Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7867

Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers564919 BH VERZ 08-11718
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Meerderjarigenbewindvoerder aansprakelijk voor schade wegens slecht bewind. Kantonrechter stelt schade vast en veroordeelt daartoe op verzoek opvolgend bewindvoerder. Immateriële schadevergoeding wegens meermalen niet betalen van leefgeld, waardoor rechthebbende geld moest lenen ("bedelen") om levensmiddelen te kopen.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Nijmegen Zaaknummer 564919 BH VERZ 08-11718 Kenmerk PH/31/RvH BM 2899 Beschikking inzake bewindvoering De kantonrechter, Feiten Bij beschikking van de kantonrechter te Nijmegen van 12 november 2002 is tot bewindvoerder over het vermogen van [rechthebbende A] benoemd [bewindvoerder X] te [plaats]. Dit adviesbureau is de handelsnaam van de heer [persoon Y] die onder die naam in de vorm van een eenmanszaak als bewindvoerder optreedt. Bij beschikking van 26 februari 2008 heeft de kantonrechter te Nijmegen [persoon Y] ontslagen als bewindvoerder, onder gelijktijdige benoeming van de heer [Z] tot opvolgend bewindvoerder. Bij de boedelbeschrijving bij de aanvang van zijn bewind heeft [Z] o.a. vermeld: De indruk bestaat dat [bewindvoerder X] als bewindvoerder tekort is geschoten in de zorg die van een goed bewindvoerder mag worden verwacht. [bewindvoerder X] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Aangezien de hoogte van een eventuele vordering onzeker is, is deze niet opgenomen op de begin balans. De procedure Bij brief van 19 juni 2008 (ontvangen per begeleidende faxbrief van 26 augustus 2008) heeft [Z] verzocht om vast te stellen (a) dat [persoon Y] is tekortgeschoten in de zorg die van een goed bewindvoerder mag worden verwacht en (b) dat rechthebbende door slecht bewind schade heeft geleden en (c) dat [bewindvoerder X] wordt veroordeeld tot betaling van de schade aan rechthebbende. Bij brief van 29 augustus 2008 heeft de kantonrechter [persoon Y] verzocht binnen een maand een reactie te geven. Bij brief van 26 september 2008 heeft [persoon Y] om uitstel verzocht tot 1 november 2008. Bij brief van 29 september 2008 heeft de kantonrechter [persoon Y] een termijn tot 13 oktober 2008 gegeven. Bij brief van 17 november 2008 heeft [Z] zijn klacht nader gespecificeerd. Bij brief van 18 november 2008 heeft de kantonrechter [persoon Y] aangemaand voor 25 november 2008 te reageren. Bij brief van 9 december 2008 heeft de kantonrechter [persoon Y] een kopie van de brief van [Z] van 17 november 2008 gezonden met het verzoek om uiterlijk 16 december 2008 te reageren op de beide klachtbrieven. Bij brief van 15 december 2008 heeft [persoon Y] gereageerd. De beoordeling 1. De opvolgend bewindvoerder heeft gesteld dat [persoon Y] is tekort geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en daardoor schade heeft toegebracht aan rechthebbende. Deze schade bestaat – mede gelet op de nadere toelichting van 17 november 2008 - uit de volgende posten. (a) een schuld bij de Rabobank die destijds niet is meegenomen in een schuldsaneringsregeling; (b) het niet verzilveren van het recht op bijzondere bijstand ter zake de in rekening gebrachte vergoeding voor de bewindvoering in de jaren 2005 en 2006; (c) zonder noodzaak gedane terugbetalingen aan de Informatie Beheer Groep; (d) incassokosten wegens ontoereikend saldo, samenhangend met het niet aanvragen van bijzondere bijstand en het doen van onnodige betalingen; (e) immateriële schade wegens het niet kunnen overmaken van leefgeld op verschillende momenten; (f) immateriële schade wegens het schenden van vertrouwen in een door de rechter benoemde bewindvoerder; (g) de kosten van de tijd die de opvolgend bewindvoerder heeft besteed aan het opstellen van deze vordering. 