Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7111

Datum uitspraak2008-12-02
Datum gepubliceerd2008-12-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers90219 / JE RK 08-1382
Statusgepubliceerd


Indicatie

Spoedmachtiging uithuisplaatsing ex art. 1:261Bw. Na onderzoek ter zitting acht de kinderrechter plaatsing bij oma verantwoord.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector civielrecht Zaak-/rolnummer: 90219 / JE RK 08-1382 Beschikking van 2 december 2008 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel in de zaak van [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum 2008], hierna te noemen de minderjarige. De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan: - [de moeder], wonende te [woonplaats], [adres], - Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te 6004 AS Weert, Roermondseweg 10 - 12. Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder, [de moeder]. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Bij beschikking van 19 november 2008 is de minderjarige reeds voorlopig onder toezicht gesteld van de stichting voornoemd, voor de termijn van drie maanden. 1.2. De raad voor de kinderbescherming te Roermond heeft op 19 november 2008 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlening van een machtiging tot spoeduithuisplaatsing van voornoemde minderjarige. 1.3. De machtiging tot spoeduithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige. 1.4. Bij beschikking van 19 november 2008 verleende de kinderrechter reeds machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij een pleegouder, met ingang van 19 november 2008 voor de duur van twee weken en heeft de kinderrechter de beslissing voor het overige aangehouden. 1.5. Op 2 december 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen: - [de moeder], bijgestaan door mr. A.J.M. Mertens, - een vertegenwoordigster van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, - de heer [vertegenwoordiger], namens de raad voor de kinderbescherming, - [oma], de oma van de minderjarige (later binnengekomen). 2. De vaststellingen en overwegingen 2.1. De minderjarige is op [geboortedatum 2008] in het ziekenhuis te [plaats] geboren. Moeder heeft het gezag over de minderjarige. 2.2. Moeder is op 27 oktober 2008 met een machtiging gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de wet Bopz . Op 21 november 2008 is voornoemde machtiging geëxpireerd en is de gedwongen opname beëindigd. 2.3. Op 3 november 2008 is de minderjarige uit het ziekenhuis ontslagen en heeft [oma], de oma van de minderjarige, de zorg voor de minderjarige op zich genomen. 2.4. Op 21 november 2008 heeft de raad besloten om de minderjarige bij oma weg te halen in verband met de beëindiging van de gedwongen opname van moeder. 2.5. De vertegenwoordiger van de raad brengt ter zitting naar voren dat het verzoek tot uithuisplaatsing bij een pleegouder gehandhaafd blijft. De raad zal samen met de stichting bezien welke mogelijkheden er zijn voor een netwerkplaatsing. De raad ziet risico’s in een plaatsing van de minderjarige bij oma, enerzijds vanwege de psychiatrische problematiek van moeder en anderzijds vanwege de kwetsbaarheid van de minderjarige. 2.6. Mr. Mertens stelt dat de crisis bij moeder is geweken. De voorlopige diagnose luidt kortdurende psychose. Moeder krijgt medicatie en is bereid aan haar problematiek te werken. Moeder gaat vier keer per week naar therapie. De eerdere netwerkplaatsing bij oma verliep goed. Er zijn toen ook afspraken gemaakt tussen moeder, oma en de stichting. Het verblijf bij oma heeft niet tot problemen geleid. De plaatsing bij oma werd op 21 november 2008 ineens beëindigd, omdat de gedwongen opname van moeder werd beëindigd. Het is jammer dat de minderjarige uit haar vertrouwde omgeving is weggehaald. Moeder ziet in dat zij op dit moment niet voor de minderjarige kan zorgen. Moeder heeft dit ook uitdrukkelijk verklaard. 2.7. De vertegenwoordigster van de stichting heeft verklaard dat de situatie inmiddels is gewijzigd, nu moeder naar therapie gaat, zij haar medicatie inneemt en zij thans hulp accepteert. De minderjarige verblijft nu in een neutraal pleeggezin. Op korte termijn zal worden bezien of een netwerkplaatsing mogelijk is bij oma, oom of neef van de minderjarige. 2.8. Oma heeft verklaard dat zij voor de minderjarige wil gaan zorgen en dat zij geen problemen heeft indien de raad of de stichting voorwaarden stelt aan een plaatsing van de minderjarige bij haar. Zij was het er niet mee eens dat de raad de minderjarige bij haar heeft weggehaald op 21 november 2008. Oma merkt op dat moeder vrijheden had gedurende de gedwongen opname en dat zij ook toen de afspraken nauwgezet is nagekomen. Zij heeft zorgverlof geregeld op haar werk en een babykamer ingericht. Tot slot verklaart oma desgevraagd dat zij een goede relatie heeft met haar dochter, dat moeder op dit moment niet voor de minderjarige kan zorgen en dat moeder zich aan de afspraken houdt. 2.9. Op grond van de verkregen inlichtingen is de kinderrechter van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 1:261, lid 1, Burgerlijk Wetboek, de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. Vast staat dat moeder niet in staat is om op dit moment op een verantwoorde wijze zorg te dragen voor de minderjarige. 2.10. Ter zitting is de plaatsing van de minderjarige bij oma (moederszijde) - gedurende de periode dat de raad onderzoek verricht - ter sprake gekomen. De kinderrechter stelt voorop dat de wijze waarop de stichting gebruik maakt van de machtiging aan de stichting is. De stichting sluit een netwerkplaasing bij oma niet uit doch wenst die mogelijkheid eerst nader te onderzoeken. Gelet op het onderzoek ter zitting acht de kinderrechter, gezien de gewijzigde omstandigheden aan de zijde van moeder, een plaatsing bij oma verantwoord. De kinderrechter overweegt daartoe dat oma eerder op een verantwoorde wijze voor de minderjarige heeft gezorgd. Voorts is de opstelling en het inzicht van moeder na de gedwongen opname gewijzigd. Moeder heeft thans ambulante behandeling, gebruikt medicatie en accepteert de geboden hulpverlening. Daarnaast heeft moeder uitdrukkelijk verklaard dat zij thans niet voor de minderjarige kan zorgen en zich zal houden aan de met de stichting en oma te maken afspraken. 2.11. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter beslissen als hierna vermeld. 2.12. Aan deze plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform de daarvoor geldende regeling. 3. De beslissing De kinderrechter 3.1. verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij een pleegouder, zijnde de oma van de minderjarige, [oma], tot uiterlijk 19 februari 2009; 3.2. wijst af het meer of anders verzochte; 3.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is uitgesproken ter terechtzitting van 2 december 2008 door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en op schrift gesteld en ondertekend op 4 december 2008 door de kinderrechter voornoemd. Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.