
Jurisprudentie
BG7172
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706287/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706287/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 12 april 2007 heeft het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland (hierna: het dagelijks bestuur) een besluit van 2 februari 2007 ingetrokken.
Uitspraak
200706287/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn,
appellante,
en
het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 12 april 2007 heeft het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland (hierna: het dagelijks bestuur) een besluit van 2 februari 2007 ingetrokken.
Bij besluit van 22 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V. (hierna: Hoogvliet B.V.) hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Hoogvliet B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2007, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Hoogvliet B.V. heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan het dagelijks bestuur toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2008, waar Hoogvliet B.V., vertegenwoordigd door mr. V.M.Y. van 't Lam en mr. C.N.J. Kortmann, beiden advocaat te Amsterdam, en ir. S.M. van der Sluis en R.A. Langman, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen en H.J. van der Voort, beiden werkzaam bij de Milieudienst West-Holland, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er zijn nog stukken ontvangen van het dagelijks bestuur en Hoogvliet B.V. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak verder behandeld ter zitting van 11 september 2008, waar Hoogvliet B.V., vertegenwoordigd door mr. C.N.J. Kortmann, advocaat te Amsterdam, ir. S.M van der Sluis en R.A. Langman, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen en H.J. van der Voort, beiden werkzaam bij de Milieudienst West-Holland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het besluit van 2 februari 2007 heeft het dagelijks bestuur toegezegd dat ten aanzien van onderdeel 3.2 van het besluit van 15 december 2006, waarin het dagelijks bestuur ten aanzien van de supermarkt van Hoogvliet B.V. aan de Kennedylaan 118 te Leiden nadere eisen heeft gesteld op grond van het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer, niet handhavend zal worden opgetreden totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in het geschil tussen Albert Heijn supermarkten en de milieudienst Amsterdam, dan wel uiterlijk tot 1 juli 2007. Aan de toezegging is de voorwaarde verbonden dat Hoogvliet B.V ten aanzien van de dagafdekking van koelmeubelen geen onomkeerbare besluiten neemt, waardoor de dagafdekking minder relevant zal zijn. Het besluit van 2 februari 2007 is derhalve een gedoogverklaring. In de brief van 12 april 2007 wordt deze ingetrokken.
2.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan de weigering om te gedogen, behoudens bijzondere omstandigheden, niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden aangemerkt. Dat geldt ook voor de intrekking van een eerder verleende gedoogverklaring. Evenals de weigering te gedogen houdt een dergelijke beslissing slechts de mogelijkheid in dat het betrokken bestuursorgaan handhavend zal gaan optreden. Eerst wanneer tot handhavend optreden wordt besloten, concretiseert die mogelijkheid zich. Onder die omstandigheden kan aan een beslissing tot intrekking van een gedoogverklaring geen zelfstandige betekenis worden toegekend, behoudens bijzondere gevallen.
Van een degelijk bijzonder geval in de hiervoor bedoelde zin is geen sprake, zodat de mededeling dat tot intrekking van het besluit van 2 februari 2007 wordt overgegaan, niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Het dagelijks bestuur heeft het bezwaar van Hoogvliet B.V. dan ook ten onrechte ontvankelijk geacht.
2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 22 augustus 2007 komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.4. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep te worden veroordeeld.
Ten aanzien van het betoog van Hoogvliet B.V. dat het dagelijks bestuur haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt ten onrechte heeft afgewezen, overweegt de Afdeling als volgt. Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voorziet uitsluitend in de mogelijkheid om de kosten te vergoeden indien het bezwaar leidt tot een herroeping van het primaire besluit wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In het onderhavige geval is geen sprake van een primair besluit dat is herroepen wegens aan het dagelijks bestuur te wijten onrechtmatigheid. Voor het veroordelen van het dagelijks bestuur in de proceskosten die Hoogvliet B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, bestaat dan ook geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland van 22 augustus 2007, kenmerk 22.339;
III. verklaart het bezwaarschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V. tegen de brief van het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland van 12 april 2007 alsnog niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Milieudienst West-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de Milieudienst West-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogvliet B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008
159-433.