Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7766

Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers92744 KG ZA 08-368
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kort geding. Contact- en straatverbod. Duur van een dergelijk verbod. Vordering strekkende tot een gebod om zich te onthouden van het consumeren van door een zorginstelling gegeven zorg.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 92744 / KG ZA 08-368 Vonnis in kort geding van 10 december 2008 in de zaak van 1. [A], wonende te [woonplaats], 2. de stichting STICHTING TALANT WONEN, gevestigd te Kollum, eisers in conventie, verweerders in reconventie, hierna te noemen [A] respectievelijk Talant en tezamen te noemen [A] c.s.; advocaat mr. drs. H. de Jong, tegen [B], wonende te Metslawier, gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen: [B] advocaat mr. B.J. de Haan. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding; - de mondelinge behandeling en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken; - de pleitnota van [B]; - de eis in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten In conventie en in reconventie 2.1. [B] heeft van 1974 tot 1988 in Den Haag samengewoond met [A]. In 1988 is [A] opgenomen in opvang- en begeleidingscentrum het Lichtpunt te Kollumerzwaag. Hierna heeft hij gewoond in gezinsvervangend tehuis Colleheim te Kollum en sinds 1995 woont hij in het kader van een begeleid wonen project van Talant in een ambulante woning aan [adres] te [woonplaats]. In die woning wonen nog drie andere cliënten van Talant. In de naastliggende huizen wonen ook cliënten van Talant. 2.2. In augustus 1996 heeft de toenmalige advocaat van [B] aangifte gedaan van onder meer wederrechtelijke vrijheidsberoving van [A] door het Lichtpunt en Colleheim. Aan deze aangifte is, na onderzoek door de politie regio Friesland, geen vervolg gegeven, omdat uit dit onderzoek niet was gebleken dat [A] tegen zijn wil in één van deze instellingen werd vastgehouden. 2.3. Bij verstekvonnis van 7 juli 2006 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is [B] op vordering van [A] op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden om op enigerlei wijze in contact te treden met [A] en om zich in de [straatnaam] en in de aan de [straatnaam] grenzende straten te begeven. [B] is van dit vonnis in verzet gekomen. Bij vonnis in verzet in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is het verstekvonnis vernietigd voor zover daarbij geen termijn was verbonden aan de opgelegde verboden en voor zover daarbij het maximum van de te verbeuren dwangsommen was bepaald op EUR 50.000,- per verbod. In het vonnis in verzet is bepaald dat de opgelegde verboden van kracht zouden zijn gedurende een periode van 2 jaar na betekening van het verstekvonnis en dat het maximum van te verbeuren dwangsommen EUR 25.000,- per verbod bedroeg. [B] heeft hoger beroep ingesteld van het verstekvonnis en het vonnis in verzet. Bij vonnis in hoger beroep van 25 juli 2007 zijn -kort gezegd- de hoogte van de aan de verboden verbonden dwangsommen en het maximum aan te verbeuren dwangsommen per verbod gewijzigd. 2.4. Bij vonnis van 10 september 2008 heeft deze rechtbank de vordering van [B] om Talant te veroordelen zich te onthouden van iedere gedraging, die de vrije omgang tussen [B] en [A] in de weg staat, afgewezen. Bij dagvaarding van 24 november 2008 is [B] van dit vonnis in hoger beroep gekomen. 2.5. Op 12 oktober 2008 liep de termijn die aan het straat- en contactverbod was verbonden af. Op 2 november 20008 is [B] naar de [straatnaam] gegaan, omdat hij met [A] wilde spreken, maar het is hem niet gelukt met [A] in contact te komen. 3. Het geschil in conventie 3.1. [A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en alle dagen en uren: I. [B] zal verbieden om na betekening van het te dezen te wijzen vonnis direct of indirect, persoonlijk, telefonisch, schriftelijk danwel op andere wijze in contact te treden met [A] voor een periode van 10 jaren althans een door de rechtbank vast te stellen periode met bepaling dat [A] bij veroordeling van [B] in het te dezen te wijzen vonnis voor zowel het onder I als het onder III gevorderde het vonnis met lijfsdwang ten uitvoer kan leggen. [A] c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en alle dagen en uren II. zal bepalen dat [B] bij iedere overtreding van het te dezen te wijzen vonnis een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,- per overtreding met een maximum van EUR 100.000,-; III. [B] zal verbieden te komen in de [straatnaam] te [woonplaats] alsmede in de aan de [straatnaam] grenzende straten zoals aangegeven op de aan deze dagvaarding gehechte plattegrond en het daartussen vallende gebied; IV. [B] zal veroordelen in de kosten van de procedure. 