
Jurisprudentie
BG7400
Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-003035-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-003035-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bevoegdheid van het gerechtshof
Gezien de uitspraak van de Hoge Raad van 18 november 2008, LJN nummer BG 1596, waaruit volgt dat ten aanzien van een in hoger beroep opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met tussentijdse toetsing heeft te gelden dat slechts de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf terzake waarvan de maatregel is opgelegd, bevoegd is tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, zal het hof zich niet bevoegd verklaren.
Uitspraak
Rolnummer 22-003035-07
Datum uitspraak 5 december 2008
GERECHTSHOF TE ‘S-GRAVENHAGE
meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gegeven naar aanleiding van de raadkamerbehandeling van de zaak van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
[adres],
waarin dit hof bij arrest van 26 oktober 2007 toepassing heeft gegeven aan artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Procesgang
Aan de veroordeelde is bij onherroepelijk arrest van dit gerechtshof van 26 oktober 2007 met bovengemeld rolnummer - voor zover hier van belang - de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren opgelegd, waarbij is bepaald dat het openbaar ministerie dit hof binnen een termijn van twaalf maanden bericht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel.
Het hof heeft de zaak op 5 december 2008 in raadkamer in het openbaar behandeld. Daar zijn gehoord de veroordeelde, zijn raadsman mr. M. van Olffen, advocaat te ‘s-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. W.R. Oostenbrink.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het gerechtshof niet bevoegd is tot de tussentijdse beoordeling.
De raadsman heeft zich daarbij aangesloten.
Bevoegdheid van het gerechtshof
Gezien de uitspraak van de Hoge Raad van 18 november 2008, LJN nummer BG 1596, waaruit volgt dat ten aanzien van een in hoger beroep opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met tussentijdse toetsing heeft te gelden dat slechts de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf terzake waarvan de maatregel is opgelegd, bevoegd is tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, zal het hof zich niet bevoegd verklaren.
Beslissing
Het hof:
Verklaart zich niet bevoegd tot voormelde tussentijdse beoordeling.
Verwijst de zaak naar de rechtbank ’s-Gravenhage.
Deze beschikking is op 5 december 2008 gewezen door mrs. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, R.C.A. Duindam en
C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen,
en in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.