Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7068

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers177301
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevat het persbericht twee mededelingen die onjuist en jegens VBO onrechtmatig zijn.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 177301 / KG ZA 08-719 Vonnis in kort geding van 5 december 2008 in de zaak van 1. de vereniging VERENIGING BEMIDDELING ONROEREND GOED (VBO), 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEROEPSEXAMENS MAKELAARS B.V. (BEM), beide gevestigd te Den Haag, eiseressen, advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam, tegen 1. de stichting CITO INSTITUUT VOOR TOETSONTWIKKELING, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CITO B.V., gevestigd te Arnhem, gedaagde, advocaat mr. J. Becker te Arnhem. Eiseressen zullen hierna VBO en BEM en gedaagden zullen gezamenlijk Cito genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van VBO en BEM - de pleitnota van Cito. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. VBO Makelaar is een brancheorganisatie van makelaars en taxateurs in onroerend goed. Een gecertificeerd VBO makelaar/taxateur moet onder meer voldoen aan een vakbekwaamheidseis. VBO heeft de ontwikkeling en afname van de af te leggen examens ondergebracht bij BEM. 2.2. Cito is een ontwikkelaar van toetsen, examens, volgsystemen en competentiebeoordelingen. De stichting Cito (gedaagde sub 1) is enig aandeelhouder van Cito BV (gedaagde sub 2). De stichting Cito beheert de website en verzorgt de publiciteit voor de Citogroep door middel van het opmaken en verspreiden van persberichten. 2.3. BEM werkt sinds 2003 met Cito samen ten behoeve van de ontwikkeling, organisatie, uitvoering en verwerking van de examens. BEM en Cito BV hebben daartoe herhaaldelijk overeenkomsten gesloten. De laatste overeenkomst betreft het Werkprogramma augustus 2007 tot en met augustus 2008. Partijen hebben op hun overeenkomsten de Algemene Voorwaarden van Cito van toepassing verklaard. 2.4. Artikel A.11 van de Algemene Voorwaarden bepaalt: “A.11 Geheimhouding A.11.1 Partijen verbinden zich jegens elkaar tot volledige geheimhouding van alles wat hen ter kennis komt op welke wijze dan ook met betrekking tot de opdracht in de meest brede zin, derhalve met inbegrip van, maar niet beperkt tot ideeën, Producten, processen, werkwijzen, werkzaamheden, knowhow en intellectuele eigendomsrechten. Deze geheimhoudingsplicht duurt onverminderd voort na beëindiging van de opdracht en de relatie tussen partijen. (…) A.12 Overtreding/boete A.12.1 De partij die in de artikelen A.10.1, A.10.2, A.10.3 en A.11.1 neergelegde verplichtingen c.q. verboden schendt, zal de ander een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,- per overtreding moeten betalen, alsmede een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht op schadevergoeding.” 2.5. Op 11 november 2008 heeft Cito een bericht op haar website geplaatst en een persbericht verzonden met de navolgende inhoud: “Cito stopt met samenwerking examens VBO-makelaars Cito stopt met de begeleiding van de examenontwikkeling voor de opleiding van VBO-makelaars (Vereniging Bemiddeling Onroerend Goed). Ook aan het verzorgen van het logistieke proces rond de afnames van deze examens is een eind gekomen. Reden om de samenwerking te beëindigen is een verschil van mening over de gewenste kwaliteitsverbetering van de examens. Vanaf begin 2003 werkte Cito samen met de BEM (Beroepsexamens Makelaars B.V.) aan de ontwikkeling en afname van de examens voor de opleiding van VBO-makelaars. VBO is een brancheorganisatie voor makelaars in onroerend goed. Direct betrokkenen hadden de afgelopen jaren steeds meer klachten over het examen. Die klachten gingen met name over de afstand tussen de inhoud van het examen en de benodigde competenties van de makelaar. Cito onderkent deze klachten en kan daarom niet langer achter de kwaliteit van de examens voor de opleiding van VBO-makelaars staan. Omdat BEM heeft aangegeven geen investering in de kwaliteitsverbetering van deze examens te willen doen, ziet Cito zich genoodzaakt de verdere samenwerking met de BEM stop te zetten.” 3. Het geschil 3.1. VBO vordert, samengevat weergegeven, a. