
Jurisprudentie
BG7483
Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers105185 / JE RK 08-906 & 104505 JE RK 08-822
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers105185 / JE RK 08-906 & 104505 JE RK 08-822
Statusgepubliceerd
Indicatie
(de kinderrechter als toezichthouder en de Raad als controlerende instantie)
Bjz heeft een verlengingsverzoek ots ingediend. Ondanks dat verzoeker en belanghebbenden hebben aangegeven geen zitting te wensen wordt door de kinderrechter - vanwege de ernst van de voorgeschiedenis - een zitting gelast waarbij zij de Raad in haar rol als controlerende instantie heeft opgeroepen haar van advies te dienen omtrent het feit dat Bjz niet is overgegaan tot het indienen van een verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing. Ter zitting wordt door de Raad (alsnog) een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingediend en wordt deze machtiging door de kinderrechter verleend.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 105185 / JE RK 08-906 & 104505 JE RK 08-822
beschikking kinderrechter d.d. 3 december 2008
inzake
* [minderjarige 1], geboren in de gemeente [***] [in 2005]
* [minderjarige 2], geboren in de gemeente [***] [in 2007],
kinderen van:
[vader],
wonende te [adres],
en
[moeder],
wonende te [adres].
De moeder is belast met het gezag over de minderjarige [minderjarige 1].
Ouders zijn belast met het gezag over de minderjarige [minderjarige 2].
PROCESGANG
Op 11 september 2008 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 2], gedateerd
5 september 2008. Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 15 oktober 2008 heeft bjz een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1], gedateerd 13 oktober 2008. Ook daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Bij de verzoekschriften heeft bjz aangegeven dat bij de stichting geen behoefte aan behandeling ter zitting bestaat.
De griffie van de rechtbank heeft belanghebbenden vervolgens verzocht zich uiterlijk vóór 29 september 2008, respectievelijk vóór 6 november 2008 te melden indien men behandeling ter zitting wenst. Geen der belanghebbenden heeft zich voor genoemde datum bij de griffie van de rechtbank gemeld.
Op 24 november 2008 heeft de kinderrechter de zaken gevoegd en een tussenbeschikking gegeven waarin is aangegeven dat de kinderrechter, gelet op de ernst van de voorgeschiedenis, aanleiding ziet de verzoeken van bjz ter zitting te behandelen. De Raad voor de Kinderbescherming te Groningen (hierna te noemen: de Raad) is daarbij, in het kader van haar controlerende taak, verzocht om de kinderrechter van advies te dienen omtrent het voornemen van bjz om de machtigingen uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet te verlengen. De raad is tevens verzocht ter zitting te verschijnen.
Op 3 december 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de moeder, mevrouw M. Ottema, namens bjz en
de heer R.C.M. Wouters namens de Raad.
De Raad heeft de kinderrechter ter zitting verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlenen.
OVERWEGINGEN
Standpunt Raad
De Raad is van mening dat nog steeds sprake is van een risicovolle thuissituatie voor de kinderen. Het verbaast de Raad dat de kinderen, gelet op de ernst van de voorgeschiedenis en de onduidelijkheid die daar nog over is, reeds zijn teruggeplaatst. Ten onrechte heeft bjz geen mededeling gedaan aan de Raad dat geen verlengingsverzoeken zouden worden ingediend.
Duidelijk is dat moeder geen relatie meer wil met de vader. De vraag is of zij in staat is hier weerstand tegen te bieden. Er dient meer duidelijkheid te komen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder en de rol die vader de komende periode gaat spelen.
Er dient een onderzoek te komen waarin dit aan de orde komt en waarin voorts zal worden bekeken wat, gelet op de huidige situatie, in het belang van de kinderen is. Als de veiligheid van de kinderen niet door moeder kan worden gewaarborgd dienen zij zo spoedig mogelijk uit huis te worden geplaatst. De Raad verzoekt dan ook een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen voor de duur van een jaar af te geven.
Standpunt bjz
Bjz geeft aan dat moeder op positieve wijze met de gezinsvoogd samenwerkt. Zij is gemotiveerd voor hulpverlening. Er is hulp vanuit de FIOM en er is wekelijks ondersteuning vanuit de Intensieve Orthopedagogische Gezinshulp (IOG).
