
Jurisprudentie
BG7156
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802791/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802791/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Amstelveen (hierna: de raad) bij besluit van 4 juli 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-West" (hierna: het plan).
Uitspraak
200802791/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Amstelveen (hierna: de raad) bij besluit van 4 juli 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-West" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, ambtenaar in dienst van de provincie, is verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W.M.J. Priems, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene Wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in de ontwikkeling van een nieuwbouwwijk in Bovenkerk-Zuid. De wijk wordt in het oosten begrensd door de Noordammerweg, in het zuiden door de Beneluxbaan en in het westen door de Legmeerdijk. Ten behoeve van de ontsluiting van deze wijk voorziet het plan in de weg de Salamander, die de Legmeerdijk met de Noordammerweg verbindt (hierna: de Salamander).
2.3. Het beroep van [appellant] richt zich tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" voor zover die voorziet in de aansluiting van de Salamander op de Legmeerdijk ter hoogte van zijn woning aan de [locatie]. [appellant] voert hiertoe aan dat een tweede ontsluiting voor de nieuwbouwwijk niet noodzakelijk is en dat het bovendien mogelijk is om de weg iets zuidelijker, richting Aalsmeer, te situeren. Volgens hem zal als gevolg van de voorziene aansluiting het licht afkomstig van het verkeer dat over de Salamander rijdt, veel overlast in zijn woning veroorzaken, temeer nu het verkeer ter hoogte van deze woning tegen de dijk op moet rijden. Voorts stelt [appellant] dat de parkeervoorziening voor zijn woning door de aanleg van de Salamander zal verdwijnen.
2.3.1. Het college stelt zich in navolging van de raad op het standpunt dat een extra ontsluiting aan de westzijde van de nieuwbouwwijk noodzakelijk is voor de doorstroming van het verkeer in het plangebied. Daarnaast stelt het college dat de aanwezigheid van een bestaande gastransportleiding een beletsel vormt om de weg zuidelijker te situeren volgens de wens van [appellant], in verband met de met de verlegging daarvan gemoeide kosten. Een zuidelijkere situering van de Salamander zal er volgens het college bovendien toe leiden dat de wijkontsluitingsweg te dicht bij de kruising van de Beneluxbaan met de Legmeerdijk komt te liggen, hetgeen de verkeersveiligheid niet ten goede komt.
2.3.2. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de Legmeerdijk en de Noordammerweg twee belangrijke ontsluitingswegen zijn voor de regio. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een tweede ontsluiting van de nieuwbouwwijk met circa 446 woningen, die voorziet in een aansluiting op zowel de Legmeerdijk als de Noordammerweg, noodzakelijk is.
Gelet op de aanwezigheid van de transportleiding en de kruising van de Legmeerdijk met de Beneluxbaan heeft het college voorts in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de in het plan vervatte uitweg van de Salamander op de Legmeerdijk dan aan het belang van [appellant] om geen lichthinder te ondervinden en de bestaande parkeerplaats te behouden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat gezien de plankaart er geen andere situering van de weg denkbaar is waarbij niet enige woning wordt gehinderd en dat de plaats waar [appellant] zijn voertuig parkeert volgens de raad geen officiële parkeervoorziening is, ter vervanging waarvan een parkeerstrook langs het noordelijke deel van de Salamander zal worden gerealiseerd.
2.4. Voorts voert [appellant] aan dat het verkeer over de Salamander de luchtkwaliteit ter plaatse van zijn woning negatief beïnvloedt, hetgeen zal leiden tot een overschrijding van de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005) vastgestelde grenswaarden.
2.4.1. Het college stelt dat er een onderzoek naar de luchtkwaliteit is verricht waaruit volgt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo niet verslechtert.
2.4.2. In artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005, voor zover hier van belang, is bepaald dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit de grenswaarden voor stikstofdioxide in acht moeten nemen. In het tweede lid van dit artikel is onder meer het besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan aangewezen als bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid.
Ingevolge het derde lid, onder a, kunnen bestuursorganen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van dat lid mede uitoefenen indien de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.
2.4.3. Uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd door M+P raadgevende ingenieurs BV van 8 juni 2006 blijkt dat sprake is van een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide bij de berm van de Legmeerdijk zuid, waaraan ook de woning van [appellant] is gelegen, bij autonome ontwikkeling en dat de invloed van het plan niet zodanig is dat dit resulteert in een toename van de overschrijding van de grenswaarden. Hiermee doet zich een situatie voor als bedoeld in artikel 7, derde lid, onder a van het Blk 2005. Niet is gebleken dat het onderzoek waar het college naar verwijst, naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college zijn besluit niet op dit onderzoek had mogen baseren. [appellant] heeft voorts geen tegenonderzoek van een ander deskundig te achten persoon of instantie overgelegd. Gelet op het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo niet verslechtert.
2.5. [appellant] voert aan dat hij geluidsoverlast zal ondervinden van het verkeer dat van de Salamander gebruik zal maken. Volgens [appellant] is hier ten onrechte geen onderzoek naar gedaan.
2.5.1. Het college en de raad hebben zich op het standpunt gesteld dat een akoestisch onderzoek naar de situatie ter plaatse achterwege kan blijven omdat door de aansluiting van de verlengde Beneluxbaan het verkeersaanbod op de Legmeerdijk al behoorlijk is afgenomen. Het de gemeente adviserende onderzoeksbureau is volgens de raad van mening dat niet van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) sprake hoeft te zijn, omdat de geluidsbelasting op de woning van [appellant] vóór de aansluiting van de verlengde Beneluxbaan op de Legmeerdijk vele malen hoger was dan thans het geval is, maar ook na de realisering van de Salamander het geval zal zijn.
2.5.2. Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder een reconstructie van een weg verstaan: één of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 2 dB(A) of meer wordt verhoogd.
Ingevolge artikel 99, gelezen in samenhang met artikel 80, van de Wgh, voor zover hier van belang, wordt tot reconstructie van een weg, indien binnen de aanwezige zone van een weg woningen aanwezig zijn, niet overgegaan, dan na een akoestisch onderzoek van de in artikel 77 van de Wgh omschreven strekking.
2.5.3. Hoewel aannemelijk is dat door de verlengde Beneluxbaan in het algemeen minder verkeer over het zuidelijk deel van de Legmeerdijk is gaan rijden, is de geluidsbelasting op de woning van [appellant] van het verkeer dat van de Salamander zelf gebruik zal gaan maken niet onderzocht. Onduidelijk is daardoor of ten gevolge van de in het plan voorziene T-kruising van de Salamander met de Legmeerdijk een eventuele verhoging van de geluidsbelasting vanwege deze kruising in vergelijking met de bestaande situatie onder de in artikel 1 van de Wgh bedoelde grens van 2 dB(A) blijft.
2.5.4. Nu een akoestisch onderzoek achterwege is gebleven en ook anderszins niet aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh, is het bestreden besluit, voor zover dat betreft de aansluiting van de Salamander op de Legmeerdijk, genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 19 februari 2008, kenmerk 2008-9269, voor zover dit betreft de aansluiting van de Salamander op de Legmeerdijk, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. gelast dat de provincie Noord-Holland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008
429-589.