
Jurisprudentie
BG7842
Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.013.817
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.013.817
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toewijzing verzoek eenhoofdig ouderlijk gezag.
Uitspraak
MdO
18 december 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.013.817/01
Zaaknummer eerste aanleg: 86176 / FA RK 08-521
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeentenaam],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. van der Veen,
t e g e n
[Y.],
wonende op een geheim adres,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.H.M. Skrotzki.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van
18 juni 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 17 september 2008, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voorzover het betreft de beslissing van de rechtbank dat alleen aan de vrouw het gezag zal toekomen over de hierna nader te noemen minderjarige [Z.].
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2008, heeft de moeder verzocht de vader in zijn verzoek in appel niet-ontvankelijk te verklaren althans zijn verzoek als ongegrond en/of onbewezen af te wijzen.
2.3. Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de productie, overgelegd bij het verweerschrift;
- het proces-verbaal van eerste aanleg d.d. 22 mei 2008;
- de brief van de advocaat van de moeder van 5 november 2008;
- de brief van de advocaat van de moeder van 19 november 2008;
- de pleitnotitie van de advocaat van de vader, overgelegd ter zitting van het hof op 3 december 2008.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de vader, mr. B. van der Veen;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.H.M. Skrotzki.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking d.d. 26 september 2001 heeft de rechtbank Middelburg de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 3 oktober 2001. Uit dit huwelijk is onder andere de thans nog minderja¬rige [Z.] (hierna: [Z.]) op [geboortejaar] te [geboorteplaats] geboren.
4.2. De moeder heeft op 14 april 2008 de rechtbank Roermond verzocht om - voor zover in deze procedure van belang - het gezamenlijke gezag over [Z.] te beëindigen, in die zin dat de moeder voortaan alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over [Z.]. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder toegewezen.
De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er sinds oktober 2007 geen enkele communicatie meer is geweest tussen de moeder en de vader en slechts twee keer telefonisch contact tussen de vader en [Z.]. [Z.] wenst sindsdien geen contact meer met zijn vader. De vader is niet op de hoogte van de verblijfplaats van de moeder en [Z.], zodat uitoefening van het gezamenlijk gezag praktisch onmogelijk is geworden. Mede gelet op de voorgeschiedenis van huiselijk geweld en het feit dat er in de toekomst geen herstel van de communicatie tussen de ouders is te verwachten, bestaat er een onaanvaardbaar risico dat [Z.] klem of verloren dreigt te raken. De rechtbank vindt daarin dan ook aanleiding om de moeder voortaan alleen met het gezag over [Z.] te belasten. Het belang voor het verzoek tot het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de moeder is daarmee komen te vervallen.
4.3. De vader stelt in zijn beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat er voor de toekomst geen herstel van de communicatie tussen de ouders valt te voorzien, waardoor er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [Z.] klem of verloren dreigt te raken. De vader wil graag actief betrokken blijven bij [Z.]. Bovendien belt de moeder hem met enige regelmaat. Hun communicatie moet wel verbeterd worden, eventueel onder deskundige begeleiding. De vader acht het in het belang van [Z.] dat de vader en de moeder gezamenlijk belast blijven met het ouderlijk gezag over [Z.].
Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de vader daaraan toegevoegd dat de vader inmiddels hulp heeft van de GGZ waar hij met zijn problemen terecht kan en voorts dat er na zijn detentie geen fysieke mishandeling noch bedreiging meer hebben plaatsgevonden.
4.4. De moeder stelt in haar verweerschrift dat de rechtbank haar met het eenhoofdig gezag heeft belast, mede gelet op de voorgeschiedenis van huiselijk geweld. De moeder stelt dat de vader ook na zijn veroordeling in 2004 tot aan het moment dat zij in oktober 2007 met [Z.] het huis heeft verlaten, is doorgegaan haar en de kinderen psychisch te mishandelen. De vader heeft geen inzicht in zijn problematiek en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. De vader heeft zijn agressieve stempel op het gezin gedrukt en heeft nooit het belang van zijn kinderen voor ogen gehad.
Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de moeder daaraan toegevoegd dat het voor [Z.] belangrijk is dat de moeder hem een stabiele thuissituatie kan geven. Zij heeft door het gebeurde in de afgelopen jaren weinig spankracht meer en kan de onrust die de vader veroorzaakt er niet bij hebben. De vader bedreigt het gezin nog steeds.
4.5. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.5.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient aan lid 2 van artikel 1:251 BW de volgende interpretatie te worden gegeven:
“Het uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van het kind is dat na echtscheiding het gezag gezamenlijk door de ouders uitgeoefend blijft worden, en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering komt”.
Uit deze interpretatie volgt dat voor het toekennen van het gezag aan een ouder niet slechts grond kan bestaan ingeval van ernstige (communicatie)problemen, maar dat het ook om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk kan zijn dat slechts één van de ouders met het gezag wordt belast.
4.5.2. Uit de stellingen van de moeder en uit de door haar in hoger beroep overgelegde stukken, die door de vader niet zijn weersproken, is gebleken dat de vader alle kinderen, behalve [Z.], gedurende een lange periode (zwaar) heeft mishandeld, soms met forse verwondingen tot gevolg. [Z.] is door zijn vader niet lichamelijk, maar wel geestelijk mishandeld en is regelmatig getuige geweest van de lichamelijke mishandelingen van de moeder en de andere kinderen.