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan BEM een bedrag van € 17.000,- te betalen, als voorschot op de verschuldigde boete dan wel schadevergoeding; b. gedaagden, op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis een persbericht te verspreiden, op dezelfde wijze als het door VBO bestreden persbericht en met de navolgende tekst: “RECTIFICATIE OP LAST VAN DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK ARNHEM Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) en Cito BV, hierna Cito, hebben op of omstreeks 11 november 2008 een persbericht doen verschijnen en een tekst op haar website opgenomen met als opschrift: “Cito stopt samenwerking examens VBO-makelaars” Bij vonnis van (datum) uitgesproken in kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem beslist dat de in het persbericht en het op de website van Cito opgenomen bericht niet zijn waargemaakt en derhalve misleidend zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Cito daarbij ten onrechte de suggestie gewekt dat Beroepsexamens Makelaars zou hebben aangegeven geen investering in de kwaliteitsverbetering van de examens voor de opleiding van VBO-makelaar te willen doen. Cito handelde volgens de voorzieningenrechter onrechtmatig jegens VBO Makelaar en Beroepsexamens Makelaars B.V. door dit persbericht te verspreiden.” c. gedaagden, op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis het door VBO bestreden persbericht op de website van Cito te verwijderen en daar gedurende 21 dagen na datum plaatsing de onder 3.1. sub b. vermelde rectificatie op te nemen; d. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure. 3.2. VBO en BEM leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat het door Cito verspreide persbericht onjuist, nodeloos grievend en jegens hen onrechtmatig is. Hun goede naam wordt in ernstige mate aangetast en zij lijden imagoschade. Eisers zijn voorts van mening dat Cito welbewust in strijd heeft gehandeld met haar geheimhoudingsplicht op grond van de algemene voorwaarden en vorderen een voorschot op betaling van de verschuldigde boete. 3.3. Cito voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Cito stelt zich op het standpunt dat zij door het verspreiden van het persbericht niet onrechtmatig heeft gehandeld. De inhoud van de in het bericht opgenomen mededelingen is juist en waar en wordt door feiten gestaafd. De samenwerking tussen Cito en BEM is, op instigatie van Cito, beëindigd omdat er tussen partijen een verschil van mening bestond over de noodzaak van kwaliteitsverbetering van de schriftelijke examens en de mate waarin dat diende te geschieden. Cito stelt dat zij van direct betrokkenen steeds meer klachten ontving over de vakdeskundige inhoud van de examens. De klachten komen haar terecht over, reden waarom zij niet langer achter de kwaliteit van de examens kan staan. Volgens Cito moest minstens 70% van de examenopgaven worden vervangen door nieuwe opgaven en was BEM niet bereid om aan deze eis van Cito tegemoet te komen. BEM wilde niet meer dan 30% van de opgaven verversen, hetgeen volgens Cito onvoldoende is om te komen tot kwaliteitsverbetering van de examens. Het belang dat Cito heeft bij bescherming van haar goede naam en reputatie rechtvaardigt naar haar zeggen het persbericht waarin zij zich publiekelijk distantieert van de examens van VBO. Cito betwist dat de geheimhoudingsplicht zoals opgenomen in de algemene voorwaarden door haar is geschonden omdat, kort gezegd, deze niet ziet op de inhoud van de overeenkomst of de beëindiging daarvan maar enkel op de verleende opdracht. 4.2. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevat het persbericht twee mededelingen die onjuist en jegens VBO onrechtmatig zijn. Ten eerste heeft Cito vermeld dat direct betrokkenen de afgelopen jaren steeds meer klachten hadden over het examen. Cito heeft ter onderbouwing van haar stelling negen afschriften van door haar in de periode december 2007 tot en met juni 2008 ontvangen schriftelijke klachten van deelnemers aan de examens in het geding gebracht. VBO heeft onweersproken gesteld dat de negen klachten zien op een aantal van ca 1000 examens. Niet gesteld of gebleken is of deze klachten al dan niet gegrond zijn. Maar zelfs als dat wél zo zou zijn, dan nog kan hieruit niet worden afgeleid dat sprake is van “steeds meer klachten”. Uit de voorts overgelegde verslagen en e-mails van (leden van) de examencommissie blijkt onder meer dat een aantal vragen niet goed zijn toegespitst op de makelaardij en dat de vragen niet altijd in overeenstemming zijn met de toetstermen, maar een toename van het aantal klachten blijkt ook hier niet uit. Cito heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die de juistheid van haar stelling dat sprake is van “steeds meer klachten over het examen” kunnen staven. Voorshands geoordeeld is deze mededeling onjuist. 