Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7113

Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5120 WWB + 08/5121 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 8:55, eerste lid, van de Awb noch enig ander wettelijk voorschrift biedt de mogelijkheid bij de Raad verzet te doen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een verzoek om een voorlopige voorziening.


Uitspraak

08/5120 WWB 08/5121 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in verband met het hoger beroep van: [Appellant 1] en [Appellant 2], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2008, 07/4101 en 07/4102 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellanten en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College) Datum uitspraak: 16 december 2008 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak van 8 oktober 2008 heeft de voorzieningenrechter van de Raad een op 28 augustus 2008 ingekomen verzoek van appellanten om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak hebben appellanten een verzetschrift ingediend. Bij brief van 15 oktober 2008 heeft de griffier van de Raad aan appellanten meegedeeld dat geen verzet mogelijk is tegen de uitspraak en dat de onder de uitspraak opgenomen verzetsclausule op een vergissing berust. Tevens is daarbij aan appellanten gevraagd of in verband hiermee het verzet wordt gehandhaafd. Nadat appellanten de termijn van twee weken voor beantwoording van die brief ongebruikt hebben laten verstrijken is appellanten bij brief van 3 november 2008 alsnog gevraagd om binnen vier weken na dagtekening van deze brief een reactie in te zenden. Ook deze termijn hebben appellanten ongebruikt laten verstrijken. II. OVERWEGINGEN 1. Appellanten hebben een verzetschrift ingediend tegen de in rubriek I vermelde uitspraak van 8 oktober 2008. Het betreft hier een uitspraak als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet. 2.1. In de uitspraak van 8 oktober 2008 heeft de voorzieningenrechter van de Raad met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting gedaan. Het verzoek om voorlopige voorziening is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. 2.2. De Raad stelt vast dat artikel 8:55, eerste lid, van de Awb noch enig ander wettelijk voorschrift de mogelijkheid biedt bij de Raad verzet te doen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een verzoek om een voorlopige voorziening. 2.3. Gelet op het vorenstaande zal de Raad zich onbevoegd verklaren. 3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart zich onbevoegd. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) R.B.E. van Nimwegen. IJ