
Jurisprudentie
BG7389
Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4797 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4797 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen aanvraag om bijstand tot stand gekomen. Het bezwaar van appellant tegen het uitblijven van een beslissing op de gestelde aanvraag is terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
07/4797 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2007, 07/2248 en 07/2249 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College).
Datum uitspraak: 9 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.M. Pot, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2008. Voor appellant is verschenen mr. Pot. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. van Kesteren, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 24 april 2007 heeft het College het bezwaar dat appellant op 3 april 2007 heeft gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag om bijstand die hij stelt in ieder geval op 4 juli 2006 te hebben gedaan, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het College overwogen dat, nu er nooit een aanvraag in behandeling is genomen, evenmin sprake kan zijn van het uitblijven van een beslissing op een aanvraag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 24 april 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet aannemelijk is dat er een aanvraag tot stand is gekomen. Weliswaar is niet in geding dat appellant in augustus 2006 meerdere malen bij het Centrum voor Werk en Inkomen is geweest, doch niet is gebleken dat het door appellant eerst in de bezwaarfase overgelegde niet ondertekende aanvraagformulier door het College in ontvangst is genomen. Aan de vraag of het aanvraagformulier volgens de daartoe wettelijk geldende eisen is ingevuld komt de Raad dan ook niet toe, en in het verlengde daarvan evenmin aan de beoordeling van de stelling van appellant dat hij door het College gewezen had moeten worden op het onvolledig invullen van het formulier. Ook anderszins is niet gebleken dat appellant bij het College een aanvraag heeft ingediend.
4.2. Gezien het voorgaande is de Raad evenals het College en de rechtbank van oordeel dat geen aanvraag om bijstand tot stand is gekomen en dat het bezwaar van appellant tegen het uitblijven van een beslissing op de gestelde aanvraag terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
4.3. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.4. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en A.B.J. van der Ham en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 december 2008.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) A. Badermann.
IJ