3.2. Zij stellen daartoe het volgende. [B] zet nog steeds alles op alles om contact te krijgen met [A]. Dat is zijn ultieme doel. Met enige regelmaat komen er mails bij Talant, de advocaat van [A] en andere derden binnen waaruit de obsessie van [B] blijkt. Daarnaast heeft [B] op 2 november 2008, na afloop van het straatverbod, [A] en andere cliënten van Talant benaderd en belaagd in de [straatnaam]. Dit heeft voor grote beroering en onrust gezorgd in de straat, bij [A] en bij andere cliënten van Talant alsmede hun ouders. [A] wil geen contact met [B] en voelt zich door de acties van [B] door [B] onder druk gezet, maar [B] wil dat niet inzien. Talant treedt in deze ook op als eiseres omdat zij het belang van haar cliënten dient te behartigen. 3.3. [B] voert verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1. [B] vordert dat de voorzieningenrechter I. primair bij vonnis- voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- [A] zal gebieden zich binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te onthouden van het consumeren van door Talant verstrekte zorg en mee te werken aan maatregelen die erop gericht zijn om de bedoelde overeenkomst/relatie met deze zorginstelling binnen voormelde termijn van twee weken te beëindigen, opdat [B] en [A] opnieuw in staat zullen zijn een vriendschappelijk en/of ander normaal contact te onderhouden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- voor elke dag dat [A] nalaat aan dit gebod te voldoen, met een maximum van EUR 25.000,-; subsidiair bij vonnis -voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- [A] zal gebieden zich binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te onthouden van het consumeren van door Talant verstrekte zorg en binnen genoemde termijn van twee weken mee te werken aan maatregelen, die erop gericht zijn [A] geen relationele zorg af te laten nemen, en die erop gericht zijn om [A] ook geen andere zorg af te laten nemen, behoudens eventueel noodzakelijke mantelzorg in de omgeving van Den Haag althans in de omgeving van zijn familie, vrienden en kennissen, en wel op zodanige wijze dat [B] en [A] opnieuw in staat zullen zijn een vriendschappelijk en/of ander normaal contact te onderhouden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- voor elke dag dat [A] nalaat aan dit gebod te voldoen, met een maximum van EUR 25.000,-; meer subsidiair een omgangsregeling vast te stellen tussen [B] en [A]; II. [A] zal veroordelen in de kosten van dit geding; III. Talant zal gebieden zich binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te onthouden van het aanbieden van zorg aan [A] en derhalve binnen voormelde termijn van twee weken mee te werken aan maatregelen, die erop gericht zijn om de bedoelde overeenkomst/relatie met [A] binnen voormelde termijn van twee weken te beëindigen, opdat [B] en [A] opnieuw in staat zullen zijn een vriendschappelijk en/of ander normaal contact te onderhouden zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,- voor elke dag dat Talant nalaat aan dit gebod te voldoen, met een maximum van EUR 75.000,-; IV. Talant zal gebieden zich te onthouden van iedere gedraging die de vrije omgang tussen [B] en [A] in de weg staat op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,- per overtreding met een maximum van EUR 75.000,-; V. Talant zal veroordelen in de kosten van het geding. 4.2. Hiertoe stelt [B] het volgende. [A] heeft zonder dat dit nodig en/of gerechtvaardigd was bij de hiervoor genoemde instellingen twee soorten zorg afgenomen, namelijk relationele zorg, dat wil zeggen zorg in verband met een beweerd relatie-conflict, en zorg in verband met een verstandelijke beperking. Er is nimmer sprake geweest van een relatieconflict, dat de afgenomen relationele zorg rechtvaardigde. [A] is destijds onder valse voorwendselen naar het Lichtpunt gelokt en is onder druk /dwang en onder invloed van manipulatie/hersenspoeling opgenomen in het Lichtpunt. Er is destijds een zorgovereenkomst gesloten zonder dat [A] daarbij aanwezig was en buiten zijn medeweten, welke overeenkomst is ondertekend door familie van [A]. Verder betwist [B] dat [A] een verstandelijke beperking heeft die afname van zorg door de hiervoor genoemde instellingen rechtvaardigt of heeft gerechtvaardigd. [B] meent dan ook dat kan worden gesteld dat [A] zonder gerechtvaardigde grond zorg afneemt met als doel te voorkomen dat er contact is met [B] of om los te komen en los te blijven van [B]. [B] meent dat [A] en Talant met een dergelijke handelwijze, waarbij het consumeren respectievelijk verlenen van zorg duidelijk gericht is tegen de persoon van [B] en tot doel heeft om het contact tussen [B] en [A] te voorkomen, onrechtmatig handelen jegens [B] en dat dit hen kan worden toegerekend. [B] en [A] hebben gedurende een zekere tijd samengewoond in een vorm die kan worden gekwalificeerd als een gezinsvorm. [B] had en heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en hiervoor bedoeld gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. [B] acht beide geschonden. [B] is van mening dat hij, mede gelet op het voorgaande en de hechte vriendschap die hij voor [A] voelt, er een zwaarwegend en spoedeisend belang bij heeft dat de overeenkomst tussen [A] en Talant wordt beëindigd. [B] en [A] zouden zo in staat worden gesteld opnieuw een vriendschappelijk en/of ander normaal contact te onderhouden. [B] meent dat de kwestie ook een algemeen belang raakt, nu [A] kennelijk direct of indirect door de overheid gesubsidieerde zorg consumeert, althans zorg die direct of indirect wordt bekostigd uit algemene middelen. 4.3. [A] c.s. voeren verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie 5.1. Vooropgesteld wordt dat een straat- en contactverbod een vergaande inbreuk maken op iemands grondrechten van bewegingsvrijheid en meningsuiting. Voor het toewijzen van dergelijke ingrijpende maatregelen moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. 5.2. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden heeft in 2006 en het gerechtshof Leeuwarden in 2007 geoordeeld dat [B] met diens voortdurende pogingen om [A] te bezoeken gedurende een periode van jaren en het direct dan wel (in)direct zoeken van contact via post, telefoon en e-mail zodanig ernstige inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van [A] dat een contact- en straatverbod van twee jaar was gerechtvaardigd. 5.3. Tussen partijen staat vast dat [B] kort na afloop van deze termijn weer in de [straatnaam] te [woonplaats] is geweest en daar heeft geprobeerd contact te krijgen met [A]. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit, alsmede uit de vordering in reconventie en de verklaring van [B] ter zitting dat hij niet gelooft dat [A] geen contact met hem wil. Zo heeft [B] verklaard dat [A] gehersenspoeld is en dat hij door zal gaan met het benaderen van [A]. Desgevraagd heeft [B] ook aangegeven geen waarde te hechten aan het standpunt van [A] dat hij niet gediend is van contact met [B] en daar zelfs psychische klachten van ondervindt. De voorzieningenrechter rekent hem dit zwaar aan. De voorzieningenrechter zal de vordering van [A] tot het opleggen van een straat- en contactverbod opnieuw toewijzen, temeer nu niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan anders geoordeeld zou moeten worden dan twee jaar geleden. 5.4. [A] heeft gevorderd dat aan het straat- en contactverbod een termijn wordt verbonden van 10 jaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met het opleggen van een dergelijke termijn het karakter en de bedoeling van de procedure in kort geding miskend wordt; het gaat immers om een voorlopige voorziening, een ordemaatregel op de korte termijn, die niet verder gaat dan met het oog op de beslissing in een bodemgeschil nodig en verantwoord is. Aan verboden als de onderhavige wordt doorgaans een termijn van een jaar verbonden. Gezien de vasthoudendheid van [B] en de omstandigheid dat hij ervan overtuigd is dat [A] wel contact wil, is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat in casu een termijn van twee jaar gerechtvaardigd is. 5.5. De vordering van [A] tot het verbinden van een dwangsom aan de verboden zal wel worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsommen alsmede het maximum aan te verbeuren dwangsommen zullen worden gematigd als hierna bepaald. 5.6. Voor het toestaan van het zware dwangmiddel van lijfsdwang ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding. Onvoldoende is gebleken dat de aan de verboden verbonden dwangsommen voor [B] onvoldoende prikkel vormen om zich aan de verboden te houden. Hierbij laat de voorzieningenrechter wegen dat aan het eerdere contact- en straatverbod ook een dwangsom was verbonden en dat [A] zijn stelling dat [B] zich weinig gelegen heeft laten liggen aan deze verboden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De enkele stelling dat [B] zo nu en dan nog steeds kaarten en brieven aan [A] heeft gestuurd, is daartoe onvoldoende. 5.7. Voorts zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut worden afgewezen, nu [A], voor wie terstond na deze uitspraak een grosse daarvan beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft. 5.8. Ten aanzien van de vordering van Talant tot het opleggen van een straatverbod overweegt de voorzieningenrechter dat Talant niet aannemelijk heeft gemaakt dat [B] een zodanig ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de andere cliënten van Talant dat dit een zo ingrijpende maatregel als een straatverbod rechtvaardigt. De door Talant gestelde gedragingen van [B] op 2 november 2008, die overigens door [B] worden betwist, acht de voorzieningenrechter daartoe onvoldoende. Deze vordering van Talant alsmede de vordering van Talant om aan dit verbod een dwangsom te verbinden zullen derhalve worden afgewezen. 