
Jurisprudentie
BG7165
Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806884/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806884/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 15 juli 2008, no. PZH-2008-579531, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) beslist over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna: burgemeester en wethouders) bij besluit van 20 mei 2008 vastgestelde "Uitwerkingsplan bedrijventerrein Emerald" (hierna: het plan).
Uitspraak
200806884/2.
Datum uitspraak: 12 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2008, no. PZH-2008-579531, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) beslist over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna: burgemeester en wethouders) bij besluit van 20 mei 2008 vastgestelde "Uitwerkingsplan bedrijventerrein Emerald" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2008, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 november 2008, waar [verzoeker] en anderen zich hebben doen vertegenwoordigen door [verzoeker] en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en ir. P.P.A. van Vugt, deskundige van Ingenieursbureau Peutz, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan strekt tot uitwerking van het bestemmingsplan "Bouwlokatie Delfgauw" en voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein op de gronden tussen de N470, de Rijksstraatweg, de Molensloot en een woonwijk.
2.3. [verzoeker] en anderen, allen bewoners van de woonwijk, voeren allereerst aan dat het bestemmingsplan waarvan het plan een uitwerking vormt, zodanig verouderd is dat in plaats van een uitwerkingsplan een herzieningsplan had moeten worden vastgesteld. Zij stellen voorts te vrezen voor gezondheidsschade door luchtverontreiniging ten gevolge van de realisering van het bedrijventerrein. In dat verband is door hen aangevoerd dat het luchtkwaliteitrapport te laat is overgelegd en dat daaraan onjuiste gegevens ten grondslag zijn gelegd wat betreft de maximale verkeersintensiteit en verkeersaantrekkende werking van het plan. Voorts is volgens hen bij de besluitvorming ten onrechte niet ingegaan op het verzoek om, ter beperking van luchtverontreiniging in de woonwijk, zogenaamd technisch groen aan te leggen en is evenmin aandacht besteed aan de concentratie PM2,5.
[verzoeker] en anderen kunnen zich voorts niet verenigen met de ontsluiting van het terrein via de Spiegelmakerstraat. Zij achten de ligging daarvan in strijd met het Convenant Duurzaam Veilig Verkeer en hebben betoogd dat alternatieven voor ontsluiting via de Spiegelmakerstraat onvoldoende zijn onderzocht. Zij hebben ten slotte nog gesteld dat zij in hun belangen zijn geschaad door de handelwijze van burgemeester en wethouders bij de inspraakronde inzake de plannen voor het bedrijventerrein en dat de door hen ingediende zienswijzen niet of niet volledig zijn behandeld door burgemeester en wethouders.
2.4. Het plan betreft een uitwerking van het bestemmingsplan "Bouwlokatie Delfgauw", welk bestemmingsplan bij besluit van de raad van 31 augustus 1995 is vastgesteld en bij besluit van het college van 2 april 1996 is goedgekeurd.
De voorzitter overweegt dat het verstrijken van de periode van 10 jaar als bedoeld in artikel 33 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), waarbinnen het bestemmingsplan had moeten worden herzien, de plicht tot uitwerking in beginsel onverlet laat. Het college van burgemeester en wethouders was dan ook bevoegd toepassing te geven aan de uitwerkingsplicht zoals opgenomen in artikel 10, tweede lid, en artikel 20, eerste lid, van het bestemmingsplan.
2.5. Bij het besluit over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregels is voldaan. Dit brengt met zich dat de aanvaardbaarheid van de bestemming tot bedrijventerrein voor de gronden in het uitwerkingsplan in het bestemmingsplan "Bouwlokatie Delfgauw" is beoordeeld en in beginsel in het kader van het uitwerkingsplan niet opnieuw ter discussie kan staan.
Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO kan het college echter goedkeuring onthouden aan het uitwerkingsplan wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Voorts kan het college goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht.
2.6. Met betrekking tot de luchtkwaliteit overweegt de voorzitter als volgt.
De resultaten van het in opdracht van de gemeente Pijnacker-Nootdorp uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek zijn neergelegd in het rapport "Onderzoek naar de luchtkwaliteit in de omgeving ten gevolge van de geprojecteerde bedrijfsunits te Delfgauw" van Peutz BV van 15 mei 2008 (hierna: het rapport).
Uit het rapport blijkt dat het plan op een zestal, nabij de woonwijk gelegen, meetpunten in het jaar 2008 leidt tot aanzienlijke overschrijdingen van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide. De conclusie dat de luchtkwaliteit desondanks niet in de weg staat aan realisering van het plan is, zo kan uit de tekst van het rapport worden afgeleid, gebaseerd op toepassing van de begrippen uit het "Besluit niet in betekende mate bijdragen" en de gelijknamige Regeling waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet milieubeheer, zoals die is gewijzigd bij de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteit).
Ook overigens is in het rapport uitgegaan van de toepasselijkheid van de Wet milieubeheer.
Naar voorlopig oordeel moet uit artikel V van de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer, waarin het overgangsrecht met betrekking tot de hier aan de orde zijnde bepalingen is opgenomen, evenwel worden afgeleid dat op uitwerkingsplannen die zijn gebaseerd op een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet, het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing blijft.
Gelet op een en ander acht de voorzitter nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
2.7. Ter zitting is gebleken dat ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein bouwaanvragen zijn ontvangen en dat burgemeester en wethouders voornemens zijn op korte termijn tot realisering van het bedrijventerrein over te gaan. Gelet op het voorgaande en de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 15 juli 2008, kenmerk PZH-2008-579531;
II. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan [verzoeker] e.a. het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008
240.