
Jurisprudentie
BG7078
Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1819 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1819 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Functiewaardering. In de in rechte vaststaande beschrijving van appellants (organieke) functie staat met zoveel woorden dat appellant gebonden is aan werkafspraken, voorschriften en regels. De toegekende score is naar het oordeel van de Raad dan ook geheel in overeenstemming met hetgeen in de functiebeschrijving is opgenomen.
Uitspraak
07/1819 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 februari 2007, 05/4365 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. van Os, werkzaam bij VBM/NOV. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.J. Legein, J. Overman en drs. I.V. van der Baars, allen werkzaam bij het ministerie van Defensie.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant was werkzaam als [functie] gebruikssteun bij de dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, een agentschap van het ministerie van Defensie.
1.2. Bij besluit van 22 september 2003 heeft de staatssecretaris met toepassing van het functiewaarderingssysteem FUWADEF, versie 2000, de functie van appellant gewaardeerd met 39 punten en ingedeeld in hoofdgroep III, niveau d, hetgeen overeenkomt met salarisschaal 8. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de toegekende scores voor drie kenmerken, te weten kenmerk 3 “effect van de werkzaamheden”, kenmerk 8 “effect van de beslissingen” en kenmerk 9 “kader”. Bij besluit op bezwaar van 7 september 2004 zijn de scores voor de kenmerken 3 en 8, conform het advies van de Commissie van Advies Bezwaren functiewaardering (hierna: CABF) verhoogd, waardoor de totaalscore wijzigde in 41 punten, hetgeen echter niet leidde tot indeling in een andere functieschaal. In afwijking van het advies van de CABF heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen de toegekende score voor kenmerk 9 ongegrond verklaard.
1.3. In haar uitspraak van 3 augustus 2005, 04/2354, heeft de rechtbank dat besluit vernietigd omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het advies van de CABF is afgeweken.
1.4. Bij het thans bestreden besluit op bezwaar van 28 september 2005 heeft de staatssecretaris zijn in het besluit van 7 september 2004 neergelegde standpunt gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft dit besluit bij de aangevallen uitspraak in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust.
3. Naar aanleiding van hetgeen door partijen in hoger beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank een juiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Ook volgt de Raad de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding bestaat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek te vernietigen.
3.2. Evenals bij de rechtbank spitst het geding in hoger beroep zich toe op de vraag of de voor kenmerk 9 (kader) toegekende score van 2 punten niet onhoudbaar is. Dit kenmerk meet de mate waarin het kader beperkingen oplegt ten aanzien van de werkzaamheden. Het gaat hierbij om de belangrijkste werkinstructies, regels, voorschriften e.d. die relevant zijn voor de dagelijkse functievervulling. Er wordt een 2 gescoord indien er bij de uitvoering van het werk werkafspraken, regels, voorschriften of normeringen van kracht zijn. Een 3 wordt gescoord indien het gaat om functies waarbij sprake is van een samenhang en verwevenheid van richtlijnen, procedures, wet- en regelgeving. Er is geen voorgeschreven wijze van handelen, maar er is ruimte voor eigen invulling bij de uitvoering van de werkzaamheden.
3.3. In de in rechte vaststaande beschrijving van appellants (organieke) functie staat met zoveel woorden dat appellant gebonden is aan werkafspraken, voorschriften en regels. De toegekende score van 2 punten is naar het oordeel van de Raad dan ook geheel in overeenstemming met hetgeen in de functiebeschrijving is opgenomen. Van de zijde van appellant zijn geen argumenten aangedragen, op grond waarvan de conclusie getrokken zou moeten worden dat de toegekende score van 2 punten onhoudbaar is. Dat appellant beslissingen neemt over de activiteiten die nodig zijn om zijn producten tot stand te brengen, impliceert niet dat hij daarbij binnen een ruimer gesteld kader functioneert dan is aangegeven in zijn functiebeschrijving en niet gebonden is aan werkafspraken, voorschriften en regels. De staatssecretaris heeft daarover terecht opgemerkt dat die eigen invulling niet inhoudt de vrijheid om zelf wet- en regelgeving te interpreteren, reeds omdat dit op een centraal niveau gebeurt.
3.4. Dat niet in alle gevallen zou zijn voorzien in passende wet- en regelgeving, kan er evenmin toe leiden dat de toegekende score niet houdbaar is. Appellant heeft de Raad er niet van weten te overtuigen dat het hier meer dan incidenteel voorkomende situaties betreft. Overigens is van de zijde van de staatssecretaris gesteld dat in zo’n situatie contact dient te worden genomen met de naast hogere chef, die vervolgens de wijze van uitvoering moet bepalen. De omstandigheid dat de uitvoeringsvoorschriften veelal summier zijn, kan, zoals ook de rechtbank terecht heeft overwogen, niet tot een hogere score leiden op kenmerk 9. Wel heeft dit tot gevolg dat appellant bij de uitvoering van die werkvoorschriften een ruime beslissingsbevoegdheid heeft, hetgeen heeft meegewogen bij de scores op de kenmerken 7 (complexiteit van de beslissingen) en 8 (effect van de beslissingen).
3.5. Het enkele feit dat appellant samenwerkt met collega’s met een andere vaktechnische achtergrond impliceert niet dat er sprake is van een verwevenheid van richtlijnen als bedoeld in de toelichting van score 3. Die verwevenheid dient er te zijn bij de uitvoering van de eigen functie, samenwerking met anderen betekent niet dat het kader van de eigen functie wijzigt.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD