Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7956

Datum uitspraak2008-12-22
Datum gepubliceerd2008-12-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/925521-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Economische politierechter spreekt verdacht ongediertebestrijdingsbedrijf vrij van ten laste gelegde onzorgvuldigheid bij toepassing van ventilatie in een bedrijfsruimte waar een bestrijdingsmiddel was gebruikt, en waar een persoon onwel was geworden. De rechter oordeelt dat het tweede ten laste gelegde feit nietig verklaard wordt, omdat het niet duidelijk en begrijpelijk omschreven is door het Openbaar Ministerie.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Economische politierechter Parketnummer: 06/925521-07 Uitspraak d.d. 22 december 2008 Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: Rentokil Initial B.V., gevestigd te 3454 PP De Meern, Strijkviertel 70. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. zij op of omstreeks 31 januari 2007 in de gemeente Apeldoorn, al dan niet opzettelijk, ten aanzien van het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC, niet een zodanige zorgvuldigheid in acht heeft genomen, dat geen gevaar ontstond voor de mens, immers heeft zij nadat zij in een of meer ruimte(n) dat bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC heeft toegepast, na die toepassing, voor het (weer) in gebruik nemen, die ruimte(n), niet gedurende tenminste 2 uur grondig geventileerd, waardoor [slachtoffer] (ernstig) letsel heeft opgelopen; art 13 lid 4 ahf/ond A Bestrijdingsmiddelenwet 1962 2. zij op of omstreeks 31 januari 2007 in de gemeente Apeldoorn, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met (een) vastgestelde voorschrift(en) krachtens artikel 5, tweede en/of derde en/of vierde en/of zesde en/of zevende en/of achtste lid, en/of artikel 5a, eerste en/of tweede lid, en/of artikel 9, tweede en/of derde lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, immers heeft zij het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC in strijd met de bij dat bestrijdingsmiddel behorende gebruiksaanwijzing, na toepassing in een of meer ruimte(n), die ruimte(n), niet, voor het (weer) in gebruik nemen, gedurende tenminste 2 uur grondig geventileerd; art 10 lid 1 Bestrijdingsmiddelenwet 1962 Partiële nietigheid van de dagvaarding De economische politierechter is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft het onder 2 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard, aangezien het daar gestelde geen duidelijke en begrijpelijke omschrijving bevat van het ten laste gelegde. Door het overnemen van de wettekst van artikel 10, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en hierbij geen keuze te maken van de in het voornoemde artikel genoemde artikelen, dan wel de verschillende leden van de desbetreffende artikelen, is het onduidelijk welke overtreding door de officier van justitie bedoeld is ten laste te leggen. Nu deze voornoemde onduidelijkheid niet zonder meer wordt weggenomen door toevoeging van de feitelijke omschrijving zal de economische politierechter de dagvaarding voor het betreft het onder 2 ten laste gelegde nietig verklaren. De bewijsmotivering A. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van het onderhavige strafdossier. B. Het standpunt van de verdediging Door en namens verdachte is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onder meer aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat er een causaal verband bestaat tussen het onvoldoende ventileren van de ruimte en het letsel van [slachtoffer]. Niet vast staat dat het niet grondig ventileren gedurende twee uur automatisch een gevaar ontstaat voor de mens. Hiertoe is mede aangevoerd dat een blootstelling aan het middel Fedona 60 SC korte tijd nadat de ruimte is behandeld niet tot gezondheidsschade kan leiden. C. Beoordeling van de tenlastelegging Naar oordeel van de economische politierechter is het ten laste gelegde causaal verband tussen het door [slachtoffer] opgelopen letsel en het ten laste gelegde onvoldoende zorgvuldig handelen, bestaande uit het niet gedurende tenminste twee uur grondig ventileren van de ruimte waar het bestrijdingsmiddel Fedona 60 SC was toegepast, niet wettig en overtuigend bewezen. Het enkele feit dat [slachtoffer] last kreeg van gezondheidsklachten binnen korte tijd na het betreden van de met Fedona 60 SC behandelde ruimte is, zonder verdere onderbouwing, onvoldoende om het bestaan van voornoemd causaal verband tussen het letsel en het onvoldoende zorgvuldig handelen aan te nemen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de economische politierechter verdachte vrij spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Beslissing De economische politierechter: • verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig; • verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2008.