De kinderen zijn een maand geleden bij moeder teruggeplaatst. Er is voldoende zicht op de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie.
Aandachtspunt is de relatie tussen de ouders. Op dit moment is de relatie tussen beide ouders verbroken. Vader kampt met agressieproblematiek. Hij is ten opzichte van moeder erg dwingend. Om moeder weerbaarder te maken is hulpverlening vanuit Lentis noodzakelijk. Er zijn op dit moment zoveel hulpverleners bij het gezin betrokken dat hulp vanuit Lentis in een later stadium plaats zal vinden.
Ook vader lijkt gemotiveerd om een agressieregulatietraining te volgen. Hij is in behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN).
Met vader is afgesproken dat hij de kinderen tot december niet zou zien. Afgelopen maandag is er opnieuw met vader over de situatie gesproken. De uitkomst van dit gesprek was ten tijde van de zitting nog niet bekend.
Standpunt moeder
Moeder geeft aan dat het goed met haar gaat. De relatie met de vader van de kinderen is verbroken. Zij geeft aan dat zij nog niet over de relatie heen is. Zij wil echter geen contact meer met hem. Moeder is de afgelopen periode veranderd. Zij accepteert hulpverlening, gebruikt geen middelen meer en volgt een opleiding.
Moeder wil dat de kinderen bij haar blijven wonen. Een uithuisplaatsing zal te verwarrend voor hen zijn. Moeder vindt het onbegrijpelijk dat thans weer wordt gesproken over een uithuisplaatsing
Beoordeling van de kinderrechter
Moeder is een jonge vrouw met een belaste voorgeschiedenis. [minderjarige 2] is reeds in 2006 tijdelijk uit huis geplaatst geweest vanwege herhaaldelijk geweld tussen vader en moeder. Daarnaast speelden er problemen ten aanzien van middelengebruik en dealen in de thuissituatie. Moeder gebruikte, zoals zij ter zitting aangaf, dagelijks speed.
Vader is van 21 november 2006 tot juni 2007 gedetineerd geweest. Hij is veroordeeld wegens huiselijk geweld, drugshandel, wapenbezit, beledigen van een ambtenaar en rijden zonder rijbewijs.
De kinderen zijn op 11 april 2008 - nog geen 8 maanden geleden - met een spoedmachtiging uit huis geplaatst naar aanleiding van een melding van het AMK van kindermishandeling. [minderjarige 1] was kort daarvoor opgenomen in het ziekenhuis met ernstig lichamelijk letsel waarvan de toedracht tot op heden onbekend is. Op zeven plekken zijn er botbreuken geconstateerd die volgens forensisch onderzoek maximaal twee weken voorafgaand aan de datum van de ziekenhuisopname, zijn toegebracht. De diagnose Shaken Baby Syndroom is gesteld. Ten gevolge van het toegebrachte letsel heeft [minderjarige 1] een afwijkende stand van zijn armpje.
Opgevallen is dat [minderjarige 2] heeft verklaard dat met [minderjarige 1] is gegooid. Voorts is opgevallen dat [minderjarige 1] weinig reageerde op zijn omgeving en geen contact maakte. Zijn gewicht was bij opname aan de lage kant en hij had zijn inentingen niet gehad. Zijn moeder blowde tijdens de zwangerschap.
Het staat vast dat in de thuissituatie met herhaling sprake is geweest van geweldsincidenten waarvan de kinderen getuigen zijn geweest en waarvoor vader ook is veroordeeld.
Uit het evaluatieverslag van het verloop van de ondertoezichtstelling blijkt dat vader zich een aantal malen overmatig boos heeft geuit en gedragen in de samenwerking met moeder en gezinsvoogd. Ook geeft bjz aan dat vader in zijn gedrag laat zien dat hij nog te kort schiet in zijn pedagogische vaardigheden. De relationele perikelen tussen vader en moeder wordt ook nu nog als een risico gezien waarbij moeder zich tot nu toe verstandig opstelt.
