Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7314

Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/1958 HUUR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Huurtoeslag aan co-ouder. Eisers dochter behoort tot beide huishoudens van haar beide ouders in de zin van artikel 4, tweede lid, Awir. Eisers dochter heeft te gelden als medebewoner in de zin van artikel 9 van de Wet op de huurtoeslag, waar bij het bepalen van het recht op huurtoeslag rekening mee dient te worden gehouden.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Enkelvoudige kamer Procedurenummer: AWB 08/1958 HUUR Uitspraakdatum: 11 november 2008 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiser], wonende te [plaats], en de Belastingdienst/Toeslagen, [P], verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 5 februari 2008 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2006 (beschikkingnummer [nummer]) Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [...]. Namens verweerder is verschenen [...]. 1 Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de beschikking met nummer [nummer]; - draagt verweerder op een nieuwe beschikking huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2006 af te geven met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt. 2 Gronden 2.1. Bij beschikking met dagtekening 7 december 2007 heeft verweerder de aan eiser toe te kennen huurtoeslag definitief vastgesteld op € 1.054. In geschil is of verweerder bij de definitieve toekenning van de huurtoeslag terecht geen rekening heeft gehouden met de dochter van eiser nu deze niet staat ingeschreven op het adres van de woning van eiser. 2.2. De voor de beoordeling relevante bepalingen uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en Wet op de huurtoeslag luiden als volgt: Krachtens artikel 2, eerste lid, aanhef en onder g, Awir wordt onder mede bewoner verstaan: de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt: 1. de partner van belanghebbende, 2. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner, 3. degene die tot het huishouden van de onder 2. bedoelde persoon behoort. Artikel 4 van de Awir luidt: "1. Kind is de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de belanghebbende of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de belanghebbende of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind. 2. De in het eerste lid opgenomen voorwaarde van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens geldt niet gedurende de periode waarin de aldaar bedoelde persoon tegelijkertijd tot de huishoudens van zijn beide ouders behoort en hij op hetzelfde woonadres als een van die ouders staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Voor de toepassing van de eerste volzin behoort iemand tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders indien hij doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft." Artikel 1a van de Wet op de huurtoeslag luidt: 1. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing. Artikel 9, lid 1, van de Wet op de huurtoeslag bepaalt dat: "1. Een huurtoeslag wordt slechts toegekend: a. als de huurder, diens partner alsmede degenen die medebewoner of onderhuurder van de woning zijn, op het adres van die woning zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; (...)." 2.3. Vaststaat dat eisers dochter op grond van de door eiser en zijn ex-echtgenote overeengekomen co-ouderschapregeling om de week bij eisers verblijft, steeds van woensdagmiddag tot woensdagochtend. Eisers dochter staat in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna ook: gba) ingeschreven op het woonadres van haar moeder. (Terecht) niet in geschil is dat de voorgaande feiten en omstandigheden betekenen dat eisers dochter behoort tot beide huishoudens van haar beide ouders in de zin van artikel 4, tweede lid, Awir. 2.4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de Wet op de huurtoeslag een lex specialis is ten opzichte van de Awir, zodat het ontbreken van een met artikel 4, tweede lid Awir overeenstemmende bepaling met betrekking tot kinderen die tegelijkertijd tot de huishoudens van beide ouders behoort, betekent dat er geen rekening met zulke kinderen kan worden gehouden bij de vaststelling van het recht op huurtoeslag. 2.5. Verweerder kan niet worden gevolgd in dit standpunt. Daartoe wordt het volgende overwogen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd de wet- en regelgeving voor inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de huurtoeslag, te harmoniseren en te stroomlijnen, door het in de Awir neergelegde begrippenkader te laten gelden voor die inkomensafhankelijke regelingen. Zo vermeldt de memorie van toelichting op de Awir (kamerstuk 29 764, nr. 3, vergaderjaar 2004-2005): "In lijn met de ambitie van het kabinet tot harmonisatie vallen de nieuwe inkomensafhankelijke regelingen (waaronder de huurtoeslag, toevoeging rechtbank) direct onder de werkingssfeer van deze wet (de Awir, toevoeging rechtbank). Dat betekent dat op nieuwe inkomensafhankelijke regelingen automatisch het begrippenkader van deze (Awir) van toepassing zal zijn (...) Dit begrippenkader is vervat in hoofdstuk 1 van de Awir, dat is toegelicht in hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting (met de titel "Geharmoniseerd begrippenkader"). De onder 2.2. geciteerde (delen van) artikel 2 en 4 Awir zijn opgenomen in hoofdstuk 1 Awir en toegelicht in hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting. De aanspraken op de verschillende inkomensafhankelijke regelingen zijn nader uitgewerkt in de - ook in de memorie van toelichting op de Awir als zodanig aangeduide - materiewetten, onder meer de Wet op de huurtoeslag. De in de memorie van toelichting op de Awir bedoelde toepasselijkheid van (het algemeen begrippenkader van) de Awir op de materiewetten is - voor zover hier van belang - tot uiting gebracht in het onder 2.3 geciteerde artikel 1a van de Wet op de huurtoeslag. Artikel 2 Awir bevat geen definitie van het begrip 'kind'. Deze definitiebepaling bevat wel een definitie van het - (ook) in artikel 9 van de Wet op de huurtoeslag gehanteerde begrip 'medebewoner'. Uit deze, onder 2.2. geciteerde bepaling blijkt dat voor de 'medebewoner' in beginsel het ingeschreven staan op hetzelfde adres in de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens doorslaggevend is. Gelet op de plaats in de wettelijke regeling en de inhoud van deze bepaling behelst artikel 4, tweede lid, Awir met betrekking tot kinderen die tot het huishouden van beide ouders behoren in de zin van dit artikel een uitbreiding van de in artikel 2 Awir opgenomen en ook voor de Wet op de huurtoeslag geldende definitie van 'medebewoner'. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eisers dochter, als kind dat binnen de reikwijdte van artikel 4, tweede lid, Awir valt, heeft te gelden als medebewoner in de zin van artikel 9 van de Wet op de huurtoeslag, waar bij het bepalen van het recht op huurtoeslag rekening mee dient te worden gehouden. Het voorgaande strookt met de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de in de memorie van toelichting op de Awir opgenomen artikelsgewijze toelichting: "Het (..) tweede lid van artikel 4 heeft betrekking (heeft) op situaties waarin een kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders behoort. Dit kan zich voordoen bij co-ouderschap. Aan het formele vereiste van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kan dan niet worden voldaan omdat een kind slechts op één adres ingeschreven kan staan. Het is niet wenselijk dat in zulke gevallen de ouder bij wie het kind niet staat ingeschreven louter om die reden wordt uitgesloten van een tegemoetkoming."(onderstreping rechtbank) 2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. 2.7. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Deze uitspraak is gedaan op 11 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L. de Loor-Alwin, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl) Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.