwang, niet meer beschikken over huisvesting en op straat staan.
3.3. De gemeente voert verweer. De gemeente stelt dat de feitelijke toepassing van bestuursdwang rechtmatig was, omdat gelet op de weigerachtige houding van [eisers] om de caravans te verwijderen van de weg, de gemeente gerechtigd was dat zelf te doen. De gemeente betwist dat [eisers] in een noodsituatie zouden verkeren en stelt dat [eisers] de beweerde noodsituatie zelf hebben veroorzaakt, nu die situatie het gevolg is van de uitvoering van bestuursdwang op grond van de rechtmatige bestuursdwangbesluiten.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eisers] vloeit in voldoende mate voort uit hun stellingen en standpunten.
4.2. In dit civiele kort geding dient uitgegaan te worden van de formele rechtskracht van de bestuursdwangbesluiten van 8 februari 2008, bevestigd bij de besluiten op bezwaar van 23 juni 2008.
4.3. In geschil is slechts of de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang onrechtmatig is jegens [eisers]. Dat kan het geval zijn indien de gemeente, mede gelet op de belangen aan de zijde van [eisers] die door de feitelijke toepassing van bestuursdwang zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot feitelijke toepassing van bestuursdwang over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien de onderliggende bestuursdwangbesluiten klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berusten of indien de feitelijke toepassing van bestuursdwang op grond van na de bestuursdwangbesluiten voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van de bestuursdwangbesluiten niet kan worden aanvaard.
4.4. Niet is aangevoerd noch is gebleken dat de bestuursdwangbesluiten klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berusten. [eisers] gaan zelf uit van de rechtmatigheid van de bestuursdwangbesluiten.
4.5. Voorts is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een noodtoestand ten gevolge van nieuwe of later aan het licht gekomen feiten of omstandigheden. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat [eisers] sinds de vooraankondiging van bestuurdwang op 6 februari 2008 wisten dat hun illegaal geplaatste caravans van de weg in [plaats] verwijderd moesten worden, zodat de daadwerkelijke verwijdering van hun caravans op de dag van de feitelijke toepassing van bestuursdwang op 21 oktober 2008 geen noodtoestand kan opleveren. Dat [eis.1] op 21 oktober 2008 naar haar zeggen niet de gelegeheid heeft gehad om haar caravan, ter voorkoming van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, zelf te verwijderen, doet niet ter zake, omdat zij haar caravan vóór die dag had moeten verwijderen en daarvoor acht en een halve maand de tijd heeft gehad. Het handelen van de gemeente op 21 oktober 2008 kan niet om die reden als onrechtmatig worden beschouwd. De omstandigheid dat [eisers] tot op heden geen alternatieve huisvesting hebben kunnen regelen, levert ook geen noodtoestand op in bovenbedoelde zin. De gemeente heeft [eisers] tijdig te kennen gegeven dat zij zelf zorg dienden te dragen voor alternatieve huisvesting. De gemeente is niet verplicht om een vervangende woonwagenstandplaats aan te bieden. [eisers] hebben ook geen (rechts)grond aangevoerd waaruit een verplichting van de gemeente tot het “meewerken aan het vinden van een vervangende woonwagenstandplaats” kan worden afgeleid. De stelling van [eis.1] dat de gemeente haar geen vervangende huisvesting heeft aangeboden, is bovendien onjuist. Immers, de gemeente heeft haar een alternatieve woonwagenstandplaats aangeboden op de locatie [adres], maar [eis.1] heeft deze standplaats bij nader inzien niet geaccepteerd omdat zij haar aanspraak op een standplaats op de locatie [adres] niet wil prijsgeven. Dat [eisers] door de daadwerkelijke verwijdering van hun caravans op 21 oktober 2008 zonder huisvesting zitten en dat [eis.1] een gehandicapte zoon heeft en hartpatiënt is en aan suikerziekte lijdt zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die aan het licht zijn gekomen na de bestuursdwangbesluiten, zodat zij niet kunnen leiden tot een noodtoestand op grond waarvan de feitelijke toepassing van bestuursdwang achterwege had moeten blijven. Dit zijn juist omstandigheden die gelet op hun tijdsbestek door de gemeente in het kader van de beoordeling van de dwangsom¬besluiten zijn meegewogen, althans hadden kunnen worden meegewogen. Ook overigens zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die tot een noodtoestand zouden kunnen leiden.
4.6. [eis.2] stelt voorts dat de bestuursdwang slechts strekt tot het verwijderen en verwijderd houden van de caravan van de weg in [plaats]. Hij stelt dat de verwijdering van zijn caravan door de gemeente van de [adres] [nummer] onrechtmatig is, omdat de [adres] [nummer] een woonwagenstandplaats op de woonwagenlocatie [adres] te [plaats] is en daardoor geen weg is.
4.7. De gemeente licht toe dat de locatie [adres] een terrein is waar recentelijk een aantal woonwagenstandplaatsen is aangelegd en in de toekomst nog een aantal zal volgen.
De gemeente stelt dat de [adres] [nummer] wel een weg is in de zin van voormelde bepaling van de APV. De gemeente heeft ter zitting aangevoerd dat de [adres] een weg is waar aan beide zijden diverse standplaatsen zijn aangelegd en dat de caravan van [eis.2] op een berm aan de zijkant van de weg [adres] stond. De plek waar de caravan van [eis.2] stond is een nog niet uitgegeven standplaats, maar wel openbaar toegankelijk en dus een weg in de zin van de APV, aldus de gemeente.
4.8. Aan [eisers] is bestuursdwang opgelegd omdat zij hun caravans op de weg hadden geplaatst in strijd met artikel 5.1.5. van de APV. Op grond van de bestuursdwang¬besluiten was de gemeente bevoegd om de caravans van de weg te verwijderen. De vraag die beantwoord dient te worden is of de plek waarvandaan de caravan van [eis.2] is verwijderd, wel een weg is in de zin van de APV. Daartoe is van belang het bepaalde in artikel 1.1 van de APV. Deze bepaling luidt, voor zover van belang:
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
a. Weg:
1. de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
Artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 luidt:
wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
4.9. Niet in geschil is dat de [adres] een voor het openbaar verkeer openstaande weg is. De caravan van [eis.2] is meegenomen van een berm aan de zijkant van de [adres]. Gelet op bovenomschreven definitie vallen ook de tot een weg behorende bermen of zijkanten onder de definitie van weg. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de caravan van [eis.2] is verwijderd van een weg in de zin van de APV, zodat deze verwijdering valt binnen de bevoegdheid van de gemeente op grond van de bestuursdwangbesluiten. De feitelijke toepassing van bestuursdwang door verwijdering van de caravan van [eis.2] van de toekomstige woonwagenstandplaats [adres] [nummer] is dan ook naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig.
4.10. Gelet op al het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers] worden afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.070,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 10 november 2008.