De mishandelingen van de kinderen staan objectief vast, aangezien de vader daarvoor is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 6 weken voorwaardelijk en tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, met een proeftijd van 2 jaar met verplichte reclasseringsbegeleiding.
4.5.3. Als onvoldoende door de vader weersproken, staat voorts vast dat de vader na zijn detentie is voortgegaan de moeder en de kinderen geestelijk te mishandelen, hen te intimideren en te bedreigen. Hij heeft bijvoorbeeld gedreigd de moeder en de kinderen te vermoorden en vervolgens zelfmoord te plegen.
Vier maanden geleden heeft de vader daadwerkelijk een zelfmoordpoging ondernomen, hetgeen naar het oordeel van het hof duidt op ernstige psychische problemen bij de vader. Weliswaar heeft de vader gesteld dat hij via zijn huisarts op korte termijn hulp zal krijgen van de GGZ, maar hij heeft geen enkel bewijsstuk overgelegd aan de hand waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat die stelling juist is. Uit de stelling van de vader is het hof wel duidelijk geworden dat de vader tot voor kort geen aanleiding heeft gezien zich in verband met zijn gedragingen onder behandeling te laten stellen van een deskundige.
4.5.4. Ten gevolge van de gewelddadige gedragingen van de vader, is de moeder met [Z.] op 2 oktober 2007 naar een Blijf van mijn Lijfhuis gevlucht.
Op grond van het verslag van 7 oktober 2008 van de kinderhulpverleenster verbonden aan het Blijf van mijn Lijfhuis is onweersproken komen vast te staan dat de vader tijdens de telefoongesprekken die hij met [Z.] heeft gehad, [Z.] - ondanks meerdere waarschuwingen van de hulpverleenster - bij voortduring heeft belast met vragen die niet voor een kind maar voor volwassenen bestemd zijn en dat de vader niet bereid was zich te houden aan de voorwaarden die deze hulpverleenster vooraf aan die telefonische contacten had gesteld. Het lijkt dan ook niet aannemelijk dat de vader in de toekomst wel in staat zal zijn om met de moeder afspraken te maken over situaties die zich rond [Z.] zouden kunnen voordoen of zich aan te stellen voorwaarden zal kunnen houden.
Als onvoldoende door de vader weersproken, staat tevens vast dat vanaf oktober 2007 niet of nauwelijks sprake is van communicatie tussen de ouders. De moeder is zo bang voor de vader dat zij ook geen communicatie meer met hem wenst.
Zij heeft daarom een geheim adres en een nieuw telefoonnummer.
Het hof acht, gelet op de voorgeschiedenis van huiselijk geweld en de strafrechtelijke veroordeling van de vader, voldoende aannemelijk dat de angst van de moeder voor de vader reëel is en dat die angst tezamen met de traumatische ervaringen van [Z.] met zijn vader, zijn weerslag op [Z.] hebben.
Uit het verslag van het intakeoverleg/behandelovereenkomst van Y.E.G. Ewalds, behandelcoördinator en R. Clauwaert, psychiater, blijkt dat [Z.] depressief is, hij tekenen van een posttraumatische stressstoornis vertoont en dat er ten aanzien van hem signalen zijn die wijzen op een verstoorde/bedreigde ontwikkeling. Bovendien spelen loyaliteitsproblemen hem parten.
Inmiddels heeft Bureau Jeugdzorg de situatie zo ernstig geoordeeld dat zij voor [Z.] geïndiceerde zorg aangewezen acht.
4.5.5. Daarbij komt dat ter zitting van het hof is gebleken dat de vader zijn eigen functioneren en gedragingen nog steeds bagatelliseert en dat hij bij handhaving van het gezamenlijk ouderlijk gezag wil blijven indringen in het leven van [Z.] en de moeder. Ondanks het feit dat [Z.] te kennen heeft gegeven thans geen omgang met zijn vader te wensen, heeft de vader desalniettemin een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met [Z.] bij de rechtbank Roermond ingediend. Het hof sluit de mogelijkheid niet uit dat [Z.] hierdoor, nog meer dan thans het geval is, in een loyaliteitsconflict zal komen te verkeren.
4.5.6. Nu de moeder op goede gronden nu en in de toekomst geen contact met de vader wenst te hebben, is er geen behoorlijk overleg mogelijk over situaties die zich rond [Z.] kunnen voordoen. Daarnaast heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat, indien de vader met [Z.] in contact zou komen, de vader een bedreiging vormt voor de lichamelijke en emotionele ontwikkeling en de veiligheid van [Z.].
Op grond van al het vorenstaande is het hof van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [Z.] klem of verloren raakt tussen de ouders indien de ouders gezamenlijk het gezag over hem uitoefenen en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Naar het oordeel van het hof is in deze zaak zozeer sprake van een uitzonderingsgeval als door de Hoge Raad bedoeld, dat het belang van [Z.] vereist dat alleen de moeder met het gezag wordt belast.
Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bijleveld-van der Slikke, Kranenburg en Lamers en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008.