Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7491

Datum uitspraak2008-12-01
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers105570/JE RK 08-963
Statusgepubliceerd


Indicatie

De vader, die de minderjarige heeft erkend, maar niet het gezag heeft, heeft haar gedurende ruim 6 jaar niet meer gezien en geen contact gehad met de moeder. Hij kan voor de ots en de uithuisplaatsing niet meer worden aangemerkt als belanghebbende. Er is geen sprake meer van family life in de zin van het EVRM.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 105570 / JE RK 08-963 beschikking d.d. 1 december 2008 inzake * [de minderjarige], geboren in de gemeente [*] [in 2000], kind van: [naam vader], wonende te [adres] en [naam moeder], wonende te [adres] De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarige. PROCESGANG Op 31 oktober 2008 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) te Groningen een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, gedateerd 29 oktober 2008, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken voor de duur van 1 jaar. Voorts is verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlenen in een accommodatie zoals vermeld in het indicatiebesluit. Op 5 november 2008 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van bureau jeugdzorg te Groningen. Op 19 november 2008 heeft de kinderrechter ter terechtzitting met gesloten deuren eerst de vraag behandeld of de vader inzake voornoemd verzoekschrift als belanghebbende dient te worden aangemerkt. Gehoord zijn daarbij: de moeder van de minderjarige, vergezeld van haar partner [naam partner], de heer J. Scholte Aalbes, namens de Raad en mevrouw W.J. Berghuis, mevrouw E. Overbeek, namens het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) en de vader, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H. Werink. In overleg met partijen is afgesproken dat de rechtbank zich bij (aparte) beschikking uitlaat over de opgeworpen vraag waarbij de Raad en de vader in de gelegenheid zijn gesteld zich binnen een week daarover schriftelijk uit te laten. De vader en zijn raadsman hebben vervolgens vrijwillig de zitting verlaten waarna voornoemd verzoekschrift zonder zijn aanwezigheid is behandeld. Bij brief van 25 november 2008 heeft de vader zijn standpunt nader toegelicht. OVERWEGINGEN De moeder (hierna te noemen: de vrouw) heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen het aanmerken van de vader als belanghebbende. Anders dan de raadsman van de vader doet betogen is de kinderrechter van oordeel dat uit het betoog van moeder blijkt dat zij zich erop beroept dat geen sprake meer is van family life tussen [naam vader] en [de minderjarige]. [naam vader] heeft [de minderjarige] voor het laatst gezien acht maanden na haar geboorte. [naam vader] heeft hetgeen door de vrouw is aangevoerd niet weersproken. De kinderrechter dient thans de vraag te beantwoorden of [naam vader] thans als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv dient te worden aangemerkt. Tussen de vrouw en [naam vader] is niet in geschil dat [naam vader] de biologische vader is van [de minderjarige]. [de minderjarige] is door [naam vader] erkend op 19 oktober 1999. Hierdoor dient [naam vader] tevens te worden aangemerkt als juridische vader van [de minderjarige] in de zin van artikel 1:199 BW. Door inschrijving in het gezagsregister d.d. 18 mei 2000 zijn de vrouw en [naam vader] gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige [de minderjarige]. Dit gezamenlijk gezag is echter beëindigd bij beschikking van deze rechtbank d.d. 20 maart 2003, waarbij is bepaald dat aan de vrouw alleen het gezag toekomt over [de minderjarige]. Deze beschikking is bij beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 november 2003 bekrachtigd. Volgens de Hoge Raad bestaat er ‘family-life’ tussen de erkenner en het kind dat hij heeft erkend en ook tussen de biologische vader en het kind, mits er bijkomende omstandigheden zijn, zoals het samenleven met dat kind, verzorging van dat kind of andere nauwe en regelmatige contacten met het kind. Bestaand ‘family-life’ kan ook weer verbroken worden. Aan de verbreking moeten, zoals de raadsman van de vader ook stelt, strenge eisen worden gesteld. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat [naam vader] [de minderjarige] gedurende een periode van ruim 6 jaar niet meer heeft gezien, noch dat er gedurende die periode sprake is geweest van enige vorm van contact. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake meer van family-life in de zin van artikel 8 EVRM tussen [naam vader] en [de minderjarige] en kan [naam vader] deswege niet worden aangemerkt als belanghebbende in kader van verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Beslist wordt als hierna is vermeld. BESLISSING bepaalt dat [naam vader] in de procedure ter zake de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] niet als belanghebbende wordt aangemerkt; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2008. Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden. Zaaknummer: 105570 / JE RK 08-963 blad 3 beschikking