2. Ter toelichting heeft de opvolgend bewindvoerder het volgende gesteld. ad a. Een vordering van de Rabobank op rechthebbende is niet meegenomen in een schuldregeling die op 8 oktober 2003 (getekend door [persoon Y] op 14 oktober en door de gemeente op 27 oktober) tot stand is gekomen bij GKB+ Nijmegen. De vordering bedroeg op die datum € 2.236,99. De overige vorderingen zijn toen voor 23% afgekocht. Door tussenkomst van de nieuwe bewindvoerder was de Rabobank achteraf alsnog bereid om genoegen te nemen met betaling van 23% van het bedrag van de vordering in oktober 2003. Het daarmee gemoeide bedrag van € 514,51 is inmiddels afgelost. De schade is dit bedrag van € 514,51, omdat de bank genoegen had moeten nemen met een lager bedrag, indien deze schuld was meegenomen in de schuldsanering. Het daarvoor door GKB+ beschikbaar gestelde bedrag was het hoogste dat zij op verantwoorde wijze aan rechthebbende had kunnen vertrekken. ad b. In 2005 is bijzondere bijstand aangevraagd, maar afgewezen. Er bestond, gezien de financiële situatie van rechthebbende wel recht op bijzondere bijstand. De schade bestaat uit de door rechthebbende betaalde vergoeding voor de bewindvoering. In 2005, 2006 en 2007 is geen aanvraag voor bijzondere bijstand gedaan, terwijl rechthebbende daarop wel recht had. Door de nieuwe bewindvoerder is in 2008 alsnog bijzondere bijstand over de bewindvoerdersbeloning van 2007 bij de gemeente aangevraagd. De gemeente heeft inmiddels positief beschikt en de bijstand alsnog toegekend. De gemeente wenst aanvragen met betrekking tot de jaren 2005 en 2006 niet meer in behandeling te nemen. De schade is gelijk aan de vergoeding die [persoon Y] over die jaren heeft ontvangen. ad c. Rechthebbende heeft een studieschuld bij de IBG voor een niet afgemaakte studie. Aangezien er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om dit bedrag op basis van draagkracht te verlagen (aanvragen van een draagkrachtmeting), heeft rechthebbende schade ter hoogte van de door [persoon Y] aan IBG betaalde bedragen. De schade bedraagt 3 maal € 61,59 = € 184,77. ad d. De rekeningen van het afgelopen jaar dienen gecontroleerd te worden op incassokosten die samenhangen met het onvoldoende saldo op de beheersrekening ten gevolge van het niet aanvragen van, onder andere, bijzondere bijstand. Wegens niet betaalde premie ziektekostenverzekering betreft het in ieder geval een bedrag van € 80,-. Overige incassokosten kunnen slechts worden getraceerd aan de hand van facturen van voorgaande jaren, die (nog steeds) niet in het bezit van de opvolgend bewindvoerder zijn. ad e. Rechthebbende heeft immateriële schade geleden. Zij heeft erg te lijden gehad van het continue gebrek aan geld op haar rekening, waardoor zij regelmatig te laat of geen leefgeld kreeg overgemaakt. Vanaf 2005 is bijzondere bijstand tot een bedrag van € 80,- per maand niet geïncasseerd. De schadevergoeding kan in redelijkheid worden beperkt tot € 500,-. Te denken is hierbij aan de vele uren die rechthebbende moest telefoneren – binnen de gestelde spreekuurtijden - om een bewindvoerder aan de lijn te krijgen over het uitblijven van het leefgeld, het moeten lenen van geld bij anderen en mogelijk zelfs honger als gevolg van geldgebrek. Door het bewind was rechthebbende geheel afhankelijk van haar bewindvoerder, waar het haar financiële zaken betrof. De keren dat zij te horen kreeg dat er geen geld was voor haar leefgeld, lag dat aan het falen van de bewindvoerder om bijzondere bijstand aan te vragen. ad f. Daarnaast is door het slechte bewind veel wantrouwen ontstaan in bewindvoerders in het algemeen. Aangezien is voldaan aan haar verzoek om een andere bewindvoerder te benoemen, wordt de schadevergoeding voor dit onderdeel gematigd tot € 100,-. ad g. De nieuwe bewindvoerder heeft verzocht om machtiging voor het besteden van 10 uur aan de voorbereiding en incasseren van deze vordering. Deze machtiging is hem door de kantonrechter verstrekt. 3. Het verzoek is aan [persoon Y] voor reactie toegezonden. Bij brief van 15 december 2008 heeft hij – zakelijk samengevat – geschreven, dat hij de opmerkingen van de huidige bewindvoerder niet of onvoldoende kan weerleggen. Alle pogingen om via de toenmalige begeleider inzicht te verkrijgen in de zaken die de opvolgend bewindvoerder aangeeft, hebben niets opgeleverd. Aangezien hij beseft dat de verantwoordelijkheid volledig bij hem ligt, laat hij de beoordeling over aan de kantonrechter. 