Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7898

Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-183/2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

In hoger beroep wordt verdachte vrijgesproken. Uit de aangifte blijkt niet wat aangever in concreto met betrekking tot het handelen van verdachte heeft vastgesteld. Videomateriaal ontbreekt. Verdachte heeft zelf betrokkenheid ontkend. Bij deze stand van zaken kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte een strafbare betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft gehad.


Uitspraak

Zaaknummer: H-183/2008 Parketnummer: 500.235/07 Uitspraak: 4 december 2008 Tegenspraak GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA S T R A F V O N N I S gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 11 augustus 2008 in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren op [datum] 1978 op Curaçao, wonende op Curaçao. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 augustus 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de zitting in hoger beroep van 13 november 2008 op Curaçao. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. S.A. Carmelia naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat aan verdachte wordt opgelegd een, geheel voorwaardelijke, gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende 160 uren werkzaamheden ten behoeve van de gemeenschap zal verrichten. In eerste aanleg is verdachte conform voormelde vordering van de procureur-generaal veroordeeld. De telastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg. Van deze dagvaarding is een fotokopie aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt. De ontvankelijkheid De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, omdat er bij de aanhouding naar zijn mening geen redelijk vermoeden van schuld was. Dit verweer wordt verworpen. Blijkens het dossier heeft de directeur van Goisco B.V. op 25 augustus 2007 aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking c.q. diefstal en heling door vijf werknemers. Deze werknemers zouden zich samen met derden bezighouden met het wegnemen van goederen uit de winkel waar zij als kassier en controleur werkten. Volgens het proces-verbaal van aanhouding zijn naar aanleiding van deze kwestie de vijf werknemers die zich hieraan schuldig zouden maken, aangehouden, na aan het bureau recherche te zijn ontboden. Eén van hen was [verdachte], de verdachte in deze zaak. Uit de verklaring van verdachte in hoger beroep blijkt dat zij en vier andere werknemers op de bewuste dag achtereenvolgens bij hun werkgever zijn geroepen om zich over deze beschuldiging te verantwoorden en daarna naar het politiebureau zijn gestuurd om zich daar te melden, wat zij gezamenlijk hebben gedaan. Hoewel in de aangifte de namen van de betrokken werknemers niet zijn vermeld, kan er ook voor de politie geen misverstand over hebben bestaan dat de aangever het oog had op deze vijf werknemers, waaronder dus verdachte. Op basis van het vorenstaande is zij terecht als verdachte aangemerkt. Haar aanhouding was dus niet onrechtmatig. Vrijspraak Zoals hiervoor al is vermeld, richt de aangifte zich tegen vijf werknemers, waaronder verdachte, die zich samen met derden bezig zouden houden met het wegnemen van goederen uit de winkel waar zij werkten. Uit de aangifte blijkt echter niet wat de aangever in concreto met betrekking tot het handelen van verdachte heeft vastgesteld. In de aangifte wordt weliswaar verwezen naar een videoband, die aan de politie is overhandigd, waarop te zien zou zijn hoe een en ander geschiedde, maar uit het dossier blijkt niet wat er op de videobeelden staat (de band maakt geen deel uit van het dossier en de inhoud ervan is ook niet in het proces-verbaal gerelateerd). In de verklaringen van twee mede¬verdachten wordt verdachte wel (bij haar voor- of achternaam) als een van de betrokkenen bij de feiten genoemd, maar ook daarin is verder niet geconcretiseerd waaruit haar handelen heeft bestaan. Verdachte heeft zelf consequent iedere betrokkenheid bij deze feiten ontkend. Bij deze stand van zaken kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte een strafbare betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft gehad. RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN Het Hof: Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 11 augustus 20080, en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. U.I.D. Luydens, H.L. Wattel en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 4 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.