5.9. [B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [A] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op: - dagvaarding EUR 85,44 - vast recht 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.155,44 6. De beoordeling in reconventie 6.1. [B] heeft aan zijn primaire en subsidiaire vordering onder I en zijn vordering onder III en IV ten grondslag gelegd dat sprake is van onrechtmatig handelen van Talant en [A]. Hij stelt hiertoe allereerst dat [A] en Talant onrechtmatig jegens hem handelen, nu het verlenen van zorg door Talant en het consumeren van zorg door [A] volgens hem erop gericht zijn om contact tussen hem en [A] te voorkomen. 6.2. De voorzieningenrechter overweegt dat wil er sprake zijn van een onrechtmatige daad van [A] c.s. jegens [B] er sprake moet zijn van een inbreuk op een recht van [B], een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan geen sprake. Er bestaat geen (ongeschreven) norm op grond waarvan [A] verplicht zou zijn contact te onderhouden met [B]. Voor zover [B] stelt dat hij recht heeft op contact met [A] omdat tussen hen sprake is geweest van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, kan hij hierin niet worden gevolgd. Nog daargelaten de vraag of het feit dat zij samen hebben gewoond, is te kwalificeren als gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, vloeit uit het feit dat zij hebben samengewoond voor [A] niet de verplichting voort om thans contact te onderhouden met [B]. Ook de omstandigheid dat er tussen [A] en [B], naar [B] stelt, een hechte vriendschap was, rechtvaardigt niet de conclusie dat [B] thans recht heeft op contact met [A]. Nu [B] geen recht heeft op contact met [A], kan niet gesteld worden dat [A] of Talant in strijd hebben gehandeld met dit recht 6.3. Voor zover [B] stelt dat Talant een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [B] en op vorenbedoeld gezinsleven tussen hem en [A] door [A] tegen zijn zin bij [B] weg te houden, kan hij in deze stelling evenmin worden gevolgd. [A] wil geen contact met [B], hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat [A] tot tweemaal toe een straat -en contactverbod tegen [B] heeft geëist. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat [A] niet uit vrije wil in [woonplaats] verblijft en/of niet uit vrije wil heeft aangegeven geen contact meer met [B] te wensen. Voorshands is derhalve niet vast komen te staan dat [A] tegen zijn zin bij [B] wordt weggehouden. 6.4. Ook is gesteld noch gebleken dat [A] en Talant hebben gehandeld of iets hebben nagelaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. 6.5. [B] heeft tot slot aangevoerd dat Talant en [A] onrechtmatig handelen, nu [A] direct of indirect door de overheid gesubsidieerde zorg consumeert, althans zorg die direct of indirect wordt bekostigd uit algemene middelen, en Talant deze zorg verstrekt, terwijl [A] volgens [B] geen recht heeft op deze zorg. De stelling strandt reeds omdat de norm waarop [B] zich in dit verband kennelijk beroept niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals [B] die stelt te hebben geleden. 6.6. Reeds op grond van het vorenstaande dienen de primaire en subsidiaire vordering onder I en de vordering onder III en IV te worden afgewezen. 6.7. Ook de meer subsidiaire vordering onder I tot het vaststellen van een omgangsregeling dient te worden afgewezen, nu voor toewijzing van een dergelijke vordering een wettelijke grondslag ontbreekt. 6.8. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden vastgesteld op: - salaris advocaat EUR 408,00 (factor 0,5 × tarief EUR 816,00) Totaal EUR 408,00 7. De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 7.1. verbiedt [B] gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis direct of indirect, persoonlijk, telefonisch, schriftelijk danwel op andere wijze in contact te treden met [A]; 7.2. verbiedt [B] om gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis te komen in de [straatnaam] te [woonplaats] alsmede in de aan de [straatnaam] grenzende straten zoals aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond en het daartussen vallende gebied; 7.3. bepaalt dat [B] bij iedere overtreding van de onder 7.1 en 7.2 vermelde verboden een dwangsom verbeurt van EUR 500,- per overtreding met een maximum van EUR 10.000,- per verbod; 7.4. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op EUR 1.155,44, 7.5. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren, 7.6. wijst het meer of anders gevorderde af, in reconventie 7.7. wijst de vorderingen af, 7.8. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op EUR 408,00. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier W. van Seijen op 10 december 2008.? fn: 445