
Jurisprudentie
BG7883
Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/266 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/266 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting. Anders dan appellant meent, is hij onderzocht door een verzekeringsarts, die BIG-geregistreerd is. Bij zijn onderzoek is de informatie vanuit de behandelend sector betrokken. Gelet op de in bezwaar aangevoerde grieven, die niet onderbouwd werden met andere medische gegevens, mocht de bezwaarverzekeringsarts in dit geval volstaan met dossieronderzoek. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
07/266 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 december 2006, 06/1264 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door S. van Dalfsen.
II. OVERWEGINGEN
1. De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen derhalve voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming.
2.1. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is tot loonvormende arbeid, dat de functionele mogelijkheden fors zijn overschat, dat de primaire arts geen verzekeringsarts is en dat alleen dossieronderzoek, door de bezwaarverzekeringsarts, niet voldoende is.
2.2. Namens het Uwv is in hoger beroep gewezen op de BIG-registratie van de desbetreffende arts R. Moed, die sinds 1990 als verzekeringsarts werkzaam is voor (de rechtsvoorgangers van) het Uwv. Nu er geen nieuwe medische gegevens worden overgelegd, ziet het Uwv geen aanleiding zijn eerdere standpunt over de medische beperkingen van appellant te herzien.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv niet onzorgvuldig genoemd kan worden. Appellant is onderzocht door een verzekeringsarts, die, anders dan appellant aanneemt, BIG-geregistreerd is. Bij zijn onderzoek heeft deze verzekeringsarts de informatie vanuit de behandelend sector betrokken. Gelet op de in bezwaar aangevoerde grieven, die niet onderbouwd werden met andere medische gegevens, mocht de bezwaarverzekeringsarts in dit geval volstaan met dossieronderzoek.
3.2. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een vrijwel normaal functionerend bewegingsapparaat. Voorts is er enige beperking aan de rug en het linker been wat betreft belastbaarheid, en is in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) ook rekening gehouden met de pijnklachten, is appellant redelijk actief en gebruikte hij geen medicatie ten tijde hier van belang. Dat er een noodzaak is voor veelvuldig liggend door te brengen rustmomenten is niet aannemelijk geworden. Er is ook geen reden gezien voor het aannemen van een urenbeperking.
3.3. Nu van de kant van appellant ook geen informatie in geding is gebracht die overtuigend een andere kant uitwijst, moet de Raad oordelen dat in de FML van 6 november 2006 de medische beperkingen door het Uwv juist zijn vastgesteld.
3.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de drie resterende functies kassamedewerker, operator brug/sluisbediening en suppoost museum als voor appellant medisch passend moeten worden aangemerkt. Dit oordeel is door appellant in hoger beroep ook niet bestreden.
3.5. Gelet op de overwegingen 3.1 tot en met 3.4 kan het hoger beroep niet slagen. De aangevallen uitspraak moet dan ook, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) A.L. de Gier.
KR