In voornoemd evaluatieverslag gedateerd op 5 september 2008 wordt aangegeven dat de relatie tussen de ouders met de nodige "ups en downs" is blijven bestaan. Ter zitting heeft moeder naar voren gebracht dat aan deze relatie thans een einde is gekomen.
Uit politieonderzoek is niet duidelijk geworden wie verantwoordelijk is voor het letsel van [minderjarige 1]. Dat niet bekend is wie de dader is, maakt dat daarmee ook niet is komen vast te staan dat moeder dan wel vader niet de dader is. In elk geval staat vast dat moeder [minderjarige 1] niet heeft kunnen beschermen tegen het geweld.
Ter zitting is gebleken dat de kinderen een maand geleden bij moeder zijn terug geplaatst.
De Raad heeft aangegeven dat dit gelet op de ernst van de voorgeschiedenis in een te vroeg stadium is gebeurd. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de veiligheid van de kinderen. Ondanks dat de kinderen reeds zijn teruggeplaatst zijn de zorgen zodanig dat de Raad aanleiding ziet de kinderrechter te verzoeken opnieuw een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Op korte termijn zal dan door de Raad onderzoek worden verricht naar de situatie van de kinderen bij moeder. Hierbij zal worden bekeken of de moeder in staat is de kinderen een veilig opvoedklimaat te bieden. Is dit niet het geval dan zal door de Raad naar andere mogelijkheden worden gezocht om de veiligheid van de kinderen te garanderen.
Hoewel moeder thans op positieve wijze met de hulpverlening samenwerkt en aangeeft gemotiveerd te zijn deelt de kinderrechter de zorg van de Raad. De kinderrechter heeft op dit moment onvoldoende vertrouwen in de moeder dat zij niet terugvalt in haar oude patroon. De nieuwe situatie is daarvoor te pril.
In september 2006 is [minderjarige 2] al een keer uithuis geplaatst vanwege een onveilige situatie thuis. Door de Raad is toen onder meer aangegeven dat vader de moeder met de baby op de arm heeft mishandeld waardoor [minderjarige 2], toen nog geen jaar oud, op de grond is gevallen. Moeder heeft toen ter zitting aangegeven graag hulp te willen en aangegeven dat zij een goede moeder is. De kinderrechter heeft reeds toen geoordeeld dat het zeer zorgelijk is dat moeder niet begrijpt dat mishandeling van haar een gevaar vormt voor haar kind en de ernst van de situatie niet inziet.
Moeder heeft reeds eerder haar relatie met de vader beëindigd en is ook reeds eerder vanuit een TVO naar hem teruggekeerd. Ook na de vorige uithuisplaatsing van [minderjarige 2].
Op grond van de verkregen informatie zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter zitting aangevuld, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van de minderjarigen de termijn van de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. De termijn bepaalt de kinderrechter in het geval van [minderjarige 2] op een jaar. Uit praktische overwegingen bepaalt de kinderrechter de termijn van [minderjarige 1] op iets korter dan een jaar, zodat de termijnen van de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen gelijk lopen.
De kinderrechter acht het bijzonder ongelukkig dat bjz de Raad niet heeft geïnformeerd over haar voornemen om geen verlengingsverzoeken tot uithuisplaatsingen in te dienen. Moeder is daardoor nu in een wel heel moeilijke situatie geplaatst.
Hoe spijtig en vervelend de kinderrechter dit ook voor moeder vindt in het belang van de veiligheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] acht zij het noodzakelijk dat (opnieuw) een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen wordt verleend. De termijn wordt daarbij gesteld op een half jaar na heden. De Raad dient thans met spoed onderzoek in te stellen en in overleg met de gezinsvoogd en moeder te bepalen wat er thans dient te gebeuren om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] een veilige leefomgeving te bieden.
BESLISSING
verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling ten aanzien van de minderjarigen
- [minderjarige 1], ingaande 5 december 2008 met een jaar, derhalve tot
5 december 2009 en
- [minderjarige 2], ingaande 11 januari 2009 tot 5 december 2009
met behoud van opdracht van de ondertoezichtstelling aan het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) te Groningen, p/a Postbus 1203;
verleent voorts machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van heden voor de duur van zes maanden.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2008.
MD
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.