Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7191

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800683/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 december 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) beslist over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Rheden (hierna: de raad) bij besluit van 26 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Velp-Zuid" (hierna: het plan).


Uitspraak

200800683/1. Datum uitspraak: 17 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], gevestigd te [plaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 december 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) beslist over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Rheden (hierna: de raad) bij besluit van 26 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Velp-Zuid" (hierna: het plan). Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2008, beroep ingesteld. Bij brief van 22 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol en P.G.A.L. Evers, beiden ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door drs. T.U. Post, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende] gevestigd te [plaats], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het plan heeft onder andere tot doel een nieuwe woonbuurt mogelijk te maken, de Kastanjehof, bestaande uit 32 villa's en 20 appartementen (hierna: de Kastanjehof), die wordt ontwikkeld door [appellante]. De Kastanjehof grenst aan één zijde aan het perceel van het bedrijf van [gemachtigde], [belanghebbende], dat is gevestigd aan de [locatie] te [plaats]. 2.3. Het college heeft naar aanleiding van bedenkingen van [belanghebbende] goedkeuring onthouden aan de roodomlijnde delen op de bij het plan behorende plankaart, kaartblad 3 van 5 (hierna: kaartblad 3), die, voor zover voor dit geschil van belang, blijkens kaartblad 3 een zone betreft rondom een gedeelte van het perceel van [belanghebbende] aan de [locatie] (hierna: het perceel), die een gedeelte van de Kastanjehof overlapt (hierna: de zone). 2.4. [appellante] betoogt dat ten onrechte goedkeuring is onthouden aan de zone, voor zover die zich uitstrekt over de Kastanjehof. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden wegens het ontbreken van akoestisch onderzoek, omdat de Wet geluidhinder in deze situatie geen onderzoek vergt. Voorts heeft zij aangevoerd dat het college de onthouding van goedkeuring voor wat betreft het aspect geluid ten onrechte baseert op een afstand van 30 meter die is opgenomen in de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgevoerde brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure). Volgens [appellante] is niet de VNG-brochure van toepassing in de gemeente Rheden, maar de door de raad op 25 mei 2004 vastgestelde notitie milieuzonering van de gemeente Rheden (hierna: de notitie). De afstanden tussen het bedrijf van [belanghebbende] en de Kastanjehof voldoen, aldus [appellante], aan deze notitie. Voorts heeft [appellante] aangevoerd dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden vanwege het ontbreken van een spuitzone, omdat terecht goedkeuring is onthouden aan de aanduiding 'kwekerij' op het perceel. Daarbij heeft zij er op gewezen dat op het perceel een hoveniersbedrijf wordt uitgeoefend en de kwekerij-activiteiten overwegend plaatsvinden op een ander perceel aan de overzijde van de Gasthuislaan. 2.5. Het perceel, dat in eigendom is van [belanghebbende], bedraagt ongeveer 5.800 m2. Verder heeft [belanghebbende] een perceel van ongeveer 4 ha in gebruik dat is gesitueerd aan de oostzijde van de Gasthuislaan. Dit laatste perceel valt buiten het plangebied van het plan. 2.6. Blijkens het bestreden besluit heeft het college in aanmerking genomen dat het perceel voor 50% wordt gebruikt als hoveniersbedrijf en voor 50% als kwekerij en dat [belanghebbende] ingevolge de bij het plan behorende inrichtingenlijst zowel valt onder de aanduiding 'hoveniersbedrijf' als onder de aanduiding 'boomkwekerij'. [appellante] heeft aangegeven dat het perceel voornamelijk wordt gebruikt als hoveniersbedrijf. Het college van burgemeester en wethouders heeft in een nader schrijven aangegeven dat het perceel hooguit voor 30% wordt gebruikt voor kweekactiviteiten. In de stukken en ter zitting heeft [belanghebbende] dit laatste bestreden en aangegeven dat het perceel voor een belangrijk deel wordt gebruikt voor kwekerij-activiteiten. 2.7. De Afdeling heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat het college er in het bestreden besluit ten onrechte vanuit is gegaan dat het perceel voor 50% wordt gebruikt als hoveniersbedrijf en voor 50% als kwekerij. Wel staat vast dat er op het perceel zowel activiteiten plaatsvinden in het kader van het hoveniersbedrijf als ook kweekactiviteiten. 2.8. De Wet geluidhinder is op de situatie van het bedrijf weliswaar niet van toepassing, omdat die voorwaarden geeft voor de bouw van geluidgevoelige bestemmingen in de zone van een weg, spoorweg of een gezoneerd industrieterrein hetgeen hier niet aan de orde is. Maar geluidsonderzoek dient niet alleen te worden verricht indien dat op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk is. Gelet op de argumenten die door [belanghebbende] al in de zienswijze naar voren zijn gebracht omtrent de korte afstand van de woningen die zijn gelegen in de Kastanjehof tot haar bedrijf en de vrees dat zij gelet op de geluidsoverlast die van haar bedrijf uitgaat door de komst van de Kastanjehof in haar bedrijfsactiviteiten zal worden belemmerd, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het op de weg van de raad lag om onderzoek te doen naar de concrete akoestische situatie ter plaatse van het bedrijf van [belanghebbende] en dat de raad zijn standpunt dat er geen belemmeringen voor de bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden inzichtelijk had moeten maken. 2.9. Ook in het geval de notitie van toepassing is, kan niet staande worden gehouden dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een afstand van 30 meter van het perceel tot de Kastanjehof in acht had moeten worden genomen. Ingevolge deze notitie is onder code 12.9 ten aanzien van boomkwekerijgewassen/siertuin-plantsoen gewassen immers aangegeven dat voor wat betreft het aspect geluid een afstand van 30 meter in acht moet worden genomen. Onder code 19.2 zijn weliswaar hoveniersbedrijven opgenomen, waarbij voor wat betreft het aspect geluid een afstand van 10 meter in acht moet worden genomen, maar niet is gebleken dat hier hoveniersbedrijven zijn bedoeld waar ook kwekerij-activiteiten plaatsvinden. 2.10. Het college heeft de aan te houden spuitzone van 50 meter gemotiveerd met de overweging dat het perceel ook voor 50% als kwekerij wordt gebruikt. Niet is gebleken dat dit uitgangspunt niet juist is. Ten overvloede zij nog opgemerkt dat ook in het geval ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake was van 30% kweekactiviteiten op het perceel, waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, dat niet betekent dat er geen spuitzone aangehouden moest worden. 2.11. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008 224.