4. Wat betreft de verschillende onderdelen van het verzoek, overweegt de kantonrechter het volgende. (a) Naar de kantonrechter begrijpt, was GKB+ in 2003 bereid een krediet van niet meer dan € 2.236,99 ter beschikking te stellen ten behoeve van de aflossing van schulden. Toen naderhand de vordering van de Rabobank alsnog door de opvolgend bewindvoerder kon worden afgelost voor € 514,51 vormde dat gehele bedrag schade, aangezien dit bij adequaat optreden van [persoon Y] destijds meegenomen had kunnen worden in het “afkoopkrediet“ van GKB+. (b) Ten onrechte heeft [persoon Y] over de jaren 2005 en 2006 geen bijzondere bijstand aangevraagd – c.q. na een aanvankelijk afwijzing daartegen niet bezwaar gemaakt of beroep ingesteld – waardoor rechthebbende een schade heeft gelijk aan de door hem geïnde bewindvoerdersbeloning. Uit het jaarverantwoordingen in het griffiedossier van rechthebbende over deze beide jaren blijkt zowel in 2005 als in 2006 € 990,72 aan vergoeding is geïnd. Bij elkaar is de schade dus € 1.981,44. (c) Zonder noodzaak heeft [persoon Y] drie betalingen aan de IBG gedaan, zonder te onderzoeken of rechthebbende wel tot betaling gehouden kon worden wegens haar geringe draagkracht. Daarmee is een bedrag van € 184,77 gemoeid. (d) Kennelijk door het ontbreken van een adequate reactie op een factuur van de ziektekostenverzekeraar zijn incassokosten ontstaan ten bedrage van € 80,-. (e) Rechthebbende heeft leed ondervonden doordat het meermalen is voorgekomen dat zij geen leefgeld kreeg uitgekeerd, omdat er geen geld op de beheersrekening aanwezig was. Indien [persoon Y] echter bijzondere bijstand voor haar had verkregen, was het besteedbare budget op jaarbasis met het bedrag van zijn beloning (bij voorbeeld: in 2005 € 990,72) toegenomen. Maandelijks zou rechthebbende dan € 82,56 meer te besteden hebben gehad. De kans dat er in dat geval geen geld zou zijn geweest om haar leefgeld uit te betalen, zou (nagenoeg) nihil zijn geweest. Omdat het leefgeld onder meer is bedoeld om de kosten van de voeding te voldoen, heeft rechthebbende onnodig leed ondervonden doordat [persoon Y] haar meermalen zonder noodzaak in de positie heeft gebracht, dat zij maar moest zien hoe zij aan eten en drinken kwam. [persoon Y] heeft daardoor gefaald in zijn eerste plicht: als bewindvoerder ervoor zorgen dat de rechthebbende – zij het op minimumniveau – zich met eigen middelen kan voorzien van de noodzakelijke levensmiddelen. Hij heeft haar aldus meermalen in de positie gebracht dat zij was aangewezen op de welwillendheid van anderen. In feite dwong hij haar te bedelen. Hij heeft daardoor bij rechthebbende leed veroorzaakt, dat als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. In goede justitie zal de kantonrechter de schadevergoeding begroten op € 250,-. (f) De omstandigheid dat rechthebbende door het (gebrek aan) optreden van [persoon Y] het vertrouwen heeft verloren in door de rechter benoemde bewindvoerders is betreurenswaardig. Het is echter geen omstandigheid die haar leed heeft berokkend, die voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking komt. (g) De door de opvolgend bewindvoerder gevraagde toestemming om voor de voorbereiding van dit verzoek 10 uur te mogen declareren is inmiddels door de kantonrechter verleend. Tegen het landelijk gebruikelijke uurtarief van professionele bewindvoerders, aangesloten bij de Branchevereniging, van € 58,- (exclusief BTW) komt dit neer op € 580,- (exclusief BTW). 5. [persoon Y] heeft een en ander niet betwist. Uit de niet betwiste stellingen van de opvolgend bewindvoerder blijkt ook dat een en ander aan hem toe te rekenen is. Bijgevolg is sprake van slecht bewind. Daarom liggen de hiervoor besproken onderdelen van het verzoek gereed voor toewijzing. De kantonrechter baseert zich op de artikelen 1: 444 en 445 jo 362 BW. BESCHIKKING De Kantonrechter stelt de schade vast op € 3.255,95 vermeerderd met de BTW over € 580,-; veroordeelt [persoon Y] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [rechthebbende A] – door tussenkomst van haar huidige bewindvoerder – dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoek, 26 augustus 2008, tot aan de dag der algehele betaling; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gewezen door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2008. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld: door de verzoeker(s) en door degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening ervan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. Het beroep dient te worden ingesteld door de indiening van een beroepschrift ter griffie van het gerechtshof te Arnhem, welk beroepschrift opgesteld dient te worden door een procureur (advocaat).