4.3. Ten tweede heeft Cito in het persbericht vermeld dat “BEM heeft aangegeven geen investering in de kwaliteitsverbetering van deze examens te willen doen”. Cito heeft zich daarbij gebaseerd op de weigering van BEM om aan haar eis dat 70% van de examenopgaven moest worden vervangen, tegemoet te komen. Volgens Cito was BEM slechts bereid 30% van de opgaven te verversen en was dat te weinig om de kwaliteit van de examens te verbeteren. Bij de overgelegde producties bevindt zich een afschrift van de Offerte VBO Makelaar Examen –ontwikkeling, -organisatie en –verwerking 2003-2007 waarin vermeld staat “Vanaf 2005 is jaarlijks vanwege het periodiek onderhoud en het ‘verversen’ van de opgaven 25% aan nieuwe opgaven nodig (..)” en een afschrift van het Examenreglement DNV (behorende bij certificatieschema Register-Makelaar/Taxateur o.z.) waar in artikel 5.13 onder meer wordt bepaald “De examenorganisatie draagt zorg voor een itembank die minimaal 3 unieke schriftelijke toetsen bevat per vakbekwaamheidsprofiel en waarvan minimaal 10% jaarlijks dien te worden “ververst”. (…)” Dat BEM bereid was 30% van de examenopgaven te verversen en niet de door Cito geëiste 70%, betekent, voorshands geoordeeld en gelet op de hiervoor geciteerde percentages van 25% en 10%, niet dat BEM geen investering in de kwaliteitsverbetering van de examens wilde doen. De mededeling daaromtrent door Cito is dan ook onjuist. 4.4. Uit het voorgaande volgt dat voornoemde door Cito openbaar gemaakte mededelingen onjuist, voorzienbaar schadelijk en derhalve jegens VBO en BEM onrechtmatig zijn. Cito’s mededelingen zullen door haar reputatie en expertise serieus worden genomen. Daarom heeft zij verhoogde zorgplicht omtrent de inkleding van mededelingen die zij in het openbaar doet. De verhoogde zorg plicht brengt in dit geval mee dat Cito had moeten afzien van dit bericht in deze bewoordingen. Dit betekent dat de vorderingen van VBO en BEM tot rectificatie en verwijdering van het persbericht op de website van Cito zullen worden toegewezen. Ter zitting heeft Cito verklaard dat het persbericht aan het ANP ter beschikking is gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld de rectificatie ook aan het ANP ter beschikking te stellen. Aanleiding bestaat de verplichtingen daartoe op te leggen aan de stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling als exploitant van de website en aan Cito BV als contractspartij van BEM. Voorts zullen de gevorderde dwangsommen worden beperkt en gemaximeerd. 4.5. Voor toewijzing van de vordering tot betaling van een bedrag van € 17.000,- als voorschot op de verschuldigde boete dan wel schadevergoeding, bestaat geen grond. Ingevolge artikel A.11 van de Algemene voorwaarden hebben partijen zich verbonden tot geheimhouding van alles wat hun ter kennis komt met betrekking tot de opdracht. Niet aannemelijk geworden is dat die geheimhouding ziet op mededelingen over beëindiging of stopzetting van de samenwerking tussen partijen. Dit betekent dat Cito door de publicatie ven het onderhavige persbericht voornoemd artikel niet geschonden heeft zodat geen boetes verbeurd zijn. Dat VBO en BEM door de publicatie concrete schade hebben geleden is niet, althans onvoldoende gesteld of gebleken, waardoor de vordering dient te worden afgewezen. 4.6. Cito zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VBO worden begroot op: - dagvaarding EUR 71,80 - vast recht 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.141,80 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling en Cito BV om binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis via ANP een persbericht te verspreiden met de navolgende tekst: RECTIFICATIE OP LAST VAN DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK ARNHEM Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) en Cito BV, hierna Cito, hebben op of omstreeks 11 november 2008 een persbericht doen verschijnen en een tekst op haar website opgenomen met als opschrift: “Cito stopt samenwerking examens VBO-makelaars” Bij vonnis van 5 december 2008 uitgesproken in kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem beslist dat de in het persbericht en het op de website van Cito opgenomen bericht niet zijn waargemaakt en derhalve onjuist zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Cito daarbij ten onrechte de suggestie gewekt dat Beroepsexamens Makelaars zou hebben aangegeven geen investering in de kwaliteitsverbetering van de examens voor de opleiding van VBO-makelaar te willen doen. Cito handelde volgens de voorzieningenrechter onrechtmatig jegens VBO Makelaar en Beroepsexamens Makelaars B.V. door dit persbericht te verspreiden. 5.2. veroordeelt Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling en Cito BV om binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis het op 11 november 2008 geplaatste persbericht van hun website te verwijderen en verwijderd te houden en de onder 5.1. vermelde rectificatie gedurende 21 dagen na plaatsing op hun website te plaatsen, 5.3. bepaalt dat Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling en Cito BV voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het onder 5.1. en 5.2. bepaalde, aan VBO en BEM een dwangsom verbeuren van EUR 2.500,-, tot een maximum van EUR 100.000,-, 5.4. veroordeelt Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling en Cito BV hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van VBO en BEM tot op heden begroot op EUR 1.141,80, 5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.6. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